Het was een historisch moment: op 26 mei 2021 oordeelde de rechtbank in Den Haag dat Shell zijn uitstoot van broeikasgassen veel sneller moest afbouwen dan het zelf van plan was. Voor het eerst verplichtte de rechter een beursgenoteerd bedrijf zich te houden aan het Parijsakkoord. Shell liet het er niet bij zitten en kondigde aan in hoger beroep te gaan, met als een van de belangrijkste argumenten: het is niet redelijk en effectief om één bedrijf te verplichten zijn uitstoot te verminderen. Deze week dient het hoger beroep. Wat klopt er van de argumenten?
Milieudefensie tegen Shell
In de rechtszaak, die was aangespannen door Milieudefensie, zes andere ngo’s en ruim 17.000 individuele ondertekenaars gaf de rechter Milieudefensie grotendeels gelijk: Shell moet zijn uitstoot met 45 procent omlaag brengen tegen 2030.
Daarnaast moet Shell van de rechter zijn best doen om indirecte uitstoot — dat wil zeggen, de uitstoot van zijn klanten en leveranciers — met 45 procent terug te brengen. Belangrijk, want veruit het grootste deel van Shells CO2-uitstoot ontstaat wanneer de olie en het gas van het bedrijf worden verbrand. Bij de klant dus.
Drug dealer’s defence
Volgens Shell is het niet effectief is om van één bedrijf te eisen dat het de uitstoot terugbrengt, en zelfs onredelijk om te eisen dat het de uitstoot van zijn klanten probeert terug te dringen. Consumenten beslissen helemaal zelf welke energiebronnen zij gebruiken, beweert het bedrijf. Als Shell geen olie of gas verkoopt, zullen klanten zich ‘gewoon tot een andere leverancier wenden’. Shell schrijft dat het vonnis er zelfs voor kan zorgen dat de wereldwijde uitstoot stijgt, omdat een concurrent misschien vervuilender te werk gaat.
De drug dealer’s defence, noemt milieuadvocaat Victor Vandersmissen het: als wij het spul niet verkopen, haalt de klant het wel bij een ander. “In een Australische zaak over de uitbreiding van een kolenmijn kwam dat argument ook naar voren. De overheid stelde dat de uitstoot hoe dan ook zou plaatsvinden. De rechter besloot dat dat irrelevant was: de kolenmijn zou 1,58 miljard ton CO2-uitstoot veroorzaken en daarmee significant bijdragen aan de opwarming van het klimaat. Dat was genoeg om het project te verbieden.”
Het is dan ook een zwak argument om te zeggen dat een ander hetzelfde zou doen, zegt rechtsgeleerde Laura Burgers. Ze promoveerde in 2020 aan de UvA met een onderzoek naar de democratische legitimiteit van klimaatrechtszaken. Burgers: “Stel, je loopt over straat en je ziet een fiets met de sleutel nog in het slot. Dan mag je die fiets ook niet stelen omdat anders een ander het wel doet.”
Ook Burgers vindt het argument dus niet relevant. “De rechtbank heeft gekeken of Shell de plicht heeft het zijne te doen tegen klimaatverandering. Het Hof zal daar ook naar kijken. Als het antwoord ja is, wordt Shell veroordeeld.”
Onderzoek door Shell gefinancierd
Maar zelfs als het gerechtshof wél kijkt naar de vraag of andere bedrijven in het gat zullen springen, dan is het nog zeer de vraag of Shell zijn zin krijgt. Volgens verschillende experts is het argument van Shell namelijk erg slecht onderbouwd.
Om aan te tonen dat zijn vermindering van uitstoot geen verschil zal maken, verwijst Shell naar een onderzoek uit 2020 van Machiel Mulder, hoogleraar energie-economie aan de Rijksuniversiteit Groningen. In zijn rapport schrijft Mulder inderdaad dat ‘een gebod op Shell om de productie van olie en gas te verminderen geen effect zal hebben op het wereldwijde verbruik’.
Heel verrassend is die conclusie niet, want op pagina 2 staat te lezen dat Mulder het onderzoek uitvoerde in opdracht van De Brauw Blackstone Westbroek — de advocaten van Shell. Het onderzoek werd deels door Shell zelf gefinancierd.
Milieudefensie vroeg op zijn beurt meerdere experts om het Mulder-onderzoek te bestuderen. Zo ook energie-analist en hoogleraar economie aan de Universiteit van Oxford Rick van der Ploeg en UvA-econoom Sweder van Wijnbergen. In een weerwoord van acht pagina’s maken zij gehakt van het rapport.
“Een absurde manier om naar de oliemarkt te kijken”, noemt Van der Ploeg het Mulder-rapport. “Shell beweert dat als het stopt met olie produceren, een ander bedrijf meteen in het gat springt. Dat klopt gewoon niet. Voor je olie kunt produceren, moet je heel veel investeringen doen. Je moet geschikte velden vinden, je moet olieplatforms bouwen.” Dat kan jaren duren, zegt Van der Ploeg. “Misschien dat een deel van Shells productie wordt overgenomen, maar zeker niet de volle honderd procent.”
Bovendien is Shell volgens hem niet zomaar een oliebedrijf. “Om een olie- of gasveld te openen, is veel onderzoek en ontwikkeling nodig. En daarin is Shell een centrale speler. Hun kennis is essentieel om bijvoorbeeld de gasvelden in Mozambique te ontwikkelen, of de olievelden voor de kust van Ghana. Of neem de LNG-terminal op het Russische eiland Sachalin. Die was nooit gebouwd zonder de deelname van Shell.” Op het moment dat Shell stopt met investeren in olie en gas, zal het volgens Van der Ploeg voor andere bedrijven dus ook moeilijker worden om nieuwe fossiele projecten te beginnen.
Precedent in andere zaken
Ook voor het grotere plaatje zou het een slechte zaak zijn als Shell het hoger beroep wint, zegt Van der Ploeg. “Je zet daarmee een precedent. Ieder oliebedrijf kan dan zeggen: ‘ik hoef me niet aan het Parijsakkoord te houden, als anderen dat ook niet doen’. En dan halen we het nooit.”
Shell beweert dat zijn huidige strategie wel degelijk in lijn is met het Parijsakkoord. Maar in afwachting van het hoger beroep moet het bedrijf zich houden aan de uitspraak van de rechter uit 2021. Daarom is Shell naar eigen zeggen op weg om zijn uitstoot tegen 2030 met 45 procent te verminderen.
Maar ondertussen zoekt het bedrijf nog steeds naar nieuwe voorraden olie en gas, zegt Van der Ploeg. En daarmee gaat het bedrijf de verkeerde kant op. “We weten dat we nog 400 tot 500 miljard ton CO2 kunnen verbranden om onder de 2 graden opwarming te blijven. Maar we weten ook dat de fossiele industrie nog voor 3.000 tot 3.500 miljard ton CO2 aan olie-, gas- en kolenreserves in de boeken heeft staan. Als we die reserves uit de grond halen en verbranden, gaan we onze doelstelling 7 keer voorbij. Alle fossiele bedrijven, inclusief Shell, moeten eigenlijk onmiddellijk stoppen met zoeken naar nieuwe voorraden.”
Iedereen moet zijn steentje bijdragen om klimaatverandering tegen te gaan, zegt milieuadvocaat Vandersmissen. Het is daarom hoopgevend dat klimaatzaken zoals die tegen Shell wereldwijd meer voet aan de grond krijgen. “Nederland heeft daarin een grote rol gespeeld. Rechters kunnen bij hun overwegingen bij elkaar ‘afkijken’, en je ziet dat rechters wereldwijd nu steeds meer de belangen van mensen voor die van bedrijven stellen. Volgens Vandersmissen noemen ze in juridische kringen de Urgenda-zaak, die de regering dwong meer te doen om de CO2-uitstoot terug te brengen, ook wel ons ‘grootste exportproduct’.
Milieudefensie en de mede-eisende organisaties zien het hoger beroep naar eigen zeggen ‘met vertrouwen tegemoet’. Waarschijnlijk doet het hof op zijn vroegst in september uitspraak.
Verder lezen?
Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?
Word abonnee
- Digitaal + magazine — € 8,00 / maand
- Alleen digitaal — € 6,00 / maand