Het was druk in de Creatieve Stadsoase, op deze verzengend hete donderdag. Jonge mannen met ontbloot bovenlijf doken vol overgave in het beachvolleybalzand, om de blik te vangen van de in kekke bikini’s gestoken vrouwen die even verderop aan het bijbruinen waren. In een hoek van het terrein stonden ze op een rijtje, de bakken waarin gemoestuinierd kon worden, à raison de veertig euro per jaar. Ze boden een treurige aanblik.
Her en der een krop sla, veel meer viel er niet te oogsten. Een aantal bakken was of niet verhuurd, verwaarloosd of had anderszins geen vrucht gedragen.
De bakken van de stadsboeren bij stadsoase Roest
Stadstuinieren, of urban farming, wordt al enige tijd enorm aangeprezen. Zo niet als het antwoord op de wereldvoedselproblematiek door het ‘lokaliseren’ van de voedselproductie, dan toch wel als therapie om de van zijn voedsel vervreemde westerling met beide benen in de tuinaarde te krijgen.
Ook op mij, ik moet het toegeven, oefent de moestuin een enorme aantrekkingskracht uit. Het begon met de prachtfilm Another Year van de Engelse regisseur Mike Leigh (2010). De hoofdrolspelers zijn het oudere echtpaar Tom en Gerri die in hun moestuin scharrelen en schoffelen en ondertussen ongelukkige vrienden opvangen. Zo wilden wij ook wel oud worden, zeiden mevr. Ariëns en ik tegen elkaar.
Dat door en door geromantiseerde beeld van de moestuin heeft de laatste tijd wel wat deukjes opgelopen. Het eerste jaar wilden de groenten nog wel, al oogstten we dan in een seizoen net voldoende spinazie voor één gezinsmaal. Dit jaar zijn de resultaten bedroevend, terwijl mevr. Ariëns echt wel over een paar groene vingers beschikt. Het was een eendrachtig verbond van slakken, sluipwespen en de weergoden (te koud voorjaar) dat onze kruisbessen, slakroppen en boontjes de das omdeed.
De radijsjesoogst na drie maanden wachten
In onze buurt in Leiden worden we omgeven door geharde moestuiniers, van vér voor de hype, die meestal een tuin huren in het belendende Warmond. Veel idyllischer kun je het niet krijgen. Op een eiland in de Kager plassen, omgeven door heggen, en met een verbod op de bouw van huisjes. We kennen er een Tom en Gerri-achtig echtpaar, dat een schitterende tuin onderhoudt vol van vergeten groenten, allerhande bessenstruiken en fruitbomen. Maar ook zij schetsen een grimmig beeld van het leven op de moestuin. Het is hard werken, weet je, week in, week uit. Vakantie nemen is onmogelijk want de tomatenoogst, bijvoorbeeld, laat zich niet naar jouw reisplannen modelleren. Je laat anderen in jouw afwezigheid ook niet de vruchten plukken van jouw noeste arbeid. En dan had je nog de grote vijand van de Warmondse tuinier, de veenmol. Dat is, anders dan de naam doet vermoeden, een akelig insect dat zich ingraaft en gek is op groenten, aardappels en gras. Die kon niet anders dan na een lang gevecht worden uitgeroeid.
Mevr. Ariëns wilde het nog steeds wel, zo’n Warmondse moestuin, maar dan zou ze wel meteen met werken stoppen. Met twee (bijna) volwassen zonen die geheel op ons budget drukken, was dat even geen optie.
Al met al was het voldoende om mijn eigen moestuinplannen voorlopig – in ieder geval tot na mijn pensionering – in de ijskast te zetten. Als ik al afhaakte, hoe moet het dan de Amsterdamse hipsters vergaan met hun bakken van bijvoorbeeld www.makkelijkemoestuin.nl en hun weckworkshops? Die hebben het snel gezien, vrees ik. Moestuinieren vereist een vooroorlogs aandoend doorzettingsvermogen en lange adem. De oplossing voor het wereldvoedselvraagstuk komt van de professionals, niet van de hippe hobbyboeren.
Hans Ariëns is hoofdredacteur van OneWorld, het journalistieke platform over verbondenheid tussen hier en daar en duurzaam leven.