Het beeld dat veel Nederlanders hebben van ‘de politionele acties’ (1947-1949), waarbij Nederlandse militairen met geweld de Indonesische onafhankelijkheid probeerden te voorkomen, klopt in veel opzichten niet. Dat blijkt uit Selling a Colonial War (Nederlandse titel: ‘Indië verloren’), de nieuwe documentaire van filmmaker en journalist In-Soo Radstake (1979). Een citaat van de Griekse tragediedichter Aeschylus, dat aan het begin van de film in beeld verschijnt, spreekt boekdelen: ‘In tijden van oorlog is de waarheid het eerste slachtoffer.’
Aan de hand van diepgaand archiefonderzoek en gesprekken met onder meer historici en andere academici duikt Radstake in zijn film in het Nederlandse optreden tijdens de onafhankelijkheidsoorlog. Hij stuit op de bedenkelijke rol van de Nederlandse media, die samen met de politiek de handelingen in Indonesië moesten ‘verkopen’ aan de Nederlandse burger, zoals de titel van de film insinueert. In Nederland ontstond het beeld van een romantisch conflict tussen de brengers van beschaving en de dwarse Inheemsen. Tijdens het IDFA-festival in november won de film een prijs voor het beste gebruik van archiefmateriaal. Vanaf 11 januari is Indië verloren: Selling a Colonial War in bioscopen te zien.
In-Soo Radstake (1979) volgde de opleiding journalistiek aan het Windesheim in Zwolle en is geen vreemde in de archieven van Nederlands koloniale verleden. Hij maakte eerder films over Suriname: Het is zo fijn om Surinamer te zijn in 2008 en de documentaire Parradox in 2010, over de controversiële Surinaamse regisseur Pim de la Parra. In Made in Korea: A One Way Ticket Seoul-Amsterdam? (2007) onderzocht de documentairemaker eerder al zijn eigen roots: hij werd als drie maanden oude baby vanuit Zuid-Korea geadopteerd door een Nederlands echtpaar.
Een van de meest opzienbarende scènes uit de film is wanneer Radstake oud-minister van Buitenlandse Zaken Ben Bot (die toevalligerwijs werd geboren in de Indonesische kolonie) interviewt. Bot vertelt hoe hij in het kabinet-Balkenende II (2003-2006) samen met de premier en minister van Economische Zaken Gerrit Zalm berekende hoe duur het zou zijn als alle slachtoffers van het Indonesische koloniale verleden zouden worden gecompenseerd. 100 miljard euro. Een onmogelijk bedrag, vonden de politici. Dus worden herstelbetalingen sindsdien in Den Haag niet als een optie beschouwd.
Interview begint onder de foto.
Aan de keuken van zijn woning in Rotterdam, waar Radstake woont met zijn vriendin, actrice en theatermaker Dewi Reijs, en hun twee dochters, vertelt de Rotterdammer over zijn drijfveren om deze film te maken.
“Ik ben de laatste jaren veel in Suriname geweest – tussen 2006 en 2013 meer dan 30 keer – en heb uit persoonlijke interesse en voor projecten die nog gerealiseerd moeten worden onderzoek gedaan naar wat daar is gebeurd ten aanzien van het slavernijverleden. Ik wilde al heel graag iets doen met ‘de Oost’, onder meer omdat mijn vriendin Indische roots heeft. Net als Nadadja Kemper, een van de producenten van de film, met wie ik al twintig jaar bevriend ben maar voor het eerst samenwerk. Ik vond ook dat ik er veel te weinig van wist, en met het oog op onze kinderen dacht ik dat het goed zou zijn als ik daar wat meer vanaf zou weten. Zo is het balletje gaan rollen.”
Een film maken die het Nederlandse koloniale verleden op kritische wijze onder de loep neemt, zal vast niet overal in goede aarde zijn gevallen. Ben je tijdens het maken van de film ook tegengewerkt?
“Nee, we kamen overal binnen, maar we hebben het omdat het zo gevoelig ligt jarenlang onder de radar gehouden. Films over Nederlands-Indië en dan met name de Onafhankelijkheidsoorlog roepen altijd, volledig begrijpelijk, veel emoties op onder de Indische en Molukse gemeenschap en ook de veteranen. Het ging mij er niet om discussies uit de weg te gaan, maar om te voorkomen dat mijn film, voordat ie überhaupt te zien zou zijn, al tot discussies zou leiden die eigenlijk niks met de film te maken hebben. Nu de film af is wil ik heel graag in gesprek met iedereen die hem heeft gezien. Vandaar dat we ook al 17 ‘specials’ in het hele land hebben staan, een vertoning met een nagesprek dus.”
Interview gaat verder onder de trailer.
In je film onderzoek je heel nauwgezet het Nederlandse koloniale verleden in Indonesië. Het eindresultaat oogt als een pijnlijke spiegel voor het heden.
“De manier waarop de staat der Nederlanden naar het koloniale verleden kijkt, en naar racisme, is in die zin weinig veranderd. De Nederlandse bestuurscultuur is in 400 jaar amper veranderd. Rutte beschouwde de ‘politionele acties’ bijvoorbeeld nog steeds als een ‘binnenlandse aangelegenheid’. De gedachte is telkens: die cultuur heeft Nederland goed gediend, waarom zou je daar iets aan veranderen? Ik denk ook niet dat dit binnen tien jaar gaat gebeuren.”
Er zitten ten aanzien van die bestuurscultuur, meerdere pregnante momenten in de film. Het gesprek tussen koningin Wilhelmina en de Amerikaanse president Roosevelt in 1942 waarin de Nederlandse vorstin laatdunkend en racistisch – ze achtte de bevolking in nog geen 100 jaar klaar voor zelfbestuur – praat over Indonesië, bijvoorbeeld.
“Dat werd toen niet gezien als racistisch. Minister-president Wim Schermerhorn [van 1945 tot 1946 premier, OL.] schreef in zijn memoires over ‘bruintjes’. Over een Amerikaanse journalist van kleur, die schreef over Indonesië, wekte hij de suggestie dat hij vanwege zijn afkomst wel voor de Indonesische nationalisten zou zijn. Die manier van denken heeft de besluitvorming destijds erg beïnvloed.”
In je film blijkt dat media toen op aangeven van de politiek een rooskleurig en eenduidig beeld van de onafhankelijkheidsoorlog schetsten. De parallellen met het heden dienen zich al snel aan, zoals de wijze waarop talkshows in Nederland met het koloniale verleden omgaan. Zo toon je een fragment uit De Wereld Draait Door waarin een veteraan vertelt ‘dat het allemaal niet zo erg was’. (Fragment is in de bioscoopversie geschrapt, red.) Daar wordt op dat moment niemand, geen expert, tegenover gezet.
“Je kunt dit onderwerp niet op een Matthijs van Nieuwkerk-achtige manier behandelen. Je ziet de laatste jaren wel een verhoogd bewustzijn bij de media en er wordt wel meer aandacht aan dit onderwerp besteedt, maar het is nog steeds te weinig. Dat is trouwens geen klaagzang, maar een constatering. Er zitten daarnaast gewoon elementen in de film die nu nieuwswaardig zijn. Die hebben betrekking op anderhalf miljoen mensen met Indische roots die in Nederland wonen. Zoals dat moment met Ben Bot. Dan denk ik: als ik als journalist deze film had gezien, dan zou ik proberen die sleutelspelers bij elkaar te brengen. Maar misschien gebeurt dat niet omdat redacties niet weten hoe gevoelig dit allemaal ligt. Dat, om maar een ander voorbeeld te noemen, Nederland het enige land is dat haar overzeese personeel niet doorbetaalde tijdens de Tweede Wereldoorlog.”
Is dat struisvogelgedrag dat je in je film constateert inherent Nederlands? Of we het nu hebben over het koloniale verleden, of over zwarte piet, of over Israël-Palestina, Nederland komt er vaak slecht vanaf als je je echt in de materie verdiept.
“De academici en historici die ik in mijn film interview zijn allemaal onafhankelijk en niet verbonden aan instituties die eerder op verzoek van de overheid onderzoek deden naar het koloniale verleden. Wat mij opviel bij het lezen van internationale historische studies is dat ze veel kritischer zijn op het Nederlandse verleden, ook qua taalgebruik. We hebben een ander beeld van onszelf dan mensen in het buitenland. We roepen al jaren dat buitenlanders moeten integreren, maar kijk wat Nederlanders in het buitenland doen: die zitten in enclaves. Zodra het over onszelf gaat vinden we het lastig om dingen te benoemen. Dat lijkt me niet inherent Nederlands, andere landen lijden ook aan struisvogelgedrag.”
Interview gaat verder onder de foto.
Vaak wordt gezegd, ook in de film: daar zijn we of ze nog niet klaar voor. Is dat nonsens?
“Ik denk dat een groot deel van de experts die in de film zitten met hun publicaties kwamen op een moment dat de Nederlandse maatschappij er nog niet klaar voor was. Zoals historicus Stef Scagliola met haar boek Last van de oorlog (2002), over de oorlogsmisdaden, en historicus Louis Zweers met De gecensureerde oorlog (2013). Dan hoor je wel eens dat er zogenaamd niets geschreven is over de gevechten in Indonesië, maar er is ontzettend veel geschreven. Maar het krijgt niet dezelfde ruimte als andere onderwerpen. Wat ik me niet realiseerde is dat de experts in mijn film bijna nooit worden geïnterviewd. Ze ervoeren de aandacht die ze van mij kregen over hun specialiteit als een warm bad.”
In die zin kijken we vaak nog steeds weg.
“Voor mij gaat deze film heel erg over media, over beeldvorming, over welke verhalen wij wel en niet de ruimte geven en de machten en krachten die spelen. Dat krachtenveld tussen politiek, media en historici. Dat zie je nu ook terug in de verslaggeving rondom Palestina.”
Ook Poetin doemt in de film een paar keer op, als voorbeeld genoemd door historici, omdat hij weigert de oorlog in Oekraïne een oorlog te noemen.
“Veel interviews deed ik in het voorjaar van 2022, toen dat conflict erg speelde. Bij die historici lag die vergelijking voor de hand, en je ziet de parallellen ook gewoon: je weet dat de oorlog in Oekraïne geen ‘speciale militaire operatie’ is, net zoals de ‘politionele acties’ in de jaren veertig van de vorige eeuw een eufemisme was voor diepgaand militair ingrijpen.”
Selling a Colonial War is vanaf 11 januari te zien in bioscopen. Bij enkele vertoningen is In-Soo Radstake aanwezig voor een nagesprek en/of Q&A.
Verder lezen?
Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?
Word abonnee
- Digitaal + magazine — € 8,00 / maand
- Alleen digitaal — € 6,00 / maand