In mijn werk als Zwarte1 kunstenaar vraag ik me voortdurend af hoe ik ervoor zorg dat ik, net als Sembene, geen witheid in mijn creatieve proces laat infiltreren. Hoe ontwikkel ik mijn eigen taal van abstractie? Ik bewonder Zwarte mensen die zichzelf niet door een witte lens zien en geen last lijken te hebben van witte artistieke verwachtingen. Want witheid en vermeende witte suprematie is nog altijd alomtegenwoordig in de kunst- en cultuursector.
Cole Verhoeven (VS, ‘in de twintigste eeuw’) is een voormalig danser en acteur met de nodige #metoo-verhalen op zak. Inmiddels is ze kunstschilder, endurance performance artist, dichter en schrijver. Haar gedichten staan op BurningHousePress.com. In 2021 richtte ze uitgeverij Mkadoo Press op en bracht het boek Waarom werkt het zebrapad niet uit.
Ik ben geboren in Texas, waar een van de gruwelijkste haatmisdaden in de moderne Amerikaanse geschiedenis plaatsvond. In 1998 werd de Zwarte stofzuigerverkoper James Byrd Jr. door drie racisten vastgeketend aan een pick-uptruck en 5 kilometer voortgesleept door het stadje Jasper. Zijn dode, geamputeerde lichaam dumpten ze voor een Zwarte kerk. Twee van de drie daders werden ter dood veroordeeld. Ik woonde inmiddels in New York, waar ik werkte als danseres, en weet nog goed hoeveel indruk het maakte: hoe was het mogelijk dat zoiets nog kon gebeuren?
In 2019, toen een van de moordenaars werd geëxecuteerd, maakte ik het drieluik In Memoriam. In mijn atelier had ik stukken spaanplaat, materiaal dat chaotisch oogt en me deed denken aan hoe complex James Byrd Jr. ongetwijfeld moet zijn geweest, als mens. Door de moord was dat uitgewist. Waar hield hij van? Waar kon hij om lachen? Mijn werk was een poging om stil te staan bij zijn complexe menselijkheid, zonder het te versimpelen tot traumaporno. Want James Byrd Jr. was gereduceerd tot de zoveelste Zwarte man die op een gruwelijke manier aan zijn einde kwam.
Van kinds af aan ben ik gefascineerd door naaien en patroontekenen. Met de vrouwen in mijn familie ging ik vaak mee naar de naai- en fourniturenwinkel. Tijdens een zomer bij mijn oma in Texas zag ik voor het eerst een Ku Klux Klanlid in een volledig wit gewaad, compleet met de bekende witte puntkap met de ogen eruit geknipt. De stof raakte me bijna aan, zo dichtbij kwam hij. Ik herinner me dat ik me afvroeg of er een officieel patroon was voor zo’n KKK-gewaad. Zou dat patroon gewoon in de stoffenwinkel te koop zijn? Wie zat er achter de naaimachine om deze dingen te maken, iemands moeder of zus? Het had gemakkelijk een van mijn schooljuffen kunnen zijn, die ook de cheerleaderoutfits naaide en altijd de kant van de witte kinderen koos als ik racisme meemaakte als enige Zwarte kind in de klas.
De gedachte dat er ontelbaar veel anonieme voetsoldaten zijn, die het werk van het witte monopolie in stand houden, leidde tot de titel van een van mijn schilderijen: 925 Foot Soldiers of Alleged Supremacy. Het bestaat uit 925 roze vierkantjes op papier. Een metafoor voor de vele onzichtbare radertjes die witte superioriteitswaan mogelijk maken zonder ooit aansprakelijk te worden gesteld voor hun rol in anti-Zwart racisme. Ik schilder op hout en plastic, maar het vaakst op patroonpapier, dat wordt gebruikt bij het maken van kleding. Het is delicaat materiaal dat voor mij zowel de kracht als de kwetsbaarheid van mijn eigen lichaam reflecteert. In musea worden werken van patroonpapier met de grootste zorgvuldigheid en eerbied behandeld. Dat is Zwarte mensen historisch gezien nooit gegund.
‘Wat doe jij hier’-houding
Als Zwarte volwassene in Nederland, waar ik ruim twintig jaar woon en werk, word ik dagelijks gedwongen antiracismeactivist te zijn. Een bezoekje aan de drogisterij eindigt vaak in een amateurversie van Mission: Impossible; bewakers die me als geheim agenten achtervolgen door de zaak, fluisterend in hun oortjes. Of de musea waar ik, als kunstenaar nota bene, met een ‘wat doe jij hier’-houding word ontvangen. Of de talloze keren dat ik racistische teksten en afbeeldingen in het schoolmateriaal van mijn zoon moet aankaarten, of als het n-woord wordt gezegd door de zoveelste geschiedenisleraar.
Dat constante activisme tegen witheid, racisme en kolonialisme, zie ik bij veel Zwarte kunstenaars. Ze ageren tegen de alomtegenwoordige eurocentrische schoonheidsidealen en proberen tevergeefs de rollen om te draaien. Er zijn talloze voorbeelden: een Zwarte Mona Lisa, het Vrijheidsbeeld maar dan als een Zwarte vrouw of een victoriaans uitziend werk waarin witte mensen Zwarte mensen bedienen, om zo de uitsluiting van Zwarte figuren in 17e-eeuwse kunst tegen te spreken.
Ook de gevierde Zwarte Amerikaanse portretschilder Kehinde Wiley (1977), bekend van onder andere zijn portret van Barack Obama, zegt verscheurd en beïnvloed te zijn door het systemisch geweld dat Zwarte Amerikanen wordt aangedaan. In de stijl van de Oude Meesters portretteert hij Zwarte mensen als helden, om een tegengeluid te geven aan de negatieve beeldvorming. Deze intentie kan ook problematisch aanvoelen. Met olieverf schildert Harmonia Rosales (1984) wereldberoemde westerse werken na op canvas. Rosales doopte Botticelli’s De geboorte van Venus (ca. 1483) om naar Birth of Oshun (een godin van de Nigeriaanse Yoruba). In plaats van een witte vrouw met lang golvend roodbruin haar staat er een Zwarte vrouw met korte afro in de bekende schelp. Rosales heeft ook een eigen versie van Michelangelo’s De schepping van Adam (ca. 1511): God is in haar versie een grijze dame in een roze jurk en Adam een Zwarte vrouw. Rosales wil Zwarte mensen empoweren, maar door ze te plaatsen in de kaders van Botticelli en Michelangelo geeft ze slechts witheid opnieuw vorm. Het ultieme strelen van het eurocentrische ego en de witte canon.
Sisyfusarbeid
Hoe zorgen wij, Zwarte kunstenaars, ervoor dat wij ons eigen centrum zijn, onze eigen zon, net als Sembène? En dat we niet constant in gesprek zijn met witheid? Ik wil dat wij onszelf en ons werk kunnen voorstellen buiten de kaders van witheid. Ik vind het kwalijk dat we ons nog steeds in witte verhalen en canons proberen te voegen, dat we nog steeds proberen te bewijzen dat ‘Black Lives Matter’. Wanneer houdt het op, telkens maar weer het bewustzijn van witte mensen vergroten over kolonialisme en de daaropvolgende systemische ongelijkheid?
Wij verrichten sisyfusarbeid; de strijd tegen, of het gesprek met, witheid is nooit klaar. De acceptatievoorwaarden worden steeds opnieuw gedefinieerd, er zal altijd iets zijn wat niet voldoet aan de norm van witheid. Zoals schrijfster Toni Morrison zei: ‘Je constant verzetten tegen witheid, ermee discussiëren, het is allemaal afleiding van je eigen werk.’ Zelfs in dit essay schrijf ik over kunst en racisme, terwijl ik het liefst rond zou willen banjeren in een wereld waar dat niet relevant is.
Mooie voorbeelden zijn er zeker ook. David Hammons (1943) is een Zwarte Amerikaanse kunstenaar die mij het meest inspireert, mede omdat hij totaal geen last lijkt te hebben van een witte lens. Hammons heeft zowel een ijzersterke eigen taal als symboliek in zijn materiaalkeuze ontwikkeld. Hij verzamelt afgedankte stadsobjecten en vindt ze opnieuw uit: opgeveegd krulhaar van de Zwarte kapper, flessendopjes, kippenbotjes, sneeuw en zelfs kampeertenten die onmisbaar zijn voor dakloze mensen in de VS, maar die als wegwerpobjecten worden gebruikt door festivalbezoekers. Hammons werkt vanuit de zetel van zijn eigen Zwarte ervaring, zonder iets uit te leggen; niet aan de (veelal witte) culturele sector en ook niet aan zijn publiek.
Ook de succesvolle Ethiopisch-Amerikaanse Julie Mehretu (1970) maakt werk dat totaal geen rekening lijkt te houden met verwachtingen over hoe Zwarte kunst eruit zou moeten zien. Haar schilderijen gebruikt ze niet om haar identiteit te etaleren voor een wit publiek, het werk vloeit rechtstreeks voort uit haar eigen ik. In haar monumentale, abstracte schilderijen stelt ze haar eigen esthetiek centraal. Haar werk gaat niet over zwart zíjn, het resultaat van haar kalligrafische streken is Zwarte kunst omdat zij Zwart ís en het is Afrikaanse kunst omdat zij uit Afrika komt.
Witheid ghosten
Natuurlijk is het ook van belang om als kunstenaar activistisch werk te maken. ‘De rol van de artiest is precies hetzelfde als de rol van de geliefde’, zei schrijver James Baldwin. ‘Als ik van je houd, dan moet ik je bewust maken van alle dingen die je niet ziet.’ Maar wat als je er als Zwarte kunstenaar naar verlangt om niet altijd maar het witte publiek de dingen te tonen die het zelf niet inziet – zoals racisme. Wat als je verlangt naar het alledaagse? Naar gewoon ‘zijn’?
Voor mij is het noodzakelijk om de vermeende witte suprematie, die altijd als een olifant in de kamer staat, te ghosten als ik kunst maak, zodat ik werk kan creëren dat meer aansluit bij mijn essentie. Dat doe ik door te mediteren voordat ik begin met schilderen. Dan probeer ik mijn identiteit te strippen van alles wat de witte maatschappij me over mezelf heeft geleerd; over mijn gender, etniciteit, sociaaleconomische status. Zodat mijn creativiteit er niet door wordt gestuurd. Het is een kans om dichter bij dat deel van mezelf te komen dat door witheid onderdrukt wordt, om los te komen van de onwaarheden over mezelf die ik via witheid heb geabsorbeerd – bijvoorbeeld over mijn intelligentie, of over of mijn haarstructuur wel professioneel genoeg is. Om te onthullen wat ik altijd al ben geweest: stabiel, compleet, tevreden, stil, vrolijk en nieuwsgierig. Mijn ware artistieke wezen. Pas als ik op die fictieve ‘lege plek’ ben gearriveerd, begin ik met werken.
Door deze oefening duurde het vroeger wel een maand voor ik een schilderij af had, nu een paar dagen. Want aanvankelijk kon ik die staat van leegte maar vijf minuten volhouden, voordat de ‘witte olifant’ weer verscheen. Nu ben ik in staat om witheid drie kwartier tot een uur te ghosten. Uiteindelijk komt de witte olifant altijd weer terug; bijvoorbeeld door een herinnering aan een witte vrouw die aan mijn haar zat of een ander racistisch incident uit mijn dagelijks leven. Als ik mijzelf weer begin te zien door de ogen van witheid, stop ik met schilderen en begin ik opnieuw met mediteren.
Ik wil zo graag dat we als kunstenaars verder gaan dan Zwartheid etaleren voor een wit publiek; verder gaan dan koketteren met trauma en constant uitleggen hoe het is om Zwart te zijn. Ik wil dat we ophouden met bewijzen dat we er mogen zijn. Wij zijn de kaders en de hokjes voorbij. De cultuursector moet óns inhalen. De in 2021 overleden invloedrijke Zwarte schrijver bell hooks zei ooit: ‘De functie van kunst is om meer te doen dan te vertellen wat er is; het is er om je voor te laten stellen wat mogelijk is.’ De functie van mijn kunst is om landschappen voor te stellen waar HET (kolonialisme) nooit heeft plaatsgevonden. Waar HET nooit meer benoemd hoeft te worden, omdat HET er nooit geweest is.
Dit essay verscheen in maart 2024 in OneWorld Magazine.
Dit essay maakt deel uit van een reeks kunstessays waarin beeldend kunstenaars en professionals uit de kunstsector zich buigen over de relatie tussen kunst en rechtvaardigheid. Deze essays zijn mede mogelijk gemaakt door het Mondriaan Fonds.
- De auteur schrijft Zwart met een hoofdletter om aan te geven dat Zwart niet enkel naar een huidskleur, maar ook naar een cultuur en een gedeelde geschiedenis verwijst. ↩︎
Verder lezen?
Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?
Word abonnee
- Digitaal + magazine — € 8,00 / maand
- Alleen digitaal — € 6,00 / maand