6 dingen die je moet weten over honger

Het aantal mensen dat wereldwijd met honger leeft, is voor het eerst in 10 jaar toegenomen. Hoe kan dat? Heeft hulp nog zin? En hoe kan het dat op het hongerigste continent bedrijven vechten om boerenland?

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

1. Honger is een dagelijks, groot en groeiend probleem

“Wereldwijd hebben 794 miljoen mensen extreme honger”, vertelt Marijke de Graaf, voedselzekerheidsenbeleidsadviseur bij ICCO, een organisatie die zich inzet voor een wereld zonder armoede en onrecht. “Dat zijn mensen die daadwerkelijk vermageren en niet meer normaal kunnen functioneren. Daarnaast lijden nog eens 2 miljard mensen aan ‘verborgen honger’. Dat zijn mensen die zo eenzijdig eten – bijvoorbeeld veel rijst en geen groenten – dat ze een tekort hebben aan vitaminen en mineralen. In beide gevallen dreigt het gevaar dat met name jonge kinderen zich fysiek en intellectueel niet volledig ontwikkelen. Honger heeft daarmee op de lange termijn ook grote economische gevolgen voor een land.”

2. Er is meer eten op de wereld dan nodig: honger is een politiek probleem

Op het moment beschikken we over de kennis en middelen om 9 miljard mensen te voeden, zeggen zowel Marijke de Graaf als Ruerd Ruben, hoogleraar Impactanalyse van voedselsystemen aan de Universiteit Wageningen. “Door armoede, uitsluiting, onwetendheid, natuurrampen en conflicten hebben grote groepen mensen geen toegang tot dat voedsel”, vertelt De Graaf. “Op het moment gaat 30 tot 40 procent van al het voedsel dat wordt geproduceerd verloren. Een ander groot probleem is dat de vraag naar vlees en zuivel snel groeit, en voor de productie daarvan zijn veel grondstoffen nodig – in de EU wordt 80 procent van de landbouwgrond gebruikt om vee te laten grazen of veevoer te verbouwen. Honger is een verdelingsvraagstuk geworden.”

Ruben vult aan: “Een recente studie van de VN berekende hoeveel het kost om in 2030 honger volledig te hebben uitgebannen. Op dit moment gaat ongeveer 0,3 tot 0,4 procent van het wereldinkomen naar ontwikkelingssamenwerking. Volgens de studie is er slechts 0,2 procent extra nodig om honger de wereld uit te helpen – als we op jaarbasis 11 miljard extra vrijmaken is de wereld in 2030 hongervrij. Het gaat langzamerhand over bereidheid, en dat is een politieke vraag. Met de druk van massale migratie is te verwachten dat de politiek dat geld eraan wil uitgeven – men is doodsbang dat wanneer daar geen voedsel is, ze het hier komen halen.”

Op het moment gaat 30 tot 40 procent van al het voedsel dat wordt geproduceerd verloren.

3. Het is (ook) onze eigen schuld dat er steeds hulp nodig is in hetzelfde gebied

“Er zijn landen waar honger blijvend lijkt”, zegt Dirk-Jan Koch, bijzonder hoogleraar Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking aan de Radboud Universiteit. Neem Ethiopië: in de jaren ’80 waren daar grote hongersnoden en nu zie je dat nog steeds. Toch moet gezegd: de droogteniveaus zijn daar veel hoger dan in de jaren ’80, maar de sterfgevallen liggen nu aanzienlijk lager. Het wordt ook daar steeds beter geregeld.”

“Dat sommige gebieden steeds weer in de problemen komen, is te wijden aan het simpele feit dat die gebieden kwetsbaarder zijn. Dat ligt aan het klimaat, maar ook aan een levensstijl: nomaden zijn vaak gevoeliger voor hongersnoden. Iets waar we met z’n allen bij stil moeten staan, is dat deze toch al kwetsbare gebieden alleen maar kwetsbaarder worden door klimaatverandering. Dat er steeds weer hulp moet naar dezelfde gebieden hebben we uiteindelijk ook aan onze eigen invloed op het klimaat te danken.”

4. Boeren die ons voedsel verbouwen, leven zelf vaak onder de armoedegrens

De zogenoemde poverty trap is een mechanisme dat ontstaat als een economisch systeem zo is ingericht dat aan armoede ontsnappen zonder externe hulp niet mogelijk is. “Helaas is dat voor enorm veel boeren realiteit”, vertelt Sander de Jong, directeur van Fairfood, een organisatie die zich hardmaakt voor boeren die ons eten produceren terwijl ze zelf onder de armoedegrens leven. “In ontwikkelingslanden werken maar liefst 1.3 miljard mensen in de voedselproductie. 36 procent van het door Nederland geïmporteerde voedsel komt uit landen die zelf met precaire voedselsituaties kampen. Die boeren hebben slechte toegang tot kapitaalmarkten voor investeringen, kampen met uitputting van landbouwgrond, hebben gebrekkige of verouderde kennis en hebben te maken met een slechte infrastructuur.”

“Het grote probleem dat vooruitgang voor deze boeren in de weg staat, is de enorme scheefgroei in winstgevendheid. De meeste winst op voedsel wordt verdeeld onder de handelaars en supermarkt, de prijs die boeren voor hun product krijgen is zo laag dat ze amper in primaire levensbehoeften kunnen voorzien. Als ze wat geld zouden overhouden, zouden boeren zelf kunnen investeren om de impasse te doorbreken. Daarvan profiteert ook de lokale economie en zelfs de natuur heeft daar baat bij.”

5. Ook al is honger vaak een politiek probleem, geld geven aan 555 heeft zin

“Als je de hongerkaart van de wereld over de conflictkaart legt, zie je veel overlap”, vertelt Thea Hilhorst, hoogleraar Humanitaire Hulp aan het Institute of Social Studies van de Erasmus Universiteit. “In het geval van een conflict kan een internationale club als Giro 555 eigenlijk juist meer doen dan in andere situaties, omdat de eigen overheid het dan vaak laat afweten. Ook lokale hulporganisaties en kerken zijn vaak uitgeput van het conflict dat er heerst. Als ergens een hongersnood heerst door bijvoorbeeld extreme droogte, hoeft Giro 555 nauwelijks in beweging te komen; in dat geval halen ze geld op dat ze naar de overheid aldaar sturen, waarna die het kan oplossen.”

“Er is de laatste decennia hard gewerkt aan een goed early warning system – aan het ontwikkelen van verfijnde methoden om tekenen van een aanstaande hongersnood te herkennen en er iets aan te doen voordat die daadwerkelijk uitbreekt. Het blijkt helaas problematisch om donoren geïnteresseerd te krijgen als het probleem (nog) niet urgent is. Dat is erg jammer: als je op tijd ingrijpt verliezen mensen bijvoorbeeld niet hun vee. Wanneer je wacht tot het vee dood is en de mensen zelf op sterven liggen, ontstaat een situatie waarin mensen jaren na de hongersnood nog last hebben van de gaten die gevallen zijn.”

De prijs die boeren voor hun product krijgen is zo laag dat ze amper in primaire levensbehoeften kunnen voorzien.

6. Steeds minder landen raken verslaafd aan hulp

“Het is problematisch als hulp een te groot onderdeel wordt van de nationale economie, te veel goedgeschoolde mensen naar de ontwikkelingsprojecten worden getrokken en lokale prijzen door de hulp beïnvloed worden”, vertelt Ruben. “Dat laatste is gebeurd in Ghana: in het Westen eten we van kippen voornamelijk de bouten en poten, maar de vleugels zijn niet bijzonder in trek. Die werden met het oog op ontwikkelingshulp naar Ghana gestuurd en dat heeft de prijs voor lokale kippenboeren flink naar beneden gedrukt.”

“Het is belangrijk dat investeringen geen subsidies worden. Mozambique en Afghanistan zijn voorbeelden van landen die eigenlijk te veel draaien op buitenlandse projecten. Inmiddels zijn die landen uitzondering op de regel. Gemiddeld krijgt men in de armste landen per hoofd van de bevolking 10 tot 15 dollar aan hulp per jaar, wat maar een klein deel is van de 800 tot 1000 dollar die men daar gemiddeld op jaarbasis verdient.”

Zo bestrijden boeren nu al klimaatverandering

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons