Aan de subsidie betalen we allemaal mee via onze maandelijkse energierekening. De prijs voor gas en stroom is opgebouwd uit verschillende posten: netbeheerkosten, leveringskosten, belasting en iets wat opslag duurzame energie (ODE) wordt genoemd. Met die laatste post wordt de subsidie voor duurzame energieprojecten gefinancierd. Met elke kWh stroom en elke kuub gas die je afneemt, vul je deze pot dus aan.
“De subsidie, met gunstige voorwaarden van de regeling, trekt veel bedrijven aan
Vooral de aanleg van zonneparken in Nederland wordt op deze manier een lucratieve business, en een voornamelijk buitenlandse aangelegenheid. En dat heeft gevolgen voor de energietransitie, én voor de omgeving van nieuwe zonneparken.
Stimulering duurzame energieproductie
Van het beschikbare geld gaat steeds meer naar zonneprojecten, schreef het FD eerder al. Zonneparken zijn namelijk relatief makkelijk te realiseren en leveren in verhouding goedkope stroom. Doedens ziet dat grote, vaak internationale, ontwikkelaars met de SDE+ meer kans krijgen om de zonneparken te ontwikkelen dan kleinere, vaak Nederlandse ontwikkelaars. Dat komt volgens Doedens doordat de SDE+ ‘kostenefficiënt’ wordt verstrekt: bedrijven die minimale kosten maken worden als eerst gefinancierd. “Hoe grootschaliger de productie van zonnepanelen, hoe goedkoper je de stroom aan de consument kunt aanbieden. Een voordeel voor grote spelers, maar lokale bedrijven blijven daardoor achter.”
Projectontwikkelaars die hun geproduceerde duurzame energie zo goedkoop mogelijk – voor 0,09 cent per opgewekte kWh – aan de consument aanbieden, krijgen voorrang op de subsidie. Daarna kunnen overige projecten, die achtereenvolgens 0,11 en 0,13 cent/kWh vragen, hun aanvraag pas indienen Producenten die méér dan 0,13 cent/kWh vragen, kunnen nog steeds subsidie aanvragen, maar bij hen wordt de ‘onrendabele top’ niet vergoed.
De subsidie vergoedt het verschil tussen de kostprijs van een hernieuwbaar energieproduct en de marktwaarde van traditionele energie – dat wordt de onrendabele top genoemd. Het verschil tussen de kostprijs van zonnestroom en de marktprijs van grijze stroom wordt middels de subsidie zo gladgestreken. Als de marktwaarde van zonnestroom stijgt, neemt de onrendabele top af en daalt evenredig de subsidie. Die kan dus minder worden met de jaren.
In januari 2020 gaat de verbrede SDE++ (Stimuleringsregeling Duurzame Energietransitie) van start. Het verschil tussen is dat in de nieuwe regeling ook CO2-reducerende opties ánders dan hernieuwbare energie in aanmerking komen voor subsidie. Of de nieuwe regeling rekening houdt met mogelijkheden voor kleinere projecten is nog niet duidelijk.
Lokale participatie
“Als gemeente moet je iets terugdoen voor de omwonenden”, zegt Sale de Vries van Synnovem, een adviesbureau voor duurzame energie en circulaire economie. “Als je een zonnepark laat bouwen en je verleent als gemeente het grondgebied hiervoor, dan kan het niet zo zijn dat de winst van een park – betaald met publiek geld – alleen naar het buitenland gaat via investeerders of ontwikkelaars. Als gemeente verleen je de vergunning, daar mag je, naast de lokale stroom, ook iets van terugverwachten.”
“Mensen horen pas van een park als de vergunning verleend is of als er al gebouwd wordt
Volgens Mulder moet het beleid van de gemeentes daarom anders. Dat de omgeving meeprofiteert zou een vereiste moeten zijn. “Wij willen dat bewoners 50 procent eigenaarschap krijgen over een park. Als eigenaars kunnen ze dan zelf bepalen wat ze met de winsten doen. Zo creëer je meer draagvlak en gaan mensen tijdig met elkaar om tafel zitten. De meeste mensen horen nu pas van het park als er een vergunning verleend wordt, of als het al gebouwd wordt.”
“Een kleiner zonnepark veroorzaakt minder overlast voor omwonenden én voor de natuur
Verkeerde prikkels
“Een waterkrachtinstallatie die duurzame stroom opwekt kán nog niet goedkoop, en krijgt dus geen subsidie
Belastingadviseur Jan de Groot is het daarmee eens: “Door de huidige SDE+-regeling hebben grotere projectontwikkelaars meer kans. Ergens snap ik dat wel, want de consument wil zo goedkoop mogelijke stroom. Subsidieer die grote projecten, maar maak óók geld beschikbaar voor nieuwe technieken die duurzame energie produceren maar nu nog wat duurder zijn. Deze technieken hebben we juist nodig in de toekomst.”
Zonnepanelen op bestaande daken?
Nederland ligt vol daken van bedrijven die benut kunnen worden, stelde ook minister Wiebes. Hij pleitte er in een Kamerbrief voor om eerst daken van bedrijven en niet-productieve grond te gebruiken voor zonne-energie. Die onbenutte bedrijfsdaken hebben alles te maken met de terugverdientijd van zonnepanelen voor (grote) bedrijven. Doordat zij relatief gunstige tarieven betalen voor stroom, ontbreekt voor hen de prikkel om massaal zonnepanelen op eigen gebouwen te leggen.
Bedrijven betalen, door de grote hoeveelheden stroom die ze gebruiken, vergeleken met particulieren een veel lagere energiebelasting 1. Hoe meer stroom, hoe voordeliger de energiebelasting in verhouding is. En hoe minder een afnemer voor stroom betaalt, hoe minder snel de kosten van duurzame systemen, zoals zonnepanelen, worden terugverdiend. Die zijn dus minder rendabel. Doedens: “Er zijn bedrijven die veel kans zouden maken op de SDE+ door een grote hoeveelheid zonnepanelen op hun daken te plaatsen. Maar de accountant van zo’n bedrijf ziet daar vaak geen financieel voordeel in door de lange terugverdientijd.”
“Leg als bedrijf je daken vol zonnepanelen en laat omwonenden van deze stroom gebruikmaken
- Hoe meer energie iemand verbruikt, hoe minder energiebelasting hij relatief betaalt. Een particulier betaalt 0,09863 euro belastingenergie per kWh, tegenover 0,00058 euro per kWh voor de grootste verbruikers. Grootverbruikers betalen dus veel minder voor stroom dan particulieren, waardoor besparingsinvesteringen minder rendabel zijn. ↩︎
Verder lezen?
Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?
Word abonnee
- Digitaal + magazine — € 8,00 / maand
- Alleen digitaal — € 6,00 / maand