Er werd gelachen. “De cynicus, of misschien de geschiedenis, of de realist?”
En na nog een moment: “Wijzelf? Wij als soort?”
Hij lachte nog een keer. “Midden in een overstroming is dat waar je aan denkt?”
“We wonen toch op de derde verdieping,” antwoordde ik.
“Ja, maar boodschappen doen zit er voorlopig niet in,” zei hij, terwijl hij uit het raam de straat in keek.
Het eerste wat ik deed toen duidelijk werd dat we voorlopig de deur niet uit konden was de keukenkastjes nalopen. Sinds de crisis moest ik om boodschappen te kunnen doen eerst langs een pandjeshuis. Die waren nu op elke straathoek te vinden. In een vorig leven had ik met de zelfvoldaanheid van een armlastige intellectueel niets om wereldse bezittingen gegeven, maar nu het geld niets meer waard was werd dat een serieus probleem. Ik had al de vierkante barnstenen oorbellen van mijn moeder verpatst. Er was een scherf uit een van de hoekjes, maar de vlakke stukken steen hadden nog steeds de stroperige elegantie van in honing stilstaande tijd. Vervolgens een zilveren slavenarmband en daarna een paar gouden oorbellen, ringen van zo’n bescheiden formaat dat ik hoopte er genoeg voor te krijgen om een brood te kopen. Uiteindelijk kon ik van de opbrengst nog net een paar kilo meel krijgen, gelukkig hadden we nog wat olie in huis.
“Het speet me niet dat die overvloed niet meer beschikbaar was, maar dat ik er niet van had genoten toen het er nog was
“Ik zou het nooit toegeven, maar ik maakte me nog de meeste zorgen om de boeken
Op de ochtend van de overstroming opende ik mijn ogen en de zon bescheen zoals elke dag in een langgerekte ruit van wit licht de klaprozen op het waterverfschilderij dat ooit bij mijn oma – langer dood dan ik haar gekend had – aan de muur had gehangen. Zonder ooit werkelijk actie te ondernemen om het schilderij te verplaatsen, keek ik elke dag naar het licht, bezorgd dat het rood van de immer bloeiende klaprozen zou verbleken nu het onder mijn hoede was en ik besefte dat de tijd me verraden had. Ik had met mijn ogen geknipperd en was wakker geworden met meer tijd achter me dan voor me. Hoe elastisch de tijd ook was, er was geen teruggaan waarin ik weer kon zitten op de mosterdkleurige fluwelen poef aan de voeten van mijn oma’s fauteuil terwijl zij me voorlas en de rode poes zonder staart die niet van kinderen hield zich verborg achter de los geweven bruine bouclé gordijnen.
’s Middags was het water nog niet zo hoog dat de auto’s wegdreven. Het kwam waarschijnlijk tot mijn knieën. De vreemdste dingen dreven voorbij in het stinkende, troebele water. Losse schoenen, enorme afgebroken takken, een plastic speelgoedfornuisje, kapotte paraplu’s, een dood hondje.
Ik zou het nooit toegeven aan mijn huisgenoot, maar ik maakte me nog de meeste zorgen om de boeken. Wie was ik zonder dat externe geheugen? Omdat ons huis te goed was geïsoleerd, of dat zei een bron op internet, werden ze al jaren opgevreten door een plaag van zilvervisjes. In het vorige appartement waren de boeken tegen de vochtige muren aangetast door zwarte, brokkelige schimmel. Te weinig isolatie. Misschien moest ik die verzameling ook afschrijven als een luxe uit een vorig leven. Ze waren niet eens te ruilen tegen eten of valuta.
“Ons noodpakket: radio, zaklamp, EHBO-trommel
Nadat we de hele hectische dag hadden geprobeerd het nieuws bij te houden en erachter te komen of vrienden en familie veilig waren, werden we in de vroege winterschemering overvallen door een gevoel van verlatenheid. Het flakkerende kaarslicht wierp een onheilspellend licht op de scheuren in de muren. De fundering was aan het verzakken door rot in de houten heipalen nu die aan zuurstof waren blootgesteld door het dalende grondwaterpeil. Er zat wel enige humor in het feit dat we werden getroffen door droogte en overstroming tegelijkertijd, maar zo gaat het met de meeste crises. Hoeveel moeite we ook deden het idee van een normaal leven in stand te houden, alles leek uit elkaar te vallen. Toen de opwinding was gezakt, begonnen we ons direct te vervelen, dat gaat snel. We probeerden de stroom op onze apparaten zo lang mogelijk te sparen, dus waren we op elkaar aangewezen. In het voorouderlijke licht van een paar kaarsen aan de eetkamertafel vroeg ik mijn huisgenoot of hij nog klimaatmoppen kende. Hij lachte weer. Ik was blij dat ik hem nog steeds aan het lachen kon krijgen.
Ja, ik weet nog wel een mop, zei hij.
Ik was verrast. “Vertel, vertel!”
“Waarmee schep je het water uit je huis als de zeespiegel is gestegen?”
“…”
Verder lezen?
Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?
Word abonnee
- Digitaal + magazine — € 8,00 / maand
- Alleen digitaal — € 6,00 / maand