Op de trui die Abel van Gijlswijk draagt, staat ‘Jerusalem, Palestine’. Een verwijzing naar Israëls zelfverklaarde hoofdstad Jeruzalem als autonoom Palestijns grondgebied. Hij heeft het kledingstuk al een tijdje, zegt de zanger van de Amsterdamse punkband Hang Youth, maar sinds het vernietigende geweld dit najaar oplaaide, krijgt hij er in de stad voortdurend commentaar op. Daar haalt hij zijn schouders over op. “Ja, boeien.”
Hang Youth werd afgelopen jaren bekend met activistische, voortrazende, ultrakorte punkliedjes, waarvan de titels in kapitalen gespeld zijn: SHELL IS EEN PRIMA BEDRIJF (ALS IK DE WEBSITE MAG GELOVEN); JE HAAT GEEN MAANDAG, JE HAAT KAPITALISME; STEEK DE MONA LISA IN DE FIK (‘Al die shit betekent niets, als we allemaal dood zijn’) of LEG DE ZUIDAS IN DE AS.
Zit er ook een nummer over Gaza in de pijplijn? “Nee”, antwoordt Van Gijlswijk. “Over Gaza kan ik geen muziek maken, het is té gruwelijk. De kracht van de oneliners van Hang Youth is dat, hoe ogenschijnlijk plat ze ook zijn, er ook poëzie in zit die ze gelaagd maakt, en die ervoor zorgt dat je gaat nadenken. In zoiets extreem gruwelijks als wat er nu in Gaza gebeurt zit geen poëzie.” Ze hebben wel een algemener nummer opgenomen over genocide: “Dat gaat meer over de aanloop ernaartoe. Over beeldvorming en een pr-campagne vol ontmenselijking in je algoritme – en hoe je zo, voordat je het doorhebt, op een punt komt dat je wel vrede hebt met genocide.”
‘Onaangekondigd punkconcert’ voor het ministerie
Voor dit interview (in maart verschenen in OneWorld Magazine, red.) ontmoeten twee kopstukken elkaar van bands die consequent systematisch onrecht aankaarten. In the right corner: Abel van Gijlswijk (33) van Hang Youth. In the left corner: Remon Stotijn (48), rapper en producer van Postmen. De een is een spraakmakende punkzanger die nu furore maakt, de ander een invloedrijke hiphoppionier.
Van Gijlswijk trad al twee keer op tijdens een blokkade van de A12 door Extinction Rebellion en een bezetting van het terrein van staalbedrijf Tata Steel, en gaf begin september een ‘onaangekondigd punkconcert’ voor de deur van het ministerie van Financiën. Stotijn speelde op antiracismedemonstraties in de jaren 90 en gaf met zijn stichting Social Life muziekworkshops aan vluchtelingen en gedetineerden.
Beide acts hebben hun wortels in de wereldwijde rebelse cultuurstromen hiphop, reggae en punk – die alle drie ruim vijftig jaar geleden kort na elkaar ontstonden in door overheden verwaarloosde en economisch ontwrichte gemeenschappen in New York, Kingston en Londen. Subversieve culturen die – in een context van recessie, institutioneel racisme, ongelijkheid en emancipatiestrijd – gemarginaliseerde stemmen een podium gaven, braken met de gangbare regels en opvattingen in de muziekindustrie en de maatschappij, en tegenwicht boden aan het daar dominante en uitsluitende narratief van de overheersend witte status quo.
De twee hebben elkaar niet eerder ontmoet. Van Gijlswijk heeft net de televisieopnames van een popquiz achter de rug, vertelt hij: “Ik kreeg daar een vraag over Postmen, die had ik goed.” De punkzanger verwacht dik een halve eeuw na het opkomen van hiphop en punk, in een context van crises – klimaat, huizen, welvaart – en politieke verrechtsing een opleving van protestmuziek.
Van Gijlswijk: “Gewoon omdat mensen boos zijn. Ze kunnen geen huizen kopen en alles is duur. Niks is relaxed. Wappies voelen hetzelfde; alleen denken zij dat het door aliens komt. Maar het is het kapitalisme dat zo a-relaxed is. Dat is zo ingericht dat niet iedereen kan winnen: als iemand heel veel heeft, hebben anderen heel weinig. De extreem rijken worden rijker – en de rest niet. Dat systeem is het probleem. En dat bereikt een kookpunt.”
Stotijn: “Ik ken veel mensen die daarom Nederland uit vluchten. We zitten in bad shit en mensen zijn bang. Er zijn twee grote oorlogen aan de gang waar we heel de dag over horen. Het zijn scary tijden.”
Van Gijlswijk: “Onder die druk ontstaat meer rebel music, genres waarbij de urgentie echt is ingebouwd. Je hoort bij punk bijvoorbeeld dat de gevoelens er echt uit moeten bij iemand.”
Stotijn: “Ja, dat geldt voor rap ook. Ik kijk naar punk zoals ik naar hiphop kijk. Het is allebei puur en rebels. Kijk naar Lijpe.”
Van Gijlswijk: “Ik moest ook aan Lijpe denken.” Lijpe is een van de succesvolste hiphopartiesten van Nederland. De Marokkaans-Nederlandse rapper, die grotendeels de publiciteit mijdt, verhaalt in zijn muziek indringend over de worstelingen die hij om zich heen ziet in zijn gemeenschap.
Stotijn: “Hij vertelt letterlijk wat er in ons straatbeeld plaatsvindt. Hij is een volksvertegenwoordiger.”
Van Gijlswijk: “Ja, eens.”
Te militant
Postmen was 25 jaar geleden een voortrekker van het grote succes van rap in Nederland. Het debuutalbum Documents uit 1998 was het eerste Nederlandse hiphopalbum dat de platinastatus bereikte – toen nog meer dan honderdduizend verkochte exemplaren. De band kwam met zijn organische, door diepe bassen en zinderende melodieën aangedreven hiphopreggae-sound op grote popfestivals als Pinkpop en veel andere plekken waar nationale hiphopacts tot dan niet of nauwelijks voor werden geboekt. Stotijn: “Toen we een Zilveren Harp gingen ophalen in 1998, een aanmoedigingsprijs van Buma Cultuur, vroegen de bandleden van BZN ons bij de uitreiking of we daar werkten.”
Op het hoogtepunt van het succes van zijn rapgroep was Stotijn in zijn muziek en openbare optredens onomwonden fel uitgesproken over institutioneel racisme in de media, de muziekindustrie en op de arbeidsmarkt. In 1999 – hetzelfde jaar waarin Postmen de Popprijs won, de belangrijkste prijs voor popmuziek in Nederland – rapte hij in In Doubt ’99 met E-Life: “I want to see black reporters, black radio to support us, black television, black people giving orders.”
Er was veel ‘backlash’ zegt Stotijn nu. Hij vertelt over pittige discussies met witte mediaredacties, en platenmaatschappijen waar hij het kantoor binnenliep en vroeg waar de zwarte medewerkers waren. De rapgroep kwam als te militant bekend te staan om écht omarmd te worden op het gezelligheidsfeestje van wit Hilversum. “Zelfs de mensen in mijn eigen team probeerden me te remmen, omdat ze andere belangen hadden”, zegt Stotijn. “Maar ik geloof dat je trouw moet blijven aan je mindset. Dat durven weinig mensen. Ik vertelde over racisme dat ík meemaakte.”
Inmiddels is het gesprek over structureel racisme iets meer mainstream, en zijn er wat meer zwarte reporters, mediamakers en zelfs een omroep. “Ik ben lid geworden van Omroep ZWART”, zegt Stotijn. “Ze hebben me niet gecheckt voor hun openingsfeest en ik was een beetje beledigd. Ik ben je grote broer – nu héb je die shit en check je me niet.” Van Gijlswijk lacht. Op de Hang Youth-plaat HET K-WOORD uit 2021 – de ‘K’ staat voor kapitalisme – staat het nummer MAG IK OOK IN DE CAMPAGNE VOOR OMROEP ZWART (‘Want ik ben toch geen racist!’). Van Gijlswijk: “Ik had eerlijk gezegd ook iets van: hoezo heb je mij niet gecheckt?”
Voor Van Gijlswijk is het maken van protestmuziek van vitaal belang om mensen te laten nadenken over een wereld waarin ook andere belangen worden beschermd dan die van ‘de winnaars in het kapitalisme’. “Muziek heeft specifiek de power om alle bullshit te ontstijgen en een beeld te laten zien van een betere wereld. Het probleem met kapitalisme is: je kunt niet níet meedoen. Je kunt je bijna niet voorstellen hoe een wereld eruitziet die anders is ingericht. Maar kunst gaat om shit voorstellen. Om ons een betere wereld voor te kunnen stellen, moeten we beginnen met creativiteit.”
Lijpe shit
Eén act die voor Van Gijlswijk al vroeg zijn manier van kijken naar de wereld fundamenteel veranderde, is de Britse anarchistische, elektronische- muziekact The KLF. Die groep brak met bestaande noties over succes in popcultuur. “Ze brachten een gebruiksaanwijzing uit over hoe je eenvoudig een nummer 1-hit scoort: huur de duurste studio en betaal er niet voor, steel een drumloop en een melodie van de grootste hits, en flikker het allemaal op één hoop. Later hebben ze een miljoen pond cash verbrand, dat gefilmd en zijn ze met die film op tour gegaan, met als vraag aan het publiek: Waarom hebben wij dit gedaan? Het was lijpe shit.”
Voor Stotijn, al in de vroege jaren 80 breakdancer in de Rotterdamse hiphopscene, waren hiphop en reggae de genres die op jonge leeftijd zijn wereldbeeld beïnvloedden. Uitgesproken geëngageerde acts als reggaelegende Bob Marley, de strijdlustige rapgroep Public Enemy – “Dat klonk zó mighty” – en hiphopdenker KRS-One. “Ik wist letterlijk niet wat filosofie was, voordat KRS-One erover rapte. Ik leerde over de civil rights movement in de VS. We hadden ook lokale helden, zoals Def Rhymz, E-Life en DCO.”
Van Gijlswijk groeide in Amsterdam-Noord op met de ‘gekke rockshit’ van zijn vader. “Zappa, punkbands, krautrock. Toen ging ik naar de middelbare school en ie-de-reen luisterde THC – Tuindorp Hustler Click. Het was nog voordat alle muziek op internet stond; ik kreeg van mijn neef Frank, een lange witte dude uit Monnickendam, tapes met nummers van Tupac, Eminem, Xzibit. Ik stond met een been in die harde gitaarmuziek en met de andere in hiphop. Toen ik het debuutalbum van Wu-Tang Clan voor het eerst hoorde, was ik obsessed omdat ik het niet snapte. Waar de fok hebben die gasten het over?”
Stotijn: “Nergens over.”
Wu-Tang Clan creëerde op hun debuut Enter The Wu-Tang: 36 Chambers in 1993 een eigenzinnig universum met rauwe beats, schots en scheve samples, beklemmende riffs en felle, bevreemdende raps.
Stotijn: “Het is authentiek. Wu herken je meteen als Wu. Ze kwamen uit Staten Island [New York, red.], dat staat niet echt bekend als een coole plek, dus ze moesten iets eigens durven doen om op te vallen.”
Van Gijlswijk: “Een soort Amsterdam-Noord. De jongens van THC waren voor mij de eerste straatgasten die in het Nederlands rapten. Het was mythologische shit, hun poku’s [nummers, red.] waren keihard. Ze maakten beats met de meest simpele software – gewoon vette kicks en een dom geluidje. Kunst maken van helemaal niets.”
Doe-het-zelfmentaliteit
Toen Stotijn in de tweede helft van de jaren 90 debuteerde, streefde hij in zijn muziek naar het professioneel afgemixte geluid van Amerikaanse hiphopalbums; een geluid dat hij creëerde in peperdure opnamestudio’s. “Ik stond 150.000 euro in het rood.” Zijn album Royals – een warme, kleurrijke en frisse plaat waarop hij nog net zo gedreven rapt als vroeger – nam hij thuis op. “Ik heb mezelf leren mixen. Dit is de goedkoopste plaat die ik ooit gemaakt heb.”
Van Gijlswijk: “Zalig, man. Dat is de reden dat ik mijn platenlabel Burning Fik ben gestart. Ik wil het helemaal zelf doen en zelf bepalen wat ik belangrijk vind.”
Stotijn: “Dat houdt je gelukkig, of je nou blut bent of niet. Je kunt altijd werken. Je hebt in Nederland niet echt reden om skeer te zijn.”
Van Gijlswijk: “Je kunt wel skeer zijn hier.”
Stotijn: “Je kunt altijd wel íets verdienen. Er is mad werk nu overal. Ik kom van een sociale dienst-éénoudergezin dat moest rondkomen van 50 gulden in de week.”
Op Royals rapt Stotijn over de deuren die hij met Postmen opende voor de generaties na hem; over het belang van je durven uitspreken, als entertainer niet de veilige weg kiezen en de noodzaak van eenheid en solidariteit.
Stotijn: “Ik vind de boeren gangster.”
Van Gijlswijk: “De bóeren?”
Stotijn: “Heel gangster. Gewoon met tractoren heel de boel afzetten. Ze komen samen.”
Van Gijlswijk: “Ahhhh, de power.”
Stotijn: “Ze snappen dat ze alleen elkaar hebben. En als ik jou dood laat gaan, dan komen ze ook voor mij.”
Wilders
Volgens Van Gijlswijk kan het positief zijn voor een popartiest om expliciet uitgesproken te zijn. “Mijn muziek was altijd al rebels, ook toen het niet werd opgepikt. Maar het heeft ook wel voordelen. Over de tijd dat MTV heel de dag Nirvana draaide, schreef Mark Fisher: ‘Niets doet het beter op MTV, dan protesteren tégen MTV.’” Dit najaar verschijnt een nieuw album van Hang Youth en de band slaat daarop muzikaal een nieuwe weg in, met de Nederlandse muzikant en producer Thomas Azier – bekend van zijn sfeervolle en subtiele sound, zoals op zijn Edison bekroonde album Rouge uit 2017.
Van Gijlswijk: “Niet meer dezelfde tori [verhaal, red]: de rammende punkliedjes met oneliners. Het is tof dat dat nu aanslaat, maar er moet weer iets nieuws ontstaan – iets anders, iets raars.” Stotijn: “Je bepaalt sowieso niet hoe je muziek overkomt of wat iemand aan je muziek heeft. Mijn muziek is mijn testimony. Misschien kan het iemand een ander perspectief geven. Nu – of over twintig jaar.”
Van Gijlswijk: “Ik hoop mensen te laten nadenken. Dat minder mensen de volgende verkiezingen op Wilders stemmen – een enge guy die kapitalisme buiten schot houdt door met een vieze vinger te wijzen naar mensen die niet wit zijn. Ik kan deze Palestina-trui aantrekken, poku’s maken en mensen stap voor stap proberen mee te trekken in een wereld waarin we zelf het verschil kunnen maken. Je kunt alleen maar hopen dat het iets positiefs doet.”
Een langere versie van dit interview verscheen in maart 2024 in OneWorld Magazine en op 4 september 2024 op OneWorld.nl.
Verder lezen?
Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?
Word abonnee
- Digitaal + magazine — € 8,00 / maand
- Alleen digitaal — € 6,00 / maand