“Iedereen nu meekomen, naar binnen, want we hebben jullie wat te vertellen.” De christelijke vluchtelingen die bivakkeren op het terrein van de Heilige Sint Jozefkerk in Erbil volgen gedwee Shuwan Hanna, de diaken van deze katholieke kerk.
Eenmaal in de zaal stapt Shuwan op het podium en begint aan een donderpreek: “Jullie zijn een stel leugenaars. Ik hoor jullie steeds tegen journalisten zeggen dat wij jullie helemaal niks geven. Dat is grote onzin en dat weten jullie zelf ook. Wij doen onze uiterste best voor jullie. Maar laat ik dit zeggen: als ik jullie nog maar over iets hoor klagen, dan gaan wij, samen met de hulporganisaties, het kerkterrein voor jullie sluiten.” De zaal hoort het vol ongeloof aan.
Een man staat op en roept: “Wij willen hier ook helemaal niet blijven, wij willen naar andere landen!”
Vluchten voor ISJe kan er alcohol drinken en aan de opheffing van een gokverbod wordt gewerkt. Omringd door bergen en checkpoints is Erbil een luxe, liberale enclave in onrustig gebied.
Sinds de installatie van een Koerdische regering in 2005 – Iraks president Saddam Hussein was al uitgeschakeld – nam de welvaart in de hoofdstad van de federale staat Iraaks Koerdistan snel toe.
De Koerdische egering heeft de VS en Europese landen gevraagd om militaire hulp om de veiligheid Erbil te waarborgen, en om humanitaire hulp. In de regio zijn meer dan een miljoen christenen, Yezidi’s maar ook soennieten en shi’ieten op de vlucht voor terreurbeweging IS, eerst naar Qurash, daarna naar Erbil.
Tatoeage
Na afloop vertelt Shuwan Hanna dat de mensen van de kerk hun best doen voor 560 families die totaal bestaan uit ruim 2200 personen. In de tuin staat een gaarkeuken bemand door vrijwilligers. Overal hangen mensen rond: bejaarden, vrouwen, kinderen. Een moeder geeft in de schaduw van een boom haar baby de borst. De meesten komen uit Qaraqosh, de grootste christelijke plaats in Irak, gelegen tussen Mosul en Erbil, zo’n 60 kilometer verderop.
Een jongen, Muchlas, heeft een beschadigd, rood oog en een litteken op zijn gezicht. “Ik ben als één van de laatsten op de vlucht geslagen. Niemand had mij gewaarschuwd dat IS er aankwam. Ik kwam ze ineens tegen vlakbij het ziekenhuis. En toen zagen ze mij ook.” Hij trekt zijn shirt van zijn rechterschouder en laat op zijn bovenarm een tatoeage zien van Maria. “Toen ze dat zagen ben ik geslagen en bedreigd, maar toch kon ik mij aan hen ontworstelen en ontsnappen.”
Buurtbewoners komen intussen kleren en geld brengen. Zoals mevrouw Youssef (“noem mijn voornaam maar niet”) die zwetend het terrein op sjokt. “Ik ben zelf christen en twee jaar geleden vertrokken uit Bagdad. Niet zo halsoverkop als deze mensen, want ik kon het plannen en mijn spullen meenemen.”
Wij, de christenen, de slimste mensen in Irak, die Irak vooruit hebben geholpen, wij worden nu hiermee beloond?!
Ze komt geld brengen. “Ik vind niet dat ik moet zeggen hoeveel”, zegt ze, en overhandigt aan een van de hulpverleners een stapel bankbiljetten. “Eerder heb ik vooral geld gegeven voor Syrische vluchtelingen die naar Irak kwamen.”
Verraden
Niet alle vluchtelingen die hulp krijgen van de kerk bivakkeren op het terrein. Sommigen zitten in lege huizen die gratis ter beschikking zijn gesteld. Anderen huren iets, meestal met een grote groep. De Zahra familie zit in een vrijstaand huis in de christelijke wijk van Erbil dat even zelfs aan honderd mensen onderdak bood en nu ‘nog maar aan vijfenzeventig’.
“Wij zijn ineens vluchtelingen”, zegt Youssef (41) die zich als woordvoerder van de familie opwerpt. “Wij, de christenen, de slimste mensen in Irak, die Irak vooruit hebben geholpen, wij worden nu hiermee beloond?!”
[[{“fid”:”29102″,”view_mode”:”file_styles_artikel_halve_breedte”,”fields”:{“format”:”file_styles_artikel_halve_breedte”,”field_file_image_alt_text[und][0][value]”:””,”field_file_image_title_text[und][0][value]”:””},”type”:”media”,”attributes”:{“class”:”styles file-styles artikel_halve_breedte media-element file-file-styles-artikel-halve-breedte”,”id”:”styles-4-0″}}]]
Youssef
Youssef en zijn familie komen ook uit Qaraqosh. “Er woonden zo’n vijftig- à zestigduizend christenen. We denken dat er nog zo’n honderd zijn achtergebleven, vooral oude mensen”, zegt Youssef. Sommigen waren al eerder vertrokken, maar de grote exodus kwam op gang nadat IS granaten schoot op het stadje, waarbij twee kinderen omkwamen. “Wij zitten hier gewoon met de kleren die wij aan hadden toen we vluchtten. Verder niks. We zullen onze huizen ook niet meer zien, want wij willen nooit meer terug naar Qaraqosh. Om de zoveel jaar is er iets.”
Eerder vonden er al aanslagen en ontvoeringen van christenen plaats. De familie vertelt hoe ze zich verraden voelt door inwoners van soennitische buurdorpen. “Die hebben IS binnengelaten en zich erbij aangesloten. Dat zijn dus dorpen waar wij gewoon soms boodschappen deden”, gaat Youssef steeds bozer verder. “Hoe kunnen wij nog naast hen verder leven. Wij willen allemaal weg uit Irak, het liefst naar de VS, eigenlijk is alles goed als het maar niet Irak is. Ook hier in Erbil is het niet oké.”
Fata morgana
In huize ‘Zahra’ wil vrijwel iedereen het liefst vandaag nog naar een ander land. Alleen Youssef’s zoon Wadallah (16) heeft nog hoop dat hij toch weer in zijn geboorteplaats kan wonen. De rest hoort het hem zeggen, maar niemand knikt instemmend.
[[{“fid”:”29104″,”view_mode”:”file_styles_artikel_halve_breedte”,”fields”:{“format”:”file_styles_artikel_halve_breedte”,”field_file_image_alt_text[und][0][value]”:””,”field_file_image_title_text[und][0][value]”:””},”type”:”media”,”attributes”:{“class”:”styles file-styles artikel_halve_breedte media-element file-file-styles-artikel-halve-breedte”,”id”:”styles-4-0″}}]]Alaa
“Dit is mijn vluchtauto”, wijst Alaa (31) op een oude terreinwagen die voor de deur staat, met een mozaïek aan barsten in de voorruit. Hierin zat hij met zijn vrouw en twee dochters en tien andere familieleden toen ze vertrokken uit Qaraqosh. Hij noemt het nog steeds een potentiële vluchtauto, omdat IS niet ver van Erbil zit.
Na lang aarzelen neemt Alaa mij mee in omgekeerde richting op hun vluchtroute. “Moet je kijken, nergens zie je Peshmerga (Koerdische strijders, red.),” zegt hij twintig kilometer lang. Een paar kilometer van de frontlinie staat een reuzenrad dat is stilgelegd. ‘Een soort fata morgana’ noemt hij het.
Compleet gezin
Dan stuiten we op een basis van de Peshmerga die tegen de frontlinie ligt. Er zijn reguliere troepen, special forces en oudere vrijwilligers met even oude kalashnikovs. Als we in het kantoortje zitten, klinken er steeds wat doffe dreunen. Alaa kijkt bezorgd maar de Peshmerga zeggen dat het deuren zijn die dichtslaan. Samen lopen we naar buiten en horen dan dat het uitgaand vuur is van een Koerdische positie een paar honderd meter verder.
“Laten we maar gaan”, zegt Alaa nerveus. “Ik weet wat dit betekent, voor je het weet schiet IS terug.” We scheuren weg. Alaa zegt dat hij nooit meer zo dicht op IS wil komen in zijn leven. Ook de Peshmerga vertrouwt hij niet. “Qaraqosh hoorde nooit bij Koerdistan, maar er waren Peshmerga bij ons in de stad toen IS oprukte. Ze hadden zelfs tanks. Nou, die waren ineens vertrokken.”
Alaa probeert te regelen dat hij naar Australië kan vertrekken waar familie woont. “Maar mijn jongste dochter van 2 heeft geen paspoort. Dat zou ik moeten regelen in Mosul, maar daar zit IS.” Zijn zwager Youssef had al aangeboden om zijn dochter onder zijn hoede te nemen, zodat Alaa zelf vooruit kan gaan naar Australië, maar dat wil hij niet. “Dat kan ik niet over mijn hart verkrijgen, ik wil als compleet gezin gaan.”
Als we bijna terug zijn in Erbil vertelt Alaa dat IS de Zahra-familie nog steeds lastigvalt in hun slaap. “Dan hoor ik naast mij sommige familieleden ‘Dash’ (=IS) mompelen in hun slaap.”
We passeren een wit rond verkeersbord met rode rand en het getal 60 erop. “Dat bord staat ook wel voor het leven hier in Irak. Wij worden niet ouder dan 60, van de stress, van de ellende. Alleen al in de afgelopen week heb ik het gevoel dat ik tien jaar ouder ben geworden.”