Hoe kwam je op het idee voor dit boek?
“Ik ben al bijna dertig jaar bezig met mannen en feminisme. Het moest eruit, dat is eigenlijk het verhaal. In 2012 stond ik op een kruispunt, ik had toen een aantal themaprojecten afgerond over vaderschap en jongens in het onderwijs bij verschillende organisaties. Ik ervoer veel fragmentatie: er zijn allerlei initiatieven die zich bezighouden met jongens en mannelijkheid, maar dat is nergens het centrale verhaal. Het gaat altijd over seksualiteit, over geweld, over vaderschap, over het glazen plafond… De mentaliteit is vaak: ‘oh ja, we moeten ook nog iets met jongens en mannelijkheid’.
“Dat jongens en mannen iets moeten met geweld tegen vrouwen, kunnen we niet meer ontkennen
“Het is eigenlijk toeval dat het nu goed uitkomt. Ik ben al jaren geleden begonnen met schrijven. Het boek is actueel door twee dingen: #MeToo heeft de vraag die mannen stellen ‘Wat moeten we en mogen we nog?’ sterker aanwezig gemaakt dan eerder. Die vraag speelde natuurlijk al langer, maar wordt nu uitgesproken. Dat geweld tegen vrouwen een probleem is wisten we al, maar nu ligt het op tafel en kunnen we er niet meer omheen. En dat jongens en mannen er iets mee moeten, kunnen we ook niet meer ontkennen.
“We moeten naar minder traditionele mannelijkheid
“Ik denk dat het met name een reactie is op het vraagstuk van legitimiteit. De legitimiteit van de traditionele mannelijke rol staat nu sinds een lange tijd ter discussie, het komt steeds meer in het gedrang. Dat heeft #MeToo ook laten zien. De praktijk van mannelijk gedrag komt steeds minder overeen met onze pretentie van beschaving. Arnon Grunberg heeft ooit gezegd: ‘wil je de feminisering terugdraaien, dan wil je de beschaving terugdraaien’.
Daarnaast geloof ik wel dat voor veel mannen de toekomst onzeker is. Het perspectief is niet duidelijk. Hun traditionele rollen zijn niet meer echt vanzelfsprekend, ze worden op de proef gesteld of zelfs ingehaald. Maar er is niemand die hen een ander perspectief biedt. Gloria Steinem zei: ‘We zijn wel heel goed geworden in het opvoeden van onze dochters zoals onze zonen, maar nog maar heel weinig mensen durven het aan om hun zonen op te voeden zoals hun dochters’. Dat is ook de kern van mijn verhaal.
“Arbeidsmarktsucces, kapitaal, status en stoerdoenerij bieden geen perspectief
Ik zie het bij mijn achttienjarige stiefzoon, die voor mijn ogen veranderde van onschuldig jongetje tot potentieel gevaar – althans, zo ging zijn omgeving hem zien. Ik vind hem nog steeds een schat van een jongen, maar ben me er ook heel bewust van dat hij zich op een leeftijd en in een peer group bevindt waar seksueel presteren en het opzoeken en overschrijden van grenzen waarschijnlijk eerder norm dan uitzondering is. Ondertussen zijn puberjongens heel onzeker en kwetsbaar: ze worstelen met fysieke en mentale veranderingen, een zoektocht naar intimiteit, relaties en seksualiteit… hoe vind je daar je weg in als de wereld je zoveel verwrongen beelden meegeeft? Dat is heel ingewikkeld. We moeten jongens en mannen dus een ander verhaal gaan vertellen over hoe het wél moet.”
Heb je je stiefzoon daarin geholpen?
“Ik hoop het. Ik moet oppassen dat ik hem niet tot ‘mijn project’ maak. Ik heb met hem expliciete gesprekken gehad over gender en seksualiteit, maar probeer ook in mijn relatie met zijn moeder het goede voorbeeld te tonen. Ik werd geconfronteerd met de worsteling: hoe kan ik als individu het verschil maken, als de rest van de wereld hem iets anders meegeeft?
“Ik heb moeten bevechten dat ik ook gewoon dingen in het huishouden doe
Lachend: “Dat is de grote vraag in mijn leven. Voor mij klopte het gewoon. Toen ik met feminisme in aanraking kwam, klikte het met mijn eigen ervaringen, met de ervaringen van vrouwen in mijn omgeving, en met mijn politieke idealen. Eind jaren tachtig kwam ik terecht in een kraakgemeenschap, waar vrouwen bezig waren hun ervaringen met seksueel geweld onder ogen te zien. Dat was dus meteen een thema waar ik in belandde.
Later belandde ik in een woongroep met vier vrouwen en één andere man. Daar hebben we negen maanden dag en nacht gediscussieerd over feminisme en geëxperimenteerd met rolverdelingen. Het werd voor mij toen duidelijk dat al het onrecht waartegen we ons verzetten, te maken had met mannen en mannelijkheid. Het mooie aan de krakersbeweging was dat we op de barricade stonden tegen onrecht, maar het ook echt anders probeerden aan te pakken in onze eigen levens.
“Mensen vragen me nog steeds of ik homo ben; dan pas ik in het plaatje
Er heerst discussie in feministische kringen of mannen zichzelf wel of niet de titel ‘feminist’ mogen toe-eigenen. Maurits de Bruijn betoogde in de Volkskrant dat zolang mannen meer voor de titel worden beloond dan vrouwen, mannen vooral hun feminisme in acties moeten tonen. Wat vind jij?
“Ik maak die discussie al lang mee en heb er geen eenduidig antwoord op. In feministische mannenkringen heb je grofweg twee kampen: het kamp dat zichzelf ‘pro-feminist’ noemt, en het kamp dat zichzelf feminist noemt. Mijn conclusie is dat er heel veel verschillende vormen van feminisme zijn; ik probeer in mijn boek met name mijn versie uit te dragen. Ik ben altijd kritisch qua walk the talk: het is heel makkelijk jezelf feminist te noemen, maar leef je daar dan ook echt naar?
Tegelijkertijd is de discussie over wat feminisme nu echt betekent ook ingewikkeld. Je kunt je afvragen: zijn witte feministen eigenlijk wel echte feministen? Zijn carrièrefeministen wel echte feministen? In mijn ogen moet je een radicaal-anarchistische feminist zijn, maar wie ben ik om anderen te vertellen wat feminisme is?
Er kleven allerlei risico’s aan de combinatie mannen en feminisme: dat mannen het feminisme gaan overnemen, en zichzelf gaan centraliseren. Het belangrijkste is uiteindelijk wat je doet, meer dan hoe je jezelf noemt. Ik juich het in ieder geval toe als mannen zich associëren met dingen die als niet-mannelijk worden gezien, omdat ze daarmee een norm doorbreken. Dat doet een label als ‘feminist’ ook. Vervolgens gaat het erom wat voor feministische actie je onderneemt.”
“Het tijdschrift van Vrouwenstudies gaf in 1995 een themanummer uit over mannelijkheid. Het beschrijft mannelijkheid als een allesverblindende zon: die zelf moeilijk gezien kan worden, maar wel al het andere belicht. Eigenlijk ben ik ook altijd bezig geweest met al het andere belichten; om aan te tonen dat het feitelijk over die zon gaat.
“Ik word gezien als lachtertje, niet als bedreiging
Ik heb overigens al heel lang geleden besloten dat ik de onwillige machomannen die negatief reageren niet ga overtuigen. Met hen wil ik af en toe best het debat aangaan, maar er valt geen winst te behalen. De winst is te behalen door laaghangend fruit naar beneden te halen. Ik hoop vooral dat er zaadjes worden geplant bij mannen die al een klein beetje op hun mannelijkheid reflecteren. De eikels van deze wereld ga ik niet overtuigen, maar ik hoop en geloof dat zij een minderheid vormen.”
Dit artikel verscheen eerder op OneWorld in juni 2018.
Verder lezen?
Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?
Word abonnee
- Digitaal + magazine — € 8,00 / maand
- Alleen digitaal — € 6,00 / maand