Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld.
Word abonnee
Het aantal drijvende zonneparken op wereldniveau is de laatste jaren flink toegenomen, meldde vakblad
PV Magazine. Zeker voor kleine, dichtbevolkte gebieden als Nederland kunnen drijvende zonneparken van pas komen bij de energietransitie.
Het afgelopen jaar werden er in Nederland 4 miljoen zonnepanelen geïnstalleerd. Met een geschatte toename van 50 procent aan beschikbare zonne-energie lijkt er voldoende reden tot juichen, zeker als daar de drijvende zonneparken nog bijkomen.
Veel werk aan de winkel
Volgens Wiep Folkerts, directeur van SEAC-TNO (
Solar Energy Application Centre, een onderzoeks- en kenniscentrum op het gebied van zonne-energietoepassingen) en tevens voorzitter van
het Nationaal Consortium Zon op Water, is enige relativering echter op zijn plaats. “Het totale vermogen van geïnstalleerde zonnepanelen komt nu uit op ruim 4 gigawatt: dat lijkt al heel wat. Maar om de energietransitie in Nederland te realiseren, dat wil zeggen ervoor te zorgen dat we in 2050 onze energie alleen nog duurzaam opwekken, moeten we in dertig jaar tijd toe naar 200 gigawatt aan zonnepanelen. Dat is vijftig keer zo veel als we nu hebben!”
De omvang van de bijdrage die zonne-energie aan de energietransitie moet gaan leveren wordt nogal eens onderschat door beleidsmakers, stelt Wijnand van Hooff, programmadirecteur TKI Urban Energy, sprekend uit ervaring. En de recente groei van grote zonneparken op land doet sommigen vrezen dat straks het hele land vol met zonnepanelen ligt. Ook is er verzet van boeren: zonnepanelenparken zouden ten koste gaan van landbouwgrond en de voedselproductie.
“
De vraag is nu waar beschikbare ruimte is om zonnepanelen te plaatsen. Dan kom je al gauw bij water uit
Van Hooff nuanceert die angst: “In natuur- en recreatiegebieden mag je sowieso geen zonneparken bouwen, en om aan de energietransitie-opgave voor 2050 te voldoen heb je voor zonne-energie wel veel ruimte nodig, maar in de praktijk komt het neer op zo’n 1 tot 2 procent van de totaal beschikbare landbouwgrond. Dat hebben wij vorig jaar
berekend. In die ‘
roadmap’, oftewel routekaart, gemaakt in samenwerking met SEAC, TNO, ECN en de Universiteit Utrecht, zijn de huidige stand van innovatie, maar ook de kosten, draagvlakkwesties en kansen voor meervoudig ruimtegebruik in kaart gebracht.”
Ondanks alle recente ontwikkelingen blijft het een enorme opgave om aan de doelstelling voor 2050 te voldoen. Folkerts: “Momenteel komt in Nederland het grootste aandeel zonne-energie bij zonnepanelen in de gebouwde omgeving vandaan, zo’n 70 procent. Dat omvat zowel daken als gevels. Daarnaast is er de laatste jaren sprake van een explosieve groei aan zonneparken op het land, momenteel goed voor pak ‘m beet 29 procent. De resterende 1 procent zit ‘m in de infrastructuur, zoals langs wegen, bermen en geluidsschermen, en in zonneparken op water. De vraag is nu: waar is er nog meer beschikbare ruimte om zonnepanelen te plaatsen? En dan kom je al gauw bij water uit.”
Zeeën van ruimte
“Het totaaloppervlak van Nederland bestaat voor ongeveer
een vijfde uit water”, licht Rik Jonker, coördinator zonne-energie bij Rijkswaterstaat (RWS), toe. “Deze 8.000 vierkante kilometer, oftewel 800.000 hectare aan binnenwateren, omvat de Zeeuwse wateren, het Markermeer, de Friese meren, de Waddenzee, tot en met rivieren en slootjes. Maar ook industrieel water, zoals afvalwater uit de industrie en sloten rondom bedrijfsterreinen waarin regenwater wordt opgevangen. Daarnaast heeft Nederland nog eens zo’n 6.000.000 hectare aan buitenwater, de zee: het Noordzeegebied.”
Daar is dus voldoende ruimte. “Dat hebben de grote windmolenpark-jongens allang ontdekt”, zegt Van Hooff. “Maar offshore windturbineparken bieden ook voor zonnepanelen grote kansen. De molens staan op zee vaak wel een kilometer uit elkaar. Daar kun je een heleboel drijvende panelen tussen kwijt. Dat ligt ook voor de hand: niet alleen vanwege de beschikbare ruimte, maar ook vanwege de aanwezigheid van infrastructuur, zoals bekabeling, die bij offshore windparken al aanwezig is. Daarnaast hebben zonnepanelen op zee een groot voordeel: door de lagere temperaturen van het zeewater worden ze beter gekoeld, wat ten goede komt aan het rendement van de panelen.”
Ruig water
Ook los van de Noordzee zit er in Nederland een aanzienlijk groeipotentieel, volgens Folkerts. “Zo zijn wij momenteel met de werkgroep Zon Op Water bezig met onderzoeken bij De Slufter (grootschalige opslagplaats voor vervuild slib in de Rotterdamse Maasvlakte, red). De grootste uitdaging voor zonnepanelen op water is om de golven te trotseren. Nu kun je water qua ruigheid onderverdelen in vier categorieën: van categorie 1, het slootje in je achtertuin tot en met categorie 4, de Noordzee. De Slufter zit tegen categorie 3 aan, wat zo’n beetje gelijk staat aan het IJsselmeer. Daar testen wij niet alleen op materiaal, zoals verschillende types zonnepanelen, maar ook plastic versus betonnen drijvers, roterende (‘tracking’) versus vaste bevestigingen, maar ook verschillende elektrische configuraties, zoals de bekabeling en omvormers van gelijkspanning naar wisselstroom.”
“
Leidse startup Oceans of Energy gaat op de Noordzee tests met drijvende zonnepanelen uitvoeren
De gedachte achter de werkgroep is om alle opgedane kennis en ervaringen met elkaar te delen. Van lopende projecten, zoals het burgerinitiatief
de Lingewaard, maar ook van testlocaties als De Slufter, Den Helder en Scheveningen, waar de Leidse startup
Oceans of Energy op de Noordzee tests met drijvende zonnepanelen gaat uitvoeren. Die kennis en ervaring kan in de toekomst worden gebruikt om het slagingspercentage bij aanvragen en aanbestedingen te vergroten, om zodoende de energietransitie een flinke slinger te geven.
Stap voor stap
Hoewel volgens Jonker van RWS in principe al het water geschikt is voor zonnepanelen, is het logisch om te beginnen met industrieel water. Dat wil zeggen water zonder een ecologische functie—een drijvend zonnepark dat het landschap niet verstoort, zodat mensen er ook niet zo snel bezwaar tegen zullen hebben. “Delta- en havengebieden, zoals de Slufter bij Rotterdam, maar ook de baggerdepots van RWS, waarin het bagger uit kanalen wordt opgeslagen, en industrieel water rondom industrieterreinen en waterreservoirs, waar boeren hun water in opslaan om bij droogte hun gewassen mee te besproeien, zijn daar prima voorbeelden van.”
Onderzoek moet volgens Jonker uitwijzen wat het beste werkt, verder is het gewoon een schaalkwestie. “Je kunt het vergelijken met windmolens. Daarvan is de prijs in de afgelopen jaren met zo’n driekwart gedaald.”
Ook op Europees en zelfs mondiaal niveau heeft Jonker veel vertrouwen in de combinatie zon en water. “70 procent van het aardoppervlak bestaat uit water. De meeste wereldsteden liggen aan de kust. Denk aan New York, Rome of Barcelona. Door rondom die steden zonnepanelen op zee te leggen, zou je theoretisch alle
klimaatdoelstellingen in Nederland (49 procent minder uitstoot van broeikasgassen in 2030 en 95 procent in 2050 ten opzichte van 1990,
red.) maar ook wereldwijd in één klap kunnen realiseren. Zeker in combinatie met windenergie zou je met drijvende zonnepanelen heel Europa makkelijk van stroom kunnen voorzien.”