Het is 13 september 2022. De 22-jarige Jina (Mahsa) Amini wordt opgepakt door de Iraanse zedenpolitie, omdat haar hoofddoek volgens hen niet naar behoren zit. Drie dagen later is ze dood, vermoord door het regime. De woede die vanaf dan door het land en de wereld raast, had niemand kunnen hopen en iedereen kunnen voorzien. Veertig jaar aan opgekropte pijn gutst door de aderen van heel Iran. Het kost het leven van Jina en van zoveel anderen, maar het volk staat op. En met dat opstaan komt ook weer bloedvergieten. Jonge meisjes verdwijnen. Kleine jongens worden doorzeefd met kogels. Mannen worden midden op straat gedood. Huilende vaders aan het graf van hun kind. Militarisering van steden. Arrestaties. Executies. Het haalt de journaals over heel de wereld.
Het bewind van de Islamitische Republiek wordt een jaar geleden het bewind van de Islamitische Republiek on crack. Maar het volk is nu eenmaal opgestaan. Schoolmeisjes werpen hun hoofddoek af. Ze stampen op portretten van de ayatollahs. Er is iets gebroken in Iran. Iets onomkeerbaars. Iets vanuit de diepste pijn en woede van het volk. Jin, jiyan, azadî (vrouw, leven, vrijheid), een leus geboren in het Koerdisch verzet, slaat met vonken over op het hele land en de rechten van de vrouw worden symbool voor mensenrechten in Iran en Iraniërs over de hele wereld.
Macht en onmacht
Er wordt veel geschreven over de protesten, iets minder over de hardhandigheid die met name de meest gemarginaliseerde gebieden raakt. Met een bloedbad waar 95 demonstranten bij omkomen in Baluchistan, in het zuidoosten van Iran meteen al eind september. En de militarisering van Koerdistan, in het noordwesten in november. Het is dan ook moeilijk journalistiek te bedrijven in een land waar dit soort verhalen verboden zijn. Hoe check je feiten, hoe verifieer je ooggetuigenverslagen zonder die ooggetuigen verder in gevaar te brengen? De media buiten Iran doen hun best in ieder geval.
En de Iraniërs die hiernaartoe vluchtten na de revolutie van 1979, waar de situatie van de dag van vandaag nog het resultaat van is, hadden zichzelf begraven in het zand van hun nieuwe leven, maar ontspruiten overal in de maanden na Jina’s dood. Eerste, tweede, derde generatie Iraanse Nederlanders delen een overweldigende emotie van macht en onmacht tegelijk. Er heerst een gevoel van: misschien is de tijd van verandering eindelijk aangebroken. Maar ook het besef dat dat gevoel er al vaker was. We denken aan onze gemartelde moeders, vermoorde ooms, aan de gevluchte kinderen. Het is alsof iemand tot bloedens aan toe aan onze littekens pulkt.
Het dagelijkse leven dendert door. Met in één hand onze telefoontjes, en met de andere een ziel onder de arm geklemd, scrollen we door social media als een soort portaal naar de hel. Ik sta op met slecht nieuws, ik ga slapen met de angst voor nog erger nieuws en tussendoor bel ik me schor met redacties, politici, gladjakkers en praatjesmakers. Maar ook met kennissen. Met vrienden die bebloede foto’s sturen. Collega’s die op de lip worden gezeten door de geheime dienst. Familie die ik alleen maar via likes en hartjes durf te spreken.
Iedereen wil met me spreken. Ik leg mijn bloedend hart op tafel bij Op1, drink gemberthee bij de koningin, spreek met een brok in mijn keel op demonstraties en ga met actiepunten op een briefje langs bij premier Rutte en vicepremier Hoekstra en de Tweede Kamer. De Iraanse Revolutionaire Garde (IRGC) zou op de terroristenlijst van de EU gezet kunnen worden, staat onder andere op het lijstje. Wie ben ik, denk ik, als ik niets voor de mensen daar kan betekenen?
Ik zie diezelfde vraag in de ogen van elke Iraniër in diaspora die ik in dit bizarre jaar ontmoet. Er is een vuur ontstoken en als het moet, dragen wij dat met blote handen voor hen. Met de blaren naar ons werk, naar de kroeg, naar tafeltennis of naar een verjaardag. Want Iran hangt aan de lopende band de jeugd aan hijskranen. Jonge benen in de wind van extremisme en vrouwenhaat. De revolutie die vorig jaar begon, was zo sterk en het regime zo luguber, dat de hele wereld wel moest kijken. Tot ander nieuws, dat óók de aandacht verdient de berichten overwoekerde.
Lange adem
Als je goed luistert, hoor je nog steeds de lijven van de jongens aan de touwen in de wind. Het is een stilte waarin arrestaties oplopen, evenals de executies. Exacte aantallen zijn moeilijk te vinden, maar mensenrechtenorganisatie Hengaw komt regelmatig met schrikbarende cijfers. De laatste trend is dat familieleden van gedode jongeren worden opgepakt. En er worden nog steeds mannen doodgeschoten. Vrouwen verkracht. Bossen in de brand gestoken. En in de wind schuurt met zachte kraak wat touw tegen wat metaal.
Ondertussen sluit de Verenigde Staten een grote deal met Iran. Ze ontdooiden in augustus zes miljard dollar voor de Islamitische Republiek in een gevangenisruil waarover jaren werd onderhandeld. Het werd een handjeklap met de bebloede tengels van de ayatollahs. De Belgen bevrijden eerder op die manier ook een landgenoot en twee Denen. En er zit een Zweedse diplomaat vast in de beruchte Evin-gevangenis – waar zoveel intellectuelen en activisten zitten dat het de bijnaam ‘universiteit’ heeft gekregen – die schijnt te hebben gedacht dat hij wel even op vakantie kon naar Iran.
Dat de revolutie er één van de lange adem zou zijn, dat wisten we al. Zo gaat dat. We wisten al dat als je heel dichtbij bent, je dan juist nog geduld moet hebben. En daarom is het belangrijk om zo’n omwenteling niet alleen te duiden aan de hand van protesten, maar te accepteren dat zoiets in golven komt en gaat. Qua demonstraties is het stil de afgelopen maanden. Maar qua stil protest absoluut niet. Je ziet het aan de foto’s van vrouwen zonder hoofddoek in Teheran, van vrijwilligers in Koerdistan die door het regime aangestoken bosbranden zelf doven. Je ziet het aan de subtiele posts van de ouders van Jina op Instagram, waarin ze vredig aankondigen op haar sterfdag haar te vieren op haar graf.
Het ware protest lees je tussen de regels door. En dat het leeft, zie aan hoe de overheid reageert, zoals door preventief troepen naar Jina’s geboortestad Seqqiz te sturen. De vorige keer dat ze dat deden toen Jina na 40 dagen werd herdacht, verschenen 100.000 mensen op de begraafplaats. Mensen liepen vanaf andere steden, dwars door bergen en rivieren.
Het lijkt stil, een jaar na Jina’s arrestatie en gruwelijke dood. Maar dat is hoe het simpelweg gaat met revoluties, de pamfletten raken bedolven onder op het oud papier. Ik zag op Telegram een video van een uitgedroogde schildpad in een bos dat door het regime in brand werd gestoken. Ze kreeg uit handen van een vrijwilliger water uit een plastic flesje. En de liefde die daaruit sprak voor de bomen, de dieren, de verkoolde aarde waar we vandaan komen en simpelweg op een dag naar terug willen keren, deed mij geloven dat deze revolutie voortduurt tot die grond weer van de mensen is. Het is niet stil in Iran. We moeten blijven luisteren en delen en aanmoedigen. Tot de Islamitische Republiek Iran is opgedoekt.
Verder lezen?
Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?
Word abonnee
- Digitaal + magazine — € 8,00 / maand
- Alleen digitaal — € 6,00 / maand