Stel, je gaat met collega’s een hapje eten na het werk. Vrijwel iedereen gaat voor de vegetarische optie. Dierenwelzijn, kleinere klimaatvoetafdruk en gezondheid, het zijn belangrijke overwegingen. Toch bekruipt je een vreemd gevoel. Vanuit wiens perspectief is een tofu-gerecht eigenlijk een ‘verantwoorde keuze’? En welke stemmen worden in deze duurzaamheidsdiscussie uitgesloten?
Shivant Jhagroe is schrijver, onderzoeker en artiest. Hij is als universitair docent verbonden aan het Instituut Bestuurskunde van de Universiteit Leiden. Zijn werk richt zich op ecologie, ongelijkheid en rechtvaardigheid.
Dit ‘duurzaamheidsdenken’ zit radicale systeemverandering, die juist nodig is in de strijd tegen klimaatonrecht, in de weg. Het sterke geloof in het duurzaamheidssprookje verhult namelijk hoe nauw duurzaamheid is verweven met kapitalisme, kolonialisme en sociale uitsluiting. We hebben een andere politieke taal en verbeelding nodig, een ecorechtvaardige samenleving, waarin een liefdevolle zorgplicht voor Aarde en elkaar centraal staat.
Taalgebruik
In dit artikel noemt Jhagroe niet-europese continenten bij hun Inheemse naam. Zo zijn Amerika en Afrika respectievelijk Abya Yala en Alkebulan. Ook schrijft hij landen met een kleine letter, om de koloniale en problematische constructen niet te romantiseren. Aarde schrijft hij wel met hoofdletter, om de diepe en belangrijke relaties met alle ecosystemen en levensvormen te benadrukken.
Bij vrijwel alle nederlanders van kleur zijn de ecologische relaties uit hun geschiedenis verdwenen. Denk aan de diepe banden die vorige generaties marokkaanse, turkse en surinaamse nederlanders hadden met het landschap en zelf verbouwd voedsel. Verbinding met de natuur en gemeenschapszin kwamen hierin samen. Nazaten van deze ‘gastarbeiders’, gedwongen contractarbeiders en tot slaaf gemaakten hebben in nederland nauwelijks meer een connectie met de ecosystemen van hun voorouders.
Ecologische diefstal
Het begon al bij de koloniale ontdekking van de zogenaamde ‘Nieuwe Wereld’, door columbus in 1492 (of beter: de ontdekking van westers kolonialisme door Inheemse volkeren). Het daaropvolgende vermoorden en tewerkstellen van hele gemeenschappen uit de Amerika’s (of beter: Abya Yala) en Afrika (of beter: Alkebulan) ging samen met de vernietiging van bosgebieden. Daar moesten immers plantagevelden komen waarmee witte kapitalisten hun zakken konden vullen. De spirituele kennis die mensen hadden van rivieren en het dierenrijk werd onderdrukt. Volgens Kyle Powys Whyte, een Inheemse milieu- en klimaatfilosoof aan de universiteit van michigan, heeft kolonialisme niet alleen geleid tot verlies van de cultuur van Inheemse- en diasporagemeenschappen, maar ook van relaties met duizenden planten, dieren en ecosystemen. Kortom: kolonialisme leidde tot ‘ecologische diefstal’.
Fundamentele relaties met Aarde zijn blijvend veranderd. Zo had je als slaafgemaakte niet langer een rijk landschap vol voeding en geneeskrachtige kruiden om je heen, maar stonden het landschap, de grond, de planten, de bomen, de insecten, de vochtigheidsgraad en het aantal zonuren in het teken van winstoptimalisatie en koloniale dwangarbeid. De impact van die plantages moeten we niet onderschatten.
Bij ecologische diefstal denk ik zelf aan de spirituele relaties met voedsel en de leefomgeving die mijn voorouders in india hadden. In de tweede helft van de negentiende eeuw werden ze gerekruteerd, misleid en weggevoerd uit india om te werken op surinaamse plantages. De koloniale overtocht naar suriname vervormde vele eeuwenoude relaties met de oorspronkelijke leefgebieden in india, zoals met de rivieren en lokale, medicinale kruiden, en vele diepe familiebanden. Na de feitelijke afschaffing van de slavernij (in 1873) en gedwongen contractarbeid (in 1916) kregen tot slaaf of arbeider gemaakte mensen een stuk land – vaak op de grond van een voormalige plantage. Mensen werden zelfvoorzienend op de grond waar zij (of hun familie en vrienden) eerder werkten voor kolonisten.
Dit hele proces ging samen met verzet en creativiteit. Zo verstopten mensen uit Alkebulan stiekem zaden in hun haren om mee te nemen naar Abya Yala. Mensen uit verschillende gebieden in de wereld onthielden gerechten en liedjes, om die nieuw leven te geven in suriname. Er ontstond ook nieuwe kennis: ze moesten leren waar bladgroenten groeiden, hoe ze het beste lokale vis konden vangen en voor welke plekken en dieren ze moesten oppassen.
Van plantage naar park
Vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw kwam er voor veel surinamers een nieuwe omwenteling. Sinds de invoering van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden in 1954 hadden zij ook de nederlandse nationaliteit. Nazaten van voormalige tot slaaf of arbeider gemaakten in suriname verhuisden naar nederland en werkten als loonarbeider hard voor een middenklassenleventje. Ze hadden niet langer een eigen erf op oude plantagegrond op de surinaamse noordgrens van de amazone, wel een balkon of klein tuintje in een stad met aangeharkte parkjes. Het koloniale leed, de ecocide en hun rijke Inheemse kennis moesten ze vooral vergeten.
Vanuit deze geschiedenis is de opkomst van de westerse duurzame leefstijl bevreemdend. Wat betekent het eigenlijk om ‘duurzaam’ te zijn als persoon van kleur? Ben je dan daadwerkelijk ‘beter’ voor de planeet? Wordt er rekening gehouden met je uitgewiste kennis en gestolen relaties? Als je een elektrische auto rijdt en regelmatig sojaburgers eet, ben je misschien wel ‘duurzaam’ volgens westerse witte normen, maar feitelijk doe je nog steeds wat een kapitalistisch model van je verlangt: consumeren.
Het roept vragen op over welk narratief centraal staat in de transitie naar een ‘duurzame samenleving’. Het idee is dat iedereen duurzaam kan worden, als je maar moeite doet. Maar we moeten kritisch reflecteren op het witte narratief dat nederlanders van kleur ‘niet zo veel met duurzaamheid’ hebben. Denk aan duurzame energieprojecten waarbij met ‘moeilijk te bereiken groepen’ vaak mensen van kleur bedoeld worden, voor wie duurzaamheid zogenaamd ‘niet belangrijk is’. Het is een arrogante en luie gedachte: de geschiedenis van ecologische diefstal vertelt een heel ander verhaal.
Duurzaamheid is geen onschuldige ‘linkse hobby’. Het is een politiek breed gesteund machtsregime met soms dodelijke gevolgen, bijvoorbeeld in mijnen in het Mondiale Zuiden, voor onze ‘schone’ energietransitie. Het is wat ik noem ‘groen kolonialisme’: onder het mom van groene technologie of natuurbescherming worden Inheemse gemeenschappen benadeeld of verdreven voor witte, westerse belangen en verlangens. Nadat ecologische relaties meermaals zijn getransformeerd – van Inheemse grond via plantagegrond naar europese stadsparkjes – moeten we nu weer ecologisch verbinden, maar dan met ‘een zonnepaneelregeling’ en ‘vleesloze gerechten’.
Groene gijzeling
Duurzaamheid is de laatste jaren een machtsregime geworden dat ons aanleert welke leefstijl en keuzes ‘duurzaam’ zijn en welke niet. Maar we mogen ons niet laten aanpraten dat we een radicaal groene en eerlijke wereld slechts kunnen bereiken door een warmtepomp aan te schaffen, biologische bananen te kiezen en groene groei na te streven. De ongeschreven regel is dat als je ecologisch wilt leven, je niet dekoloniaal moet nadenken over duurzame keuzes, maar vooral ‘positief’ moet zijn en je steentje moet bijdragen. Ik noem dat groene gijzeling. We worden in de luren gelegd door gierige kapitalisten, slimme adverteerders en sluwe politici die ons aanpraten dat we groene groei en duurzame producten nodig hebben.
Waarom moeten we ons verzetten tegen deze gijzelingsactie? Allereerst omdat het onredelijk en onrechtvaardig is te verwachten dat iedereen zich zo snel mogelijk duurzaam moet gedragen. Mensen met lage inkomens medeverantwoordelijk houden voor de klimaatcrisis, die is veroorzaakt door de rijkste bovenlaag, is pervers.
In 2020 liet Oxfam Novib zien dat de rijkste 10 procent van de huishoudens verantwoordelijk is voor ongeveer 50 procent van alle uitstoot – ook in nederland. De armste 50 procent is slechts voor 7 procent verantwoordelijk. De eco-elite is als welgesteld deel van de samenleving niet alleen verantwoordelijk voor de meeste klimaatschade, maar profiteert ook het meest van klimaatsubsidies – waar de armste gezinnen onevenredig veel aan meebetalen. De enige wetenschappelijke conclusie kan zijn: what the f^©&?!
Ten tweede: westerse ‘duurzame normen’ leggen de verantwoordelijkheid bij de verkeerde groep. Als we onze relaties met Aarde daadwerkelijk anders willen vormgeven – wat nodig is –, dan moeten we het duurzaamheidsregime recht in de ogen durven aankijken. Een beter milieu en klimaat begint niet bij mijzelf. We gijzelen onszelf door te denken dat radicale en rechtvaardige verandering mogelijk is als ‘groene consument’. Een betere planeet begint namelijk bij de grote vervuilers, westerse overheden en de rijkste bovenlaag. Het begint bij de hoger opgeleide, vermogende en heteronormatieve witte eco-elite.
Bovendien moeten we af van het beeld van deze elite als ‘morele helden’. Historisch gezien heeft deze groep de ecologische crisis veroorzaakt, maar krijgt nu applaus voor haar rol als ‘voorloper’ in de energietransitie. Ondertussen zouden mensen van kleur de eigen geschiedenis moeten vergeten en vooral dit ‘goede voorbeeld’ moeten volgen. Ongekend ironisch. Of denk aan de duurzame norm om minder of niet meer te vliegen. Hoewel dat klimaatvriendelijk is, is het bedenkelijk datzelfde te eisen van mensen die nog familie hebben in suriname of in het caribisch deel van nederland.
Ecorechtvaardige strijd
Kortom, duurzaamheid klinkt mooi maar is te vaak een wapen. Het gijzelt onze radicale strijd. Duurzaamheidsdenken is een manier om meer fundamentele ideeën te onderdrukken, zoals ecosocialistisch overheidsbeleid, waarbij we collectief keuzes maken over het lot van vervuilende bedrijven en het optuigen van een radicaal milieuvriendelijke economie, voorbij individueel eigenaarschap. Zo’n gedachte is namelijk niet in het belang van de eco-elite.
Voor de onderklasse is duurzaamheid vaak een sociaal wurgcontract. Je moet je immers voegen naar de duurzame orde om mee te komen met de verlichte eco-elitaire voorhoede. Dit is met name het geval voor gemeenschappen en families van kleur. Een diepe sociaalecologische verbinding met Aarde is hun ontnomen. Ze moeten het nu doen met stadsparkjes en het label ‘Beter Leven’ in de supermarkt.
We moeten daarom voorbij duurzaamheid durven dromen, denken en handelen. Voor een ecorechtvaardige samenleving moeten we strijden tegen grote vervuilers, zoals Shell en Tata Steel, en een medeplichtige overheid. We moeten voorbij de eco-elite en groen kapitalisme durven gaan. We zullen ons collectief en op wereldwijde schaal moeten heruitvinden. Alleen dan vinden we onze weg naar een wereld waarin de economie, politiek en het alledaagse leven draaien om liefdevolle relaties met Aarde.
Dit is een bewerkt tekstfragment uit het boek ‘Voorbij duurzaamheid. Op weg naar radicale ecorechtvaardigheid’ dat op 5 november is verschenen bij uitgeverij Walburg Pers. De boekpresentatie vindt plaats op 10 december 2024 in Pakhuis de Zwijger.
Verder lezen?
Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?
Word abonnee
- Digitaal + magazine — € 8,00 / maand
- Alleen digitaal — € 6,00 / maand