“Nederlandse hulp? Die gaan we binnenkort uitdelen,” zegt de woordvoerster van Rwanga, een lokale Koerdische hulporganisatie. Ze hebben opdracht gekregen de gearriveerde buitenlandse hulpgoederen te verdelen over de vele ontheemden in Iraaks Koerdistan. Inclusief de vijftig ton voedselpakketten uit Duitsland en Nederland.
Het begon met Koerdische Syriërs. Hun kampen leken na twee jaar al op steden.
De Nederlandse lading bevat krachtvoer en was eerst bedoeld voor een dropping boven het Sinjar-gebergte. Daar zaten vorige maand honderdduizend Koerdische jezidi’s vast, gevlucht voor de terreur van IS. Toen de vluchtelingen veilig naar beneden wisten te komen, was de hulp niet meer nodig en belandden de goederen in de loods van Rwanga. Daar liggen ze nu al weken.
Geen rek meer
Dit verhaal is typerend voor de chaotische situatie in Irak. Ook de Koerdische autoriteiten weten zich nauwelijks raad met de naar schatting 1,6 miljoen vluchtelingen en ontheemden die in het gebied huizen. Het begon met Koerdische Syriërs. Hun kampen leken na twee jaar al op steden. Daarna kwam de rest van Irak, de ontheemden die steden als Mosul en Tikrit ontvluchtten toen IS naderde. Met de komst van honderdduizenden christenen, jezidi’s, Shabak en Turkmenen, die zich begin augustus ook uit de voeten maakten, was de rek er uit bij de Koerdische autoriteiten.
Ook de hulporganisaties kunnen een operatie van deze omvang haast niet aan. Zo meldt de Vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties (VN) dat de beschikbare fondsen vrijwel op zijn, terwijl ontheemden juist klagen dat ze weinig tot geen hulp hebben gekregen. Bijna twee maanden nadat ze vluchtten, zitten velen van hen nog steeds in onafgebouwde panden zonder muren of ramen, de familiekamertjes afgebakend met doeken of stenen. Water of sanitair is er vaak niet en elektriciteit wordt met een kabeltje elders afgetapt.
Vrouwen bakken brood in Khanke Kamp. "De VN-organisaties Unicef en het Wereldvoedselprogramma hebben ook hulp geleverd in het plaatsje, maar de meeste hulp komt toch van hier, vertelt Ajajvian."Foto: Judit Neurink
De ontheemden klagen steen en been, vooral de christelijke vluchtelingen in de Koerdische hoofdstad Erbil. Ze slapen nog altijd in kerken en bouwplaatsen. De scholen, waar de vluchtelingen voorheen ook sliepen, zijn weer open en die moesten ze dus verlaten. De wanhoop groeit met de dag. “Waar is de buitenlandse hulp, wat moeten we doen als het winter wordt?” vraagt een van hen.
Hulp van hier
Maar het kan nog erger, zoals in het jezidi-plaatsje Khanke. Daar vonden zo’n 60.000 vluchtelingen onderdak bij mensen thuis, op bouwplaatsen en in tenten. “Buitenlandse hulp? Nee, we hebben niets gezien”, zegt hulpverlener Ayad Ajajvian, “tal van diplomaten komen op bezoek, en daar bleef het bij”.
“Buitenlandse hulp? Nee, we hebben niets gezien”
Wel lovend is hij over het Internationale Rode Kruis, dat onder andere voor dekens en voedsel zorgde. “Ik weet niet wat we zonder hen hadden moeten doen.” Andere internationale hulp kwam volgens Ajajvian echter te langzaam op gang. Toen de VN Vluchtelingenorganisatie met tenten kwam, had de Khanke-gemeenschap zelf al een tentenkampje opgezet. De VN-organisaties Unicef en het Wereldvoedselprogramma hebben ook hulp geleverd in het plaatsje, maar de meeste hulp komt toch van hier, vertelt Ajajvian.
Zo zorgt de aan de Koerdische overheid gelieerde Barzani Foundation voor één maaltijd per dag voor de ontheemden, voedt een parlementslid vierduizend mensen en een zakenman uit de buurt vijfduizend mensen. “En nog komen mensen bij me die honger hebben,” zucht de hulpverlener.
Kookplaten en matrasjes
Rond het gemeentehuis in Khanke staan tenten kriskras opgesteld. Erachter, richting de rivier de Tigris, staan nieuwe tenten keurig op een rijtje geplaatst. De daken kleuren geel van het woestijnstof. Iets verderop worden betonnen funderingen gelegd voor nog meer tentenkampen. Ook toiletblokken zijn in aanbouw, die in het eerste informele kampje ontbreken.
Tijdens een crisis slapen we niet. Soms werken we wel vierentwintig uur achter elkaar
In het zand liggen hoopjes kleding, gebracht door Iraakse organisaties die de ontheemden eerder al van matrasjes voorzagen. Zo ook de vrijwilligersorganisatie Dilvia. Er werken ongeveer zeventig vrijwilligers werken die “iets voor de mensen wilden doen”, aldus coördinator Shan Kameran. De organisatie heeft bewust geen kantoor en ziet er streng op toe dat het opgehaalde geld de ontheemden bereikt. “Tijdens een crisis slapen we niet. Soms werken we wel vierentwintig uur achter elkaar,” vertelt ze. Ze brachten christenen kookplaten en zorgen voor de medicijnen die ontheemden niet mee konden nemen.
Caravans
In het Irak waar men gewoonlijk betaald wil worden, zie je nu op eens veel vrijwilligers. Één van hen is Pyr Diyan, een hulpcoördinator in Khanke. Lopend door het vluchtelingenkamp spreekt hij zijn zorgen uit over de komende winter.” Eind oktober begint de regen en verandert het kamp in een modderpoel”, zegt hij, “en zo vlak bij de rivier wordt het erg koud.”
Diyan heeft een lijstje welke hulp hij het liefste ziet. Wat erop staat? Onder andere verharde wegen en caravans, die zijn stukken minder koud dan tenten. “We hebben de VN-Vluchtelingenorganisatie erom gevraagd. Die kon niets beloven,” aldus de coördinator.
De Syrische vluchtelingen kregen betonnen optrekjes van de VN-organisatie die beter zijn beter dan caravans, beaamt Dyran. Toch vraagt hij om caravans. Want zo gauw de bezette gebieden zijn bevrijd, willen de Koerdische autoriteiten dat de ontheemden naar huis terugkeren. De eerste dorpen zijn inmiddels heroverd en een deel van de gevluchte inwoners zijn terug gegaan. Maar lang niet iedereen durft dat. Want hoe veilig is het en wat is er nog van hun thuis over?
“Het is een spagaat. Als we hier huizen bouwen, gaan mensen niet meer terug,” zegt Diyan zuchtend.