Internationale vrouwendag De afgelopen dagen zoemde het in Nederland veel rond. Meer dan eerder, zo leek het. De kracht die uitging van de Women's March in Amerika in januari heeft ongetwijfeld meegespeeld. Ook in de voormalige Sovjetstaten is het een bijzondere dag, zij het minder groot dan in het verleden. Het is vooral een dag waarop vrouwen elkaar feliciteren. Solidariteit, maar ook wereldwijd?'
Alles wat te maken heeft met textiel lijkt een segment van de economie dat door vrouwen gedomineerd wordt. Of het nu de productie van katoen is, de fabricage van kleding, of het aanschaffen ervan. De textielsector lijkt een segment van de economie dat door vrouwen gedomineerd wordt. Wat winsten betreft, lijkt het een ander verhaal.
Na het lezen van het fascinerende betoog van historicus Beckert over de globalisering van de katoenindustrie, herken je in het rapport van SOMO, over de structurele uitbuiting van kwetsbare werknemers in de textielindustrie van Myanmar, een structureel patroon. De industrie die de welvarende westerling in staat stelt vpoor een habbekrats een nieuwe broek te scoren, lijkt bijna niet te kunnen bestaan zonder uitbuiting van arbeiders. Wanneer het gaat om de pensioensgerechtigde leeftijd staat de Europese werknemer op het Malieveld of op de barricaden in Parijs, of stemt ‘tegen’. Een dergelijke optie heeft de arbeider, in zeg India, Bangladesh of Tadzjikistan, simpelweg niet.
Tadzjikistan was het derde katoenproducerende land van de Sovjet-Unie. De huidige economie leunt nog altijd sterk op katoen als exportgewas. Naast katoen drijft de economie op de export van aluminium en op arbeidsmigranten. In 2013 stond Tadzjikistan wereldwijd bovenaan in de relatieve rol van arbeidsmigratie voor de economie: de verdiensten (remittances) uit arbeidsmigratie stonden gelijk aan meer dan 50 procent van het bruto nationaal product. Rond de 15 procent van de bevolking (nagenoeg alleen mannen) verblijft voor arbeidsmigratie in voornamelijk Rusland.
Onrendabele katoenproductie en extreme schulden
De hoofdstad van Tadzjikistan verlatend, rijdend door het zuidwesten van Tadzjikistan, verandert de wereld van de billboards en SUVs in eentje met ezels en katoenvelden; zonder romantische associatie, weliswaar.
Jarenlang waren boeren gedwongen op minimaal 70 procent van hun grond katoen te verbouwen. Dit was eigenlijk impliciete overheidssteun aan de elite, die immers de exportkanalen van het gewas controleert. Ook kredietverstrekking aan boeren is lang in handen geweest van de heersende elite, en dit heeft in eerdere jaren tot extreme schulden geleid, die bewust in stand werden gehouden.
Al zijn deze schulden inmiddels formeel kwijtgescholden, de dwang tot onrendabele katoenproductie bleef in sommige gebieden in stand. Boeren hebben veelal geen inzicht in wereldmarktprijzen en kunnen hun oogst niet individueel vermarkten. Terwijl katoen wereldwijd bekend staat als cash crop, en ‘het witte goud’, houdt het gewas in Tadzjikistan nauw verband met armoede op het platteland. De katoenboer verdient nauwelijks aan de productie. Voor de individuele landarbeider is de katoenoogst de enige periode waarin er echt even verdiend kan worden. Dan wordt loon bepaald op basis van het gewicht aan geplukte katoen. Voor de arbeid tijdens de groeiperiode, wordt niet of heel weinig betaald.
Katoen mag dan niet eetbaar zijn, het vergaat niet snel
Al werd katoen lang onder druk verbouwd, het is ook nu nog een prominent gewas, deels omdat alternatieve goedkope brandstoffen ontbreken op het platteland. De schaarste aan brandstof (zonder centrale gasaansluiting, en met beperkte elektriciteit) dwingt mensen tot alternatieven: ze gebruiken de overblijfselen van de katoenplant als brandstof voor het koken. Zelfs wanneer een boer geen dagloon kan of wil betalen, zijn de plantresiduen voor veel families reden om toch op het land te komen werken. Brandstof kopen is duur, en andere alternatieven, zoals gedroogde grassen en gedroogde koemest, zijn minder aantrekkelijk.
Boeren hebben weinig mogelijkheden om meer variatie in hun productie te brengen. Alternatieve markten voor voedselgewassen zijn slecht ontwikkeld en er is gebrek aan infrastructuur: wegen zijn slecht, vervoersmiddelen zijn schaars, en er is ook nauwelijks gekoelde opslag op het platteland. Dat betekent dat kwetsbare groentegewassen in de hete zomer snel vergaan. Katoen mag dan niet eetbaar zijn: het vergaat niet snel.
Zware last op vrouwen en meisjes
Arbeidsmigratie blijft door de magere landbouwinkomsten en gebrek aan andere werkgelegenheid voor veel families een noodzaak. Een succesvolle arbeidsmigrant kan 200 dollar per maand naar huis sturen, terwijl een hectare katoen maximaal 150 dollar per groeiseizoen oplevert. Paradoxaal; hoe duurzaam is een economie wanneer die zo extreem afhankelijk is van externe factoren? Bovenal, de permanente afwezigheid van mannen in de samenleving ontwricht gezinnen en verzwaart de last voor vrouwen en meisjes.
Sinds de jaren negentig en het uiteenvallen van de Sovjet-Unie is de situatie op het platteland in Tadzjikistan, zeker wat betreft de positie van vrouwen, verslechterd. De Tadzjiekse vrouw leeft in een conservatieve setting, met beperkt toegang tot het publieke domein. Als jonge echtgenote moet een vrouw bovendien haar steentje bijdragen in het huishouden in de schoonfamilie.
Pesticiden en andere twijfelachtige middelen
Munira, een van mijn Tadzjiekse gastzussen, begint haar dag met het huis warm maken, het ontbijt bereiden, en dan volgt de rest: de was doen, het erf vegen, kleding naaien, groente verbouwen in de tuin nabij het huis. Ik heb me als gast en leeftijdgenote vaak zeer ongemakkelijk gevoeld als Munira me verbood haar te helpen, en ik geneerde me als ik weer eens gapend om zeven uur opstond, terwijl de hele familie al in touw was.
Munira werkt samen met haar twee schoonzusjes vaak op het land van haar schoonvader. Veel vrouwen verrichten zulk fysiek zwaar werk op katoenvelden. Verlichting tijdens het werk is er door het uitwisselen van buurtroddels, wat muziek, en soms wat dagdromen. De vele lagen kleding bieden bescherming tegen de hete zon, maar niet de gevolgen van het werk op langere termijn. Ten tijde van de Sovjet-Unie werden er op grote schaal pesticiden in de landbouw gebruikt. Uit kostenbesparing is het gebruik van bestrijdingsmiddelen verminderd, maar de opkomst van twijfelachtige middelen uit Pakistan en China is zorgwekkend.
De laatste jaren is er verandering in de landbouw gaande, onder andere met steun van internationale hulporganisaties. Maar dit is niet overal het geval; de politiek bepaalt waar inmenging van internationale donoren, bijvoorbeeld gericht op meer duurzame productie methodes, wel of niet welkom is.
Naming and shaming; debat en bewustzijn
De herkomst van de katoen in onze kleding kunnen wij niet makkelijk nagaan. Ook een Tadzjiekse vrouw weet niet waar de katoen van haar jurk vandaan komt.
Het blijft een enorme opgave om structurele veranderingen in gang te zetten. De verplaatsing van arbeid naar lage-lonenlanden, en de uitbuiting die daarmee gepaard gaat, is in wezen al eeuwen gaande.
In mijn optiek ligt de sleutel in naming and shaming; debat en bewustzijn. Hier zijn transnationale organisaties aan zet, zoals de ILO en SOMO, die hun pijlen richten op overheden en de industrie, en die aandacht vragen voor arbeidsomstandigheden. Samenwerking met grassroots actoren kan zorgen dat druk van boven, op overheden en op de industrie, en bewustzijn van gezondheidsrisico’s gericht op vrouwen zelf, (dus: van onderop) verandering in gang zetten.
Niet in de laatste plaats moeten westerse consumptiepatronen verduurzamen. De Schone Kleren Campagne – en tal van andere initiatieven – verdienen meer steun om duurzaam geproduceerde katoen mainstream te maken. Onder duurzaam versta ik ook fair, dus werk verricht in gezonde arbeidsomstandigheden tegen een eerlijke prijs. Alleen door verdergaande introductie van bijvoorbeeld biologisch geproduceerde katoen en het Better Cotton Initiative, kunnen we de gezondheidsrisico’s voor vrouwen, zoals blootstelling aan bestrijdingsmiddelen, verminderen.
De foto’s van personen in dit artikel hebben geen directe relatie tot de tekst.
Irna Hofman (1983) is promovenda in de rurale sociologie en parttime docent aan de Universiteit Leiden. In haar onderzoek richt zij zich op landbouwhervormingen in de voormalige Sovjetrepubliek Tadzjikistan, waar zij langere periodes veldwerk verricht heeft op het platteland. Ook bestudeert zij de Chinese invloed op de landbouweconomie in Centraal Azië.