Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld.
Word abonnee
Toen de paniek over het coronavirus uit Wuhan begin dit jaar nieuwe kookpunten had bereikt, verscheen op
Der Vremde Mirror, webstek voor Belgische, door het nieuws geïnspireerde satire, het volgende bericht: ‘Op een opvallende kalme en waardige toon maakt de Chinese president Xi Jinping op de Chinese staatstelevisie bekend dat hij preventief mensen wil fusilleren om een verdere verspreiding van het coronavirus in te dammen’.
Geintje in tijden van mondkapjeshysterie, waarin de compassie met de zieken langzaamaan omsloeg in angst voor en weerzin tegen hoestende mensen. Besmettingsgevaar! Dat de vrees voor de overdraagbaarheid van besmettelijke ziekten een aanslag op de humaniteit kan zijn, weten we al uit de oude verhalen over de excommunicatie van melaatsen. Weg jij, ver weg, blijf uit mijn buurt, liever nog: ga dood, op een afgelegen plek.
“
Het verwordt snel tot een situatie van paranoia, verkrachtingen en gevechten om voedsel op leven en dood
Weerloze zieken neerschieten, het gebeurt in
De Stad der Blinden, de grote roman van de Portugese schrijver José Saramago, waarin de mensen in de stad op een dag zomaar worden getroffen door besmettelijke blindheid. De eerste overkomt het voor het stoplicht, in de auto: ‘Ik ben blind, ik ben blind’, herhaalde hij wanhopig, terwijl hij uit de auto werd geholpen, en de tranen die opwelden maakten zijn ogen, waarvan hij beweerde dat ze dood waren, nog glanzender. Iemand sust ‘dat gaat heus wel over’, maar het gaat niet over, de één na de ander wordt ook getroffen door onmiddellijke blindheid, en al gauw golft de paniek door de stad. De patiënten worden bijeengedreven, afgevoerd naar afgezonderde fabrieken, kerken, sporthallen en magazijnen, met grote hekken eromheen. Zoals leprozen vroeger in een leprakolonie bij elkaar werden gezet, en buiten alleen mochten rondlopen met een klepper of een belletje. Opdat de gezonden zich bijtijds uit de voeten konden maken.
In de blindenkolonie uit het boek valt al snel het eerste schot. Iemand is het hek van binnen te dicht genaderd, daar waar de soldaten staan die kunnen zien – zij nog wel – en die de opdracht hebben om niemand eruit te laten. Binnen, tussen de blinden, verwordt het al snel tot een Lord of the Flies-achtige situatie, met barbarij, gruwelen, paranoia, verkrachtingen, gevechten om voedsel op leven en dood en al die andere dingen die mensen elkaar aandoen wanneer alle kaders wegvallen, decorum niet meer telt en recht plaatsmaakt voor macht.
Tijdloze boeken kunnen helpen de actualiteit beter te begrijpen. Sheila Sitalsing licht er steeds één uit. Deze keer: De Stad der Blinden (Ensaio sobre a Cegueira), van de Portugese schrijver José Saramago. Het boek verscheen in 1995 en werd in Nederland uitgebracht door Meulenhoff in 1998.
Heldhaftige zorg
Tegenwoordig gaan we humaner om met de dragers van besmettelijke aandoeningen. (Als het mensen betreft althans. Bij varkens en kippen en ander massaal gehouden vee geldt het adagium ‘preventief ruimen’: elf miljoen varkens bij de laatste grote uitbraak van de varkenspest ruim twintig jaar geleden, en talloos veel kippen en eenden, elke keer opnieuw, bij elke nieuwe dreiging van de vogelgriep.)
Voor mensen worden ziekenhuizen bijgebouwd en doen artsen en verpleegkundigen heldhaftig maskers voor en handschoenen aan om liefdevolle zorg te verlenen. Ondertussen proberen wetenschappers het hoofd koel te houden en blijven ze kalmpjes voorrekenen dat we heus niet meteen dood neervallen als iemand in onze nabijheid de keel langdurig schraapt.
“
De angst houdt de gezonden zo in zijn greep dat ze wantrouwig naar elkaar loeren en de hulpelozen achterlaten
Toch hoef je niet heel diep te graven om het tegen te komen: de angst die de gezonden zo in zijn greep heeft dat ze wantrouwig naar elkaar loeren, de hulpelozen achterlaten en schielijk de benen nemen, laat maar creperen zonder mij.
In De stad der Blinden wordt ook de oogarts getroffen door blindheid. Om onverklaarbare redenen blijft zijn vrouw ziende, een gegeven dat ze verzwijgt zodat ze met haar man mee kan als hij wordt afgevoerd. Als enige in de blindenkolonie die kan zien, kan ze haar man vrijwaren voor de grootste gruwelen, kan ze de mensen van goede wil redden en na hun ontsnapping terugvoeren naar de stad, tot het magische moment aanbreekt waarop ze weer gaan zien. Sommigen elkaar voor het eerst zien. En constateren: ik vond je blind mooi en nu ik je kan zien nog mooier. Zo redt ze de mensheid.
Zoals de ziekenverzorgers die alle paniek trotseren en zich zorgzaam buigen over de zieken, de menselijkheid dienen.
Dit artikel verscheen eerder in OneWorld magazine.