Beeld: Theresa Rauter

Choreograaf Amanda Piña: ‘De witte, exotiserende blik op kunst is er nog steeds’

Het onderscheid tussen kunst met een grote K en traditionele kunst is een koloniaal concept, zegt choreograaf Amanda Piña (1978). In haar voorstelling Exótica, te zien op het Holland Festival, brengt zij niet-westerse dansvormen terug op het podium. ‘De bijdrage van zwarte en bruine lijven aan de dans is weggemoffeld.’

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee
Ze beschrijft zichzelf als behorend tot meerdere plaatsen tegelijk. De vader van Amanda Piña (1978) is Mexicaans, haar moeder is een Chileense wier grootvader van Libanon naar Chili emigreerde. In haar jeugd pendelde ze tussen Chili en Mexico. Daarna verhuisde ze van Latijns-Amerika naar Oostenrijk. Inmiddels is ze een van de drijvende krachten achter nadaLokal, een experimentele kunstruimte in Wenen, en verdeelt ze haar tijd tussen Wenen en Mexico City.

De bijdrage van zwarte en bruine lijven aan de dans is lang verzwegen

Exótica, de voorstelling waarmee de choreograaf op het Holland Festival staat, is een eerbetoon aan vier dansers met een al even gemêleerde achtergrond. Allemaal maakten ze deel uit van de Parijse avant-garde kunst: een Koerdische met een eigen interpretatie van Egyptische dans, een Senegalees die soms van het witte publiek de kritiek kreeg ‘niet Afrikaans genoeg’ te zijn, een ‘Indiase prinses’ en een vergeten voorouder van Piña zelf. Allemaal mensen van kleur die destijds in het vakje ‘exotisch’ werden gestopt, en van wie daarna de rol in de ontwikkeling van de dans werd verzwegen. Deze voorstelling brengt hen weer voor het voetlicht en de vele manieren waarop ze in hun leven en werk grenzen overschreden.
OneWorld geeft kaarten weg!

OneWorld geeft kaarten weg voor Exótica op 6 en 7 juni op het Holland Festival. Wil je de voorstelling zien? Mail snel naar winnen@oneworld.nl en laat weten voor welke dag je twee gratis tickets wilt. Wie het eerst komt, het eerst maalt, dus wees snel!

'Lang dacht ik dat ik de eerste vrouwelijke kunstenaar in mijn familie was'

Ooit studeerde je schilderkunst. Hoe ben je uiteindelijk in de dans terechtgekomen?
“Ik had als kind al artistieke neigingen, als enige in de familie. Lang dacht ik dat ik de eerste vrouwelijke kunstenaar in mijn familie was. Toen ik een studie moest kiezen, ging mijn interesse uit naar antropologie, maar daar had ik niet genoeg zitvlees voor. Mijn manier om te leren kwam niet overeen met de toenmalige academische manier. Ik wilde leren door te ervaren, door te doen. Mexico, waar mijn vader vandaan kwam en waar ik vanaf mijn twintigste woonde, heeft een sterke traditie in de schilderkunst, waarvoor ik ook een passie voelde. Dus leek schilderen een logische keuze. Daarin zat ik echter opeens helemaal vast. Ik ben een intuïtief kunstenaar: ik begon met schilderen en liet me verrassen door wat er op het doek kwam. Maar toen ik een docent kreeg die van de conceptuele kunst was, kwam er ineens helemaal niets meer uit . Op dat moment wist ik dat ik iets anders moest gaan doen. In Mexico had ik al danslessen gehad, en ik besloot me daarop te richten.”
Dat was wellicht geen klassiek ballet?
“Nee, daar had ik niet veel mee, als kind al niet. Ik vond de kostuums belachelijk, die roze tutu’s. Ik was meer een tomboy. Toen ik later met mijn danstraining begon, realiseerde ik me dat ik geen interesse had in de canon van de westerse dans. Ik had er geen zin in die vormen te reproduceren, of het nu klassiek ballet was of hedendaagse dans. Mijn vroegste ervaring met dans stamt uit de tijd dat ik opgroeide in Chili, onder de dictatuur van Pinochet (dictator van 1973 tot 1990, red.). Dat was een politiek intense tijd, gevaarlijk en gespannen. Als we de straat op gingen tegen Pinochet, sprongen we allemaal op een manier die aan dans deed denken. Later ontdekte ik dat de Mapuche, de Inheemse1 bevolking uit het gebied waar mijn moeder vandaan komt, zo dansten tijdens hun rituele vieringen. Bij die demonstraties moet mijn antropologische interesse in dans zijn begonnen, toen moet ik al hebben aangevoeld dat dans politiek kan zijn. Maar dat besefte ik pas toen ik in Wenen dans ging studeren.”
Beeld: Patrick Van Vlerken
Om dat te ontdekken, moest je naar Wenen?
“Dat is helemaal niet zo vreemd. Als je afstand neemt van waar je bent opgegroeid, ga je zaken observeren die je voorheen niet zag. Ik weet niet of ik de taboes had kunnen doorbreken die ik nu doorbroken heb als ik thuis was gebleven.”

Welke taboes bedoel je?
“Destijds was er een scherp onderscheid tussen dans als kunstvorm en traditionele dans. Dat laatste werd uitsluitend gezien als traditie en niet als kunstuiting. Dat je met traditionele dans kon omgaan op een serieuze, artistieke wijze, was een taboe. Dat onderscheid tussen kunst en traditie is een koloniaal concept. Het is een manier om je autoriteit te doen gelden over anderen, een systeem van uitsluiting. Kunst met een grote K doet ertoe in het heden, maar de traditie hoort bij het verleden. In dat wereldbeeld zijn de enigen die aanspraak kunnen maken op relevantie in het hier en nu de ‘moderne’ of ‘hedendaagse’ kunstenaars. Maar dat onderscheid is wetenschappelijk niet houdbaar. Traditie is niet alleen iets uit het verleden, maar duurt nog altijd voort, en dat wat traditionele dans wordt genoemd, was een inspiratie voor veel hedendaagse dans. Dat deed mij nadenken over de potentie van dans, kunst en performance voorbij de moderne, koloniale constructies. Wat als we niet alleen over danskunst denken als iets dat gebeurt in een zaal op een podium in Argentinië, Bangkok of Duitsland?”

'In de jaren 20 stelden Europeanen nog zwarte mensen tentoon in dierentuinen'

Je voorstelling op het Holland Festival is onderdeel van het project Endangered Human Movements. Waarom dat project?
“Het probeert te begrijpen hoe voorouderlijke bewegingsvormen weer opduiken in verschillende contexten. Het stelt vraagtekens bij de modernistische opvatting dat kunst in een rechte lijn voorwaarts gaat met steeds nieuwe uitvindingen en bewegingen. Ik ben veel meer geïnteresseerd in hoe oude vormen terugkeren in allerlei omstandigheden. Op een of andere manier ben ik dus toch antropoloog geworden. In 2014 begon ik dansen te inventariseren die waren verdwenen. Mensen in de Andes bijvoorbeeld, waar mijn moeder vandaan komt, doen geen offerdansen meer, omdat de plekken waar ze dat deden zijn vernield door mijnbouwbedrijven. Zo leidt het verlies van biodiversiteit ook tot verlies van culturele diversiteit.”

Tekst gaat verder na de foto.

Beeld: Tammo Walter
Voor Exótica deed je onderzoek naar vier dansers uit de jaren 20 van de vorige eeuw met een niet-westerse achtergrond die destijds beroemd waren in Europa, maar sindsdien zijn vergeten. En ineens bleek je niet meer de enige vrouwelijke kunstenaar in de familie. Hoe voelde dat?
“Ik had wel eens geruchten gehoord, familieverhalen over een oudtante die had gedanst voor de Russische tsaar, zo beroemd dat haar gezicht op een postzegel stond. Toen vonden we in de Nationale Bibliotheek van Parijs foto’s van Clemencia Piña, die bekend werd onder de toneelnaam La Sarabia. Ineens bleken die verhalen waar. Ik had daar een dubbel gevoel bij, want ze was beroemd maar stierf straatarm. La Sarabia werd ver in de negentig en Maurice Béjart, de bekende choreograaf en danser, betaalde op het eind van haar leven haar huur. Dat deed me denken aan hoe het kapitalisme werkt: je zuigt iets leeg voor je eigen gewin en dan dank je het af.”

Dat lijkt te gelden voor alle vier de kunstenaars voor wie Exótica een eerbetoon is.
“Inderdaad. In de jaren 20 van de vorige eeuw was er in de westerse kunst een fascinatie voor ‘exotische’ vormen. Bewegingen van ‘vreemde’ bruine en zwarte lijven droegen bij tot de creatie van avant-gardekunst, maar op de dansers werd evengoed neergekeken. Hun bijdrage aan de dans werd later weggemoffeld. Dat had te maken met de geracialiseerde witte blik. Vergeet niet dat er in die tijd in Frankrijk nog dierentuinen waren die zwarte mensen tentoonstelden. Het deed mij mijn eigen positie als kunstenaar kritisch bekijken. Dit kan mij ook overkomen als kunstenaar werkend in Europa. Want die exotiserende witte blik, die is er nog steeds.”

Directeur Tropenmuseum: ‘Roofkunst teruggeven maakt kolonialisme niet goed’

Rebelse componist Raven Chacon: 'Mijn'noise' verslaat de westerse muziek'

  1. Vanwege de negatieve connotatie en de koloniale herkomst vermijdt OneWorld de term ‘inheems’ normaliter; we kiezen meestal voor ‘oorspronkelijk’. Als een auteur bewust ‘Inheems’ schrijft, handhaven we dat mits geschreven met een hoofdletter. De hoofdletter toont respect, omdat het gaat om een collectieve identiteit, net zoals ‘Canadees’ een hoofdletter heeft. Lees hier meer over het woord Inheems. ↩︎

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Verder lezen?

Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?

Word abonnee

  • Digitaal + magazine  —   8,00 / maand
  • Alleen digitaal  —   6,00 / maand
Heb je een waardebon? Klik hier om je code in te vullen

Factuurgegevens

Je bestelling

Product
Aantal
Totaal
Subtotaal in winkelwagen  0,00
Besteltotaal  0,00
  •  0,00 iDit is het bedrag dat automatisch van je rekening wordt afgeschreven.

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons