In Pakistan werken miljoenen vrouwen thuis. Vaak werken ze voor de textielindustrie: ze naaien, weven en zetten kleding in elkaar voor (inter)nationale bedrijven. Thuiswerksters worden niet als werknemers erkend en vallen niet onder het arbeidsrecht: ze worden uitgebuit, onderdrukt en (seksueel) misbruikt. Zehra Khan (39) probeert daar iets aan te doen. Ze geeft de vrouwen een stem en zorgt ervoor dat ze gehoord worden. Met succes.
In 2001 begon Khan met het organiseren van thuiswerkende vrouwen in Sindh, een provincie in het zuidoosten van Pakistan. Ze volgde een master genderstudies en richtte zich voor haar thesis op ‘home-based workers’. De worsteling van deze vrouwen en hun schrijnende situatie deden Khan besluiten om in actie te komen. In 2005 richtte ze de Home Based Women Workers Federation (HBWWF) op. Ze brengt vrouwen bij elkaar en leert hun op te komen voor zichzelf. OneWorld sprak haar in De Balie in Amsterdam.
Women Power Fashion
Zehra Khan was onlangs in Nederland om te praten over haar ervaringen als feministische activiste. Ze werd uitgenodigd om te spreken in het Humanity House en De Balie In het kader van Women Fashion Power. Een initiatief van de Schone Kleren Campagne en Mama Cash. Ook werd er in de binnenstad van Den Haag een pop-up sweatshop neergezet.
Achter gesloten deuren
Ze groeide op in Karachi, de hoofdstad van de provincie Sindh en de grootste stad van Pakistan. Karachi is het financiële en commerciële hart van het land. Khan kwam tijdens haar studie voor het eerst in contact met de zogeheten ‘home based workers’. Omdat ze veelal thuis werken, achter gesloten deuren, zijn ze haast onzichtbaar. Hun leven onttrekt zich aan het oog van de buitenwereld. De verhalen van de – voornamelijk vrouwelijke –werkers maakten diepe indruk op Khan. “Deze vrouwen hadden wel de vaardigheden maar niet de rechten. Dat zette me aan het denken: hoe kunnen we deze vrouwen verenigen en hoe kunnen we ze direct linken aan de markt? Het zou hun werk een stuk eenvoudiger maken en hun leven verbeteren.”
Zehra Khan. Foto: Jan Boeve / De Balie
Khan begint haar missie in Sindh. Hier werken vijf miljoen mensen thuis, waarvan de grote meerderheid vrouw is. Ze worden gezien als goedkope arbeidskrachten. Om voldoende te verdienen, moeten hun kinderen vaak helpen, vertelt Khan. “Of ze nu zes, zeven of veertien jaar oud zijn.”
Afvoerpuntje van mondiale textielindustrie
Het grootste probleem waarmee de thuiswerkers te maken hebben, is dat ze niet erkend worden als ‘officiële arbeider’. De rechten die voor Pakistaanse arbeiders in de textielfabrieken gelden, gelden niet voor hen. Ze vallen overal buiten. “Ze krijgen geen minimumloon en ook de werkomstandigheden zijn slecht. Hun huizen zijn vaak klein en er is geen airconditioning. Ze zitten aan de onderkant van de kledingketen. Ze zijn het afvoerputje van de mondiale textielindustrie.”
Zolang de vrouwen zelf niet van zich laten horen, is er geen haan die ernaar kraait, weet Khan. “Ik ben van deur tot deur gegaan om ze over hun rechten te informeren. Ik heb ze uitgelegd dat de omstandigheden waaronder ze moeten werken en leven abnormaal zijn, en dat ze hun stem moeten gebruiken om dat aan de buitenwereld duidelijk te maken.” Khan roept de vrouwen op zich aan te sluiten bij de Home Based Workers Federation. “Dat biedt ze een platform. Ze kunnen praten over de problemen waar ze tegenaan lopen en kunnen nadenken over mogelijke oplossingen.”
Informele sector
Het aantal thuiswerkers in Pakistan wordt geschat op twaalf miljoen. 80 procent daarvan is vrouw. En hun aantal groeit met 5 tot 6 procent per jaar. Ze maken kleding, schoenen, voetballen en andere spullen. Het grootste deel werkt binnen de textielsector.
Doorbraak in wetgeving
In de loop der jaren leert Khan de situatie van de vrouwen en hun grootste struikelblokken beter kennen. Ze ziet dat alleen het organiseren van de vrouwen niet genoeg is. “Het grootste probleem was de erkenning: het feit dat ze geen gelijke rechten hebben. Dat werd ons focuspunt.”
Na tien jaar lobbyen kreeg haar oproep om thuiswerkers te erkennen als officiële arbeiders, een paar maanden geleden eindelijk gehoor. “De minister-president van de provincie Sindh, Syed Murad Ali Shah, heeft ons voorstel overgenomen. Dat betekent dat de vijf miljoen home based workers zich kunnen registreren als werknemers, en zo recht krijgen op primaire arbeidsvoorwaarden zoals een minimumloon, verzekering en een veilige werkplek.”
Een doorbraak voor Khan en de HBWWF. “Het was een historisch moment”, zegt ze met enige trots en een fonkeling in haar ogen. Maar al snel staat haar gezicht weer strak en serieus. “Het is pas de eerste stap. Nu moeten we ervoor zorgen dat dit nationaal beleid wordt.”
250 doden Ali Enterprises fabriek
Hoewel Khans werk vooral bestaat uit het voeren van gesprekken in kantoren van parlementariërs en politici, gaat ze regelmatig de straat op om te protesteren. Een van die protesten staat op haar netvlies gebrand. Het was vlak nadat de textielfabriek Ali Enterprises in Karachi, haar geboortestad, was afgebrand. Meer dan 250 arbeiders vonden op 11 september 2012 de dood. “Het was afschuwelijk wat daar die dag gebeurde.” Arbeiders konden niet weg; voor de ramen zaten tralies en de deuren waren door het management dichtgesmeten om te voorkomen dat mensen spullen zouden stelen in hun vlucht naar buiten.
“Met meer dan 500 man hebben we voor de ingestorte fabriek gestaan. We blijven onze stem verheffen. Dat is het belangrijkste. Alleen dan gaan anderen inzien dat het belangrijk is om de situatie te verbeteren.”
Verschillende rechten
Afhankelijk van waar je werkt binnen de industrie, zijn je rechten beter of slechter gewaarborgd. Zo worden arbeiders op de katoenvelden vaak het meest uitgebuit, vertelt Khan. “Het zijn mensen uit sociaal lagere klassen, zoals de Hindoe. Ze worden verkracht door hun werkgever en krijgen uiterst lagere lonen. De omstandigheden voor de thuiswerkers zijn vaak beter omdat ze in de stad wonen. Maar je kunt niet stellen dat ze goed af zijn; beide situaties zijn erg slecht.
‘Loonsverhoging betekent minder winst voor henzelf’
Toch blijft het erg lastig om verandering te bewerkstelligen in een miljardenindustrie waar de prijs leidend is en mensenrechten met een hap zout worden genomen. Kijk naar het probleem rond het minimumloon. Op dit moment verdienen thuiswerkers in Pakistan niet meer dan 4.000 tot 5.000 rupies per maand. Als ze straks als volwaardige arbeider erkend worden, gaat hun loon omhoog naar 14.000 rupies, dat is het minimumloon. Alleen is dat bij lange na nog geen leefbaar loon: dat ligt tussen de 25.000 en 30.000 rupies.
Volgens Khan staat daarnaast het grootste deel van de fabrieken niet geregistreerd bij de factory act, een wet om de arbeidsregels in fabrieken te regelen en te wijzigen. Het wettelijk minimumloon wordt in deze fabrieken niet gehanteerd. “We hebben geprobeerd gesprekken te voeren met tussenpersonen en werkgevers. Die zeggen: het is niet ons probleem. Een loonsverhoging voor de arbeiders betekent minder winst voor henzelf. Ze zijn niet geïnteresseerd in een gesprek.”
Pakistaanse Textile Workers Federation organiseerde een demonstratie in Faisalabad in 2016. Foto: IndustriALL
Winstmarges blijven groeien
Aankloppen bij het bedrijf heeft weinig zin. “Alles wordt uitbesteed. Er is geen direct verband tussen de werker en het kledingbedrijf.” En de overheid dan, doet die er wat aan? “Nee. De overheid heeft een groot deel van de fabrieken in handen en betaalt zelf niet eens een minimumloon. Zij hebben de macht, maar de winst is het enige dat ze deert. De machtigste en rijkste vechten tegen de allerarmsten.”
En het lijkt alleen maar erger te worden. “De winstmarges blijven groeien. Een steeds kleiner deel van de mensen heeft het geld in handen. Je kunt wel zeggen dat de productie collectief gedeeld is, maar de winst is in één hand.”
Dan verheft Khan haar stem en zegt: “We moeten tegen het systeem vechten. We hebben een sterke vakbond nodig. Slechts 2 tot 3 procent van de werknemers in Pakistan is nu aangesloten bij een vakbond. En dat terwijl alleen al in ons land ruim 13 miljoen mensen in deze sector werken in het hele proces, van katoenveld tot transport. Nu zijn we te klein om een bedreiging te vormen voor de machtshebbers. Maar hoe meer vrouwen we organiseren, hoe sneller we zullen groeien en hoe luider onze stem zal klinken. Dan kunnen we echt een vuist maken tegen de instituties.”
Mensen in Europa moeten het lelijke gezicht van de internationale kledingindustrie blijven blootleggen
Ze roept niet alleen de Pakistaanse vrouwen op. Ze heeft een boodschap voor alle vrouwen: “Verhef je stem. Als er iets gebeurt met de arbeiders in Pakistan: laat van je horen! Maak duidelijk aan de kledingmerken dat je het er niet mee eens bent.” Volgens Khan is het cruciaal dat mensen in Europa het lelijke gezicht van de internationale kledingindustrie blijven blootleggen. “Het is niet een probleem van één enkel land. Het is een wereldwijd probleem. We moeten de oplossing dan ook globaal zoeken. Samen kunnen we veel meer bereiken.”
Kledingbedrijven boycotten?
Maar wat kunnen we dan doen? Stoppen met het kopen van kleding bij merken die betrokken zijn bij misstanden? “Nee. Ik zou nooit zeggen dat consumenten in Europa moeten stoppen met het kopen van kleding. Onze mensen hebben het werk nodig. We moeten kijken naar andere oplossingen om de arbeidsomstandigheden te verbeteren. Jullie consumenten zijn zich tegenwoordig veel beter bewust dat de mensen hier in Pakistan lijden voor jullie spullen. Jullie hebben de power om te protesteren en er bij kledingbedrijven op aan te dringen de arbeidswetten te implementeren.”
Hoewel het een lastig en soms ook moeizaam gevecht is tegen grote bedrijven en patriarchale systemen, blijft Khan bewonderenswaardig optimistisch. “Ik denk echt dat we de komende vijf jaar positieve veranderingen zullen zien. Zeker nu de thuiswerkers worden opgenomen in de wet. Als andere provincies volgen kan dit verstrekkende gevolgen hebben voor alle 12 miljoen thuiswerkers in Pakistan.”