Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld.
Word abonnee
Afgelopen week zag het zesde,
speciale rapport van het VN-klimaatonderzoeksbureau IPCC het levenslicht. Het onderzoeksrapport kwam voort uit een wereldwijde samenwerking tussen wetenschappers, waaruit duidelijk werd wat de gevolgen van de opwarming van de aarde zijn. En vooral wat het verschil is tussen 1,5 graad of 2 graden opwarming: krijgen we natte voeten of nog net niet?
Vijf over twaalf
“
De 1,5 graden doelstelling raakt uit beeld en kan alleen nog gehaald worden met grote inspanning
Duidelijk is dat het vijf over twaalf is. De 1,5 graden-doelstelling raakt uit beeld en kan alleen nog gehaald worden met grote inspanning, waarbij elk pad meebrengt dat we ook zogenaamde ‘negatieve emissies’ moeten hebben, waarbij de CO2 als het ware uit de lucht wordt gehaald. Tegelijkertijd zegt IPCC dat het dus nog wel kan – de kennis is ervoor aanwezig.
Opvallend is dat het rapport buitengewoon veel aandacht kreeg in de media. Ik vermoed zeker zoveel als indertijd het rapport
Grenzen aan de groei, van de
Club van Rome. Dit collectief hees in de jaren zeventig voor het eerst de stormbal en bracht reacties van verschillende overheden teweeg, de bekendste daarvan was misschien wel de autoloze zondag: een dag waarop iedereen zijn auto moest laten staan.
Positief aan de recente media-aandacht voor het IPCC-rapport, vond ik de aandacht voor de inhoud. Waar we tot voor kort vaak zagen dat er tegenover dit soort gedegen wetenschappelijke publicaties altijd iemand aan het woord komt die de bevindingen in twijfel trekt, zagen we nu aandacht voor de onderzoekskwaliteit en de vraag: wat betekent de opwarming van de aarde met 1,5 of 2 graden nu precies? Een snellere zeespiegelstijging, grotere impact op ecosystemen, extremere weersomstandigheden; met als gevolg daarvan grotere impact op de gezondheid, veiligheid en economie. De focusverandering richting de inhoud van deze problematiek is pure winst.
Rome, Rio en Parijs en Utrecht
De wetenschap heeft een cruciale rol gespeeld bij het oproepen van maatschappelijke en politieke aandacht voor klimaatverandering. Dat gebeurde niet alleen bij de Club van Rome, die dit jaar zijn vijftigste verjaardag viert. Ook de Earth Summit in Rio de Janeiro in 1992, staat te boek als moment dat internationaal leidde tot nieuwe inzichten.
Regeringsleiders uit de hele wereld tekenden toen een verstrekkende overeenkomst waarin afspraken werden gemaakt over het milieu en duurzame ontwikkeling. De meest concrete is het Kyoto-protocol, waarin werd afgesproken de uitstoot van broeikasgassen aan banden te leggen. Er is een directe lijn zichtbaar tussen deze afspraken en de afspraken die later op papier zijn gezet in de Overeenkomst van Parijs van 2015 – bijna 25 jaar daarna.
Op uitnodiging van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) was ik vorige week bij een bijeenkomst in Utrecht waarop Nederlandse wetenschappers nadachten over de onderzoeksagenda voor de komende jaren. Net als boeren en huizenbouwers, ziet ook de wetenschap dat klimaatverandering nieuwe vragen met zich meebrengt. Zoals het WMO vorig jaar zei: we komen hiermee in unchartered territory: we weten simpelweg niet precies wat er allemaal gaat gebeuren. Dat geldt voor de klimaatwetenschap zelf, maar ook voor bijvoorbeeld de economie: hoe zullen markten werken wanneer we aan vervuiling straks wél een prijskaartje gaan hangen?
“
Het heeft 30 tot 50 jaar geduurd voordat de urgentie zodanig gevoeld werd, dat er écht tot actie is overgegaan
De vraag die ik opwierp tijdens de NWO-bijeenkomst, was wat al die jaren gedegen wetenschappelijk onderzoek nou betekent, als de maatschappij onvoldoende respons geeft. Het heeft dertig tot vijftig jaar geduurd voordat de urgentie zodanig gevoeld werd, dat er écht tot actie is overgegaan. Kan de wetenschap de urgentie bij het grotere publiek overbrengen en een handelingsperspectief bieden?
De vraag is of dat de rol van de wetenschap is. Zoals altijd zal de wetenschap de grenzen van onze kennis moeten blijven opzoeken. Maar meer nog dan voorheen zal deze kennis moeten worden vertaald naar een taal die buiten de wetenschap wordt begrepen. Door overheden, bedrijven en burgers: kortom, door iedereen.