Achtergrond convenant:
Ruim vijftig kledingbedrijven beloofden op 4 juli 2016 te zullen werken aan de verduurzaming van hun productieketen. In Den Haag ondertekenden ze een convenant met afspraken over thema’s als vakbondsvrijheid, leefbaar loon, kinderarbeid en milieu-eisen. Naast de kledingbedrijven zijn ook maatschappelijk organisaties, de overheid, vakbonden en de brancheorganisaties aangesloten bij de overeenkomst. Van meet af aan was er ook kritiek te horen. Er zou een gebrek zijn aan concrete doelen, de stem van de textielarbeiders zelf werd niet of te weinig gehoord en een structurele controle op wat er werkelijk door bedrijven wordt gedaan ontbrak.
Waar en onder welke omstandigheden wordt mijn kleding gemaakt? Consumenten willen dat graag weten, maar veel bedrijven kunnen daar geen antwoord op geven. Afgelopen jaar hebben de bedrijven die zijn aangesloten bij het convenant, waaronder Hema, Zeeman en G-Star, zich bezig gehouden met het in kaart brengen van hun productieketen. Want als je niet weet waar je kleding vandaan komt, hoe kun je dan werken aan het verbeteren van de arbeidsomstandigheden?
De eerste taak voor bedrijven is dan ook dat zij voor 4 juli 2017 inzichtelijk maken in welke fabrieken hun kleding wordt geproduceerd. Het gaat daarbij om de laatste schakel in de keten. De schakels die daaraan voorafgaan – waar het katoen vandaan komt en in welke spinnerijen en naaiateliers de stoffen worden geweven en genaaid – volgen later.
Productielocaties bekend
Bijna alle bedrijven hebben inmiddels de productielocaties bekend gemaakt bij de SER, de Sociaal Economische Raad, vertelt Jef Wintermans, coördinator van het convenant. Ongeveer tien procent is nog niet zover: “Een paar bedrijven zijn nog bezig met de inventarisatie en die hebben van ons respijt gekregen. We verwachten dat zij de informatie in de komende dagen of weken met ons delen.”
De eerste doelstelling van het convenant lijkt daarmee te worden gehaald. Een ander doel, dat volgend jaar gerealiseerd moet zijn, is om minimaal 50 procent van de kledingbedrijven die actief zijn op de Nederlandse markt, aangesloten te krijgen bij het convenant.
Niet openbaar maken van de productielocaties
De kledingbedrijven moeten de SER inzicht geven in hun toeleveringsketen. De lijst met fabriekslocaties wordt na 4 juli geaggregeerd gepubliceerd. Dat betekent dat wij straks niet kunnen zien welk bedrijf in welke fabriek produceert. “Niet ideaal”, vindt Gerard Oonk van de Landelijke India Werkgroep (LIW). Hij had graag gezien dat elk bedrijf op individueel niveau de informatie openbaar zou maken. Want als zij straks op misstanden stuiten in een fabriek, welk bedrijf moeten zij daar dan op aanspreken? Volgens Jef Wintermans, de voorzitter van het convenant, was het voor bedrijven nu een stap te ver. “Het is hoogst bedrijfsgevoelige informatie.” Tara Scally van de Schone Kleren Campagne, de organisatie die opkomt voor de rechten van textielarbeiders, vindt dat een onzin argument. “Waarom kan een bedrijf als H&M, C&A, Adidas of Nike dat dan wel? Bovendien komen ze elkaar toch wel tegen: fabrieken worden vaak gedeeld door verschillende merken.”
Marktvolume niet substantieel groter
En dat loopt nog niet storm. Wintermans ziet een ‘kleine toename’ van het aantal deelnemende bedrijven sinds vorig jaar juli. Vijf tot tien bedrijven zijn hebben zich aangesloten, twee zijn afgevallen wegens bedrijfssluiting. “Het groeit, maar je kunt niet zeggen dat het marktvolume nu substantieel groter is dan een jaar geleden.”
Hoe lastig het is om nieuwe bedrijven te werven, weet Jeroen van Dijken van VGT, de Vereniging Grootwinkelbedrijven in de Textiel, als geen ander. Veel van hun leden, waaronder C&A, Hema en De Bijenkorf, hebben zich aangesloten bij het convenant.
De grootste uitdaging is om de grote internationale ketens erbij te krijgen. In de kledingdetailhandel in Nederland is meer dan de helft van de omzet in handen van niet-Nederlandse spelers. “Het wordt nog best moeilijk om hen zo ver te krijgen dat ze zich aansluiten bij het Nederlandse convenant”, zegt Van Dijken.
Grote internationale kledingbedrijven doen niet mee
Zo wil H&M het convenant niet ondertekenen omdat het bedrijf al actief lid is van allerlei andere internationale multi-stakeholderinitiatieven, programma’s en coalities, waaronder de Sustainable Apparel Coalition (SAC), het Ethical Trade Initiative (ETI) en Bettter Work.
Annet Feenstra van H&M laat weten dat het de Zweedse modegigant zeker voorstander is van initiatieven die duurzaamheid en transparantie in de kledingindustrie bevorderen, maar dat het bedrijf bezorgd is dat internationaal opererende bedrijven te maken krijgen met meerdere nationale initiatieven met elk hun eigen eisen, normen en aanbevelingen. Dat zal uiteindelijk leiden tot ambivalenties en onduidelijkheid voor alle betrokken partijen.
Primark deelt die bezwaren. Van Dijken van VGT: “Primark zei tegen ons: wij willen uiteindelijk niet in 28 verschillende plannen zitten. Ze zijn wel betrokken, in de zin dat ze kennis willen delen en deelnemen aan projecten, maar ze stappen niet in het convenant.”
Wetgeving stuit op verzet binnen convenant
Eén Europees plan, één Europese agenda is volgens deze bedrijven verstandiger. Het Europees Parlement denkt er net zo over. Eind april riep het de Europese Commissie op met wetgeving te komen teneinde misstanden in de textielsector aan te pakken. Judith Sargentini, Europarlementariër voor GroenLinks, zei eerder tegen OneWorld dat zij wil dat Europa een standaard zet waaraan alle textiel die op onze markt belandt, moet voldoen. “We vormen met 500 miljoen Europeanen de grootste consumentenmarkt ter wereld. Als wij een standaard afspreken voor de industrie en zeggen: wanneer je textiel in de EU importeert, krijgt je een rapportageverplichting, waarin je de toeleveringsketen moet kunnen aantonen en langzaam werkt aan het verbeteren van de kwaliteit daarvan, heb je meer impact.”
Hoewel je zou denken dat het convenant en deze wetgeving in elkaars verlengde liggen – ze hebben immers beide tot doel de arbeidsomstandigheden in landen als Bangladesh, India en Pakistan te verbeteren – werd de roep om bindende afspraken niet door iedereen binnen de industrie met open armen ontvangen. Dat blijkt uit een mailwisseling tussen de convenantspartijen, die onlangs in handen kwam van OneWorld en Argos.
Goede sier maken met convenant
Met name de brancheorganisaties (VGT, Inretail en Detailhandel Nederland) zijn niet te spreken over het voorstel van het Parlement. Ze stuurden een gezamenlijke brief aan Judith Sargentini om haar duidelijk te maken dat “de oproep tot wetgeving niet kan leiden tot een structurele impact en verbetering van omstandigheden van mens, dier en milieu in de productieketens” en dat “[wetgeving] mogelijk zelfs bestaande initiatieven, zoals het convenant, schaadt.”
Voor Sargentini is het inmiddels zonneklaar: veel bedrijven zijn in het convenant gestapt om goede sier met mooie bedoelingen te maken. Maar wetgeving willen ze voorkomen.
Luister morgen om 14:00 naar de radio-uitzending die Argos in samenwerking met OneWorld maakte over de ‘tweestrijd’ tussen convenantspartijen, waarom wetgeving wel of niet nodig is om misstanden in de sector aan te pakken, en of de vertegenwoordigers van textielbedrijven met het convenant daadwerkelijk proberen bindende afspraken te voorkomen.
Verder lezen?
Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?
Word abonnee
- Digitaal + magazine — € 8,00 / maand
- Alleen digitaal — € 6,00 / maand