Visualisatie van één ton CO2. In 2016 bedroeg de CO2-uitstoot van Nederland 167 miljoen ton. Beeld: Carbon Visuals / Flickr

CCS voor dummies: wat weet jij over CO2-opslag?

Het is de felst besproken technologie uit het kersverse energiebeleid van Rutte III: CO2-afvang en -opslag (CCS). Het zou dé manier moeten zijn om de CO2-uitstoot de komende twaalf jaar te reduceren. Je hebt ongetwijfeld de kritiek op de plannen meegekregen. Maar weet je eigenlijk wat CCS is en hoe het werkt? Vijf vragen over de technologie.

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee
De nieuwe regering wil de uitstoot van broeikasgassen in 2030 bijna halveren (49 procent minder uitstoot ten opzichte van 1990). Dit moet voor een groot deel gebeuren door CCS in de industriesector (denk aan aardolie, staal en chemische producten). Deze sector nam in 2016 ruim een kwart van de totale CO2-uitstoot voor haar rekening. Kan CCS deze uitstoot effectief verlagen? Tijd om de omstreden technologie eens onder de loep te nemen.

1. Wat is CCS en hoe werkt het precies?

CCS staat voor Carbon dioxide Capture and Storage. Na verbranding of vergassing van een fossiele brandstof in een fabriek, wordt het rookgas (zo heet het gas dat overblijft) naar een afvanginstallatie geleid. Daar wordt de CO2 met behulp van chemische absorberende stoffen gescheiden van andere gassen. De CO2 wordt in een volgende container gescheiden van de absorberende stof en wordt daarna samengeperst in een luchtcompressor. Voilà: pure CO2 uit de pijpleiding.

De afgevangen CO2 kan vervolgens opnieuw gebruikt worden, bijvoorbeeld voor enhanced oil recovery (“verhoogde olie-opbrengst”). Hierbij wordt de CO2 op hoge druk geïnjecteerd in een olieveld, waarmee moeilijk winbare olie wordt losgeweekt. Dit wordt al jaren gedaan, met name in Noord-Amerika. De afgevangen CO2 kan echter ook worden vervoerd naar een permanente opslaglocatie diep onder de grond, bijvoorbeeld een leeg gasveld. Dit laatste is wat de nieuwe regering wil doen.

2. Waar wordt CCS al toegepast?

Er zijn nu wereldwijd zeventien functionerende CCS-installaties. Het gros bevindt zich in Noord-Amerika. De afgevangen CO2 wordt daar bijna uitsluitend (her)gebruikt voor enhanced oil recovery. Het leeuwendeel van de bestaande CCS-installaties wordt dus juist ingezet om meer fossiele brandstoffen uit de grond te halen.
Deze fabriek op het eiland Melkøya (Noorwegen) verwerkt gas en beschikt over een CCS installatie die CO2 afvangt en via pijpleidingen afvoert naar een gasveld onder de zee.Beeld: Leonora Enking / Flickr
Op slechts vier plekken is de afgevangen CO2 alleen bestemd voor opslag, zoals in het huidige regeerakkoord staat: twee offshore in Noorwegen (bij gasverwerkingsfabrieken), een in Canada (bij een waterstoffabriek) en een in de VS (bij een ethanolfabriek). Binnen de EU zijn alle 77 CCS-projecten afgeblazen (11) of uitgesteld (66). In Nederland met name door gebrek aan draagvlak (project in Barendrecht), maar ook door economische struikelblokken (het ROAD-project in de Rotterdamse haven).

Wetenschapper aan de Radboud Universiteit Nijmegen en CO2-deskundige Heleen de Coninck is niet verbaasd over de aandacht voor CCS in het regeerakkoord, maar wel over de hooggegrepen doelstellingen: “Ja, de wetenschappelijke onderbouwing voor CCS is er, maar er zijn bar weinig voorbeelden van grootschalige CCS-projecten. Wil de regering haar doelen bereiken, dan moet de industrie onmiddellijk aan de gang en binnen korte tijd demonstreren dat het ook kan. Dat kan nog lastig worden, omdat het bijvoorbeeld nog onduidelijk is hoe de CO2-afvang in sommige fabrieken, zoals olieraffinaderijen en afvalverbrandingsinstallaties, precies moet werken.”

Wil de regering haar doelen bereiken, dan moet de industrie onmiddellijk aan de gang

Vandaar is het opmerkelijk dat de nieuwe regering bijna al haar eitjes in het CCS-mandje legt. Grootvervuilers in Nederland zijn bijvoorbeeld de aardolie- en de staalindustrie. De eerste en enige werkzame CCS-installatie bij een staalfabriek, in Abu Dhabi, is nog maar net geopend. Er zijn zelfs helemaal geen opererende CCS-installaties bij olieraffinaderijen. Wel constructieplannen: één, in Canada, voor enhanced oil recovery.

3. Waarom zouden we in Nederland CCS inzetten?

CCS kan de uitstoot van broeikasgassen in de industriesector sterk terugdringen. Dat is vooral binnen deze sector belangrijk, omdat de productieprocessen afhankelijk zijn van de verbranding van fossiele brandstoffen en omdat het alternatief daarop – elektrificatie – te duur, te ingrijpend en (nog) niet milieuverantwoord is, dat laatste door het gebrek aan groene stroomproductie in Nederland.

CCS zou een tussenoplossing kunnen bieden. Het vermindert de CO2-uitstoot in de industriesector en je ‘koopt’ zodoende tijd voor de ontwikkeling van groene energieproductie en overige duurzame alternatieven in de sector. Daarnaast is het volgens De Coninck veel goedkoper dan andere opties om industriële emissies met tientallen procenten te verminderen.

4. En waarom beter van niet?

Het zal een flinke kluif worden om CCS te implementeren in de industriesector. Volgens De Coninck vormen de kosten van CCS het grootste struikelblok. De bouw van een afvanginstallatie kost veel geld en ruimte, fabrieken moeten worden stilgelegd, en het afvangproces op zich vergt veel energie. Zolang de CO2-prijs relatief erg laag blijft, zullen industrieën er weinig voor voelen om te investeren in een CCS-installatie.

CCS is dus zonder interventie van de overheid financieel onaantrekkelijk. Zelfs mét subsidie kan het verkeerd uitpakken: “Het ROAD-project (CO2-afvang en -opslag bij een kolencentrale in de Rotterdamse Haven, red.) kwam zelfs met een subsidie van meer dan 300 miljoen euro niet van de grond”, stelt De Coninck. Tot dusver de technische en financiële bezwaren.

Visualisatie van de dagelijkse CO2-uitstoot door menselijke activiteit (in 2012). Bolletjes van 1 ton CO2 vormen een gigantische berg bovenop New York City.Beeld: Carbon Visuals / Flickr
CCS kan daarnaast de groei van groene stroom juist in de weg zitten, in plaats van er tijd voor te kopen. In de huidige plannen wordt CCS gesubsidieerd uit dezelfde pot (SDE+) die ook de ontwikkeling van duurzame energie moet ondersteunen. Milieuorganisaties bestempelen CCS daarom als een lapmiddel, die vooral het voortbestaan van fossiele brandstofbedrijven langer rekt. De maatregel staat inmiddels ter discussie: minister Wiebes stelt dat het juridisch niet mogelijk is om CCS-projecten te subsidiëren vanuit de SDE-pot.

5. Dus, hoe zit het nou?

CCS is een prijzige technologie, maar dat geldt ook voor de alternatieven. Aan de praktische uitvoering van CCS kleven veel onzekerheden, en de fikse investeringen die de technologie op de korte termijn vergt, zijn allesbehalve aantrekkelijk voor de industriesector. Toch zijn deskundigen zoals De Coninck en klimaatwetenschapper Kevin Anderson het met elkaar eens: willen we de klimaatdoelen van ‘Parijs’ halen, dan is CCS in de industriesector onvermijdelijk. Minister Wiebes mag zijn borst wel natmaken.

Lees ook:

Anderson: ‘Verban fossiele brandstoffen voor 2035’

Interview met Nicholas Stern: de juiste prijs voor CO2

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Verder lezen?

Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?

Word abonnee

  • Digitaal + magazine  —   8,00 / maand
  • Alleen digitaal  —   6,00 / maand
Heb je een waardebon? Klik hier om je code in te vullen

Factuurgegevens

Je bestelling

Product
Aantal
Totaal
Subtotaal in winkelwagen  0,00
Besteltotaal  0,00
  •  0,00 iDit is het bedrag dat automatisch van je rekening wordt afgeschreven.

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons