Mijn vader tuurde voor zich uit en sprak geen woord. Hij vond kerstbomen maar tuttig. Bovendien; je had zo’n ding een paar weken, en daarna gooide je hem weg. Dat was toch zonde. Met dat geld kon je beter een mooie plant kopen. Die ging tenminste een tijdje mee. Maar omdat hij de discussie beu was, deed hij geen moeite meer me te weerspreken. Mam voelde zich niet goed en lag op de achterbank.
Plotseling greep iets zijn aandacht. Hij verminderde vaart en keek gefascineerd uit het raam. “Wat vind je van die bomen daar?”, vroeg hij wijzend naar de dennenbomen langs de snelweg. Het waren de bomen die ik altijd zag als ik op de snelweg uit het raam keek. “Niets bijzonders. Hoezo?”
“Kijk je wel goed?”, vroeg hij verbaasd. “Dat zijn kerstbomen, een heel veld vol!”
Nu ik beter keek, moest ik toegeven dat deze bomen inderdaad wel leken op de kerstbomen die ik in het winkelcentrum had gezien. Alleen deze waren een stuk groter, en staken nog in de aarde. Zonder mijn reactie af te wachten parkeerde hij de auto op de vluchtstrook en ontdeed zich van zijn gordel.
“Dat zijn kerstbomen, een heel veld vol!
We hingen met zijn tweeën aan de boom en trokken er met alle macht aan. Maar de wortels zaten behoorlijk diep in de grond, dus het was flink zwoegen voor de tentakels eindelijk los lieten. Voorbijrijdende auto’s toeterden en maakten afkeurende gebaren. “Bemoei je met je eigen zaken!”, schreeuwde mijn vader hen na. Tenslotte hadden we de boom met wortel en al uit de grond getrokken. We sleurden hem mee naar de auto en staken hem door de achterklep de auto in. Mam kwam beduusd overeind en zag dat een boom langs haar hoofd stak. “Waar komt die mooie kerstboom vandaan?”, vroeg ze verrast.
“We hingen met zijn tweeën aan de boom en trokken er met alle macht aan
Op kerstavond aten we net als alle andere avonden op de grond voor de tv. Ook mijn zus was thuis, en mijn moeder had iets lekkers klaargemaakt. Alles leek als vanouds, alleen stond er nu een toegetakelde kerstboom in de hoek van de kamer. Na het avondeten bekeken we onze aanwinst nog eens goed. Het ding leunde zwaarlijvig tegen de wand. Het was niet om aan te zien.
Maar mijn vader had inmiddels een borrel op en was in opperbeste stemming. “Zo zie je maar”, zei hij. “De kerstman is een oplichter. Want als we hiervoor betaald hadden, dan hadden we nu veel berouw gevoeld. Laat dat een wijze les zijn, en laat je nooit afzetten. Waar het om gaat, is het samenzijn. Of je dat nou is bij een plant, een boom, of in de struiken; het doet er niet toe.” Mijn moeder knikte instemmend.