Robin Meulenberg
Opinie

‘De bijstand is een leven vol schaamte en regels’

170.000 Nederlandse huishoudens maken geen gebruik van hun recht op de bijstand. Een van de redenen: vrees voor wantrouwen vanwege het strenge fraudebeleid. Robin Meulenberg weet daar alles van. Een leven in de bijstand betekent een leven vol voorwaarden, regels, ‘tegenprestaties’ en schaamte, schrijft zij.

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee
Update van de redactie – 17 juni 2021

Ruim een derde van de bijstandsgerechtigden in Nederland – 170.000 huishoudens – vraagt geen bijstand aan. Daarvoor waarschuwt de Inspectie Sociale Zorg en Werkgelegenheid in een rapport. Vooral jongeren, ZZP’ers en Europese migranten kiezen ervoor de bijstand niet aan te vragen wanneer ze er wel recht op hebben. Ze vinden de aanvraag ingewikkeld, vrezen een administratieve last en dat ze de uitkering moeten terugbetalen als ze meer gaan verdienen. Gemeenten zeggen nauwelijks zicht te hebben op deze ontwikkeling vanwege privacyregelgeving en omdat zij zich meer richten op mensen uit de bijstand krijgen.

Ook schaamte kan een reden zijn om af te zien van een aanvraag evenals de bejegening door gemeenten. ‘Gemeenten zouden meer kunnen opereren vanuit vertrouwen, zonder daarbij de balans in relatie tot rechtmatigheid uit het oog te verliezen’, staat in het rapport. De Participatiewet is complex en het fraudebeleid streng, stelt de Inspectie.

Ik groeide op in een eenoudergezin met vier kinderen dat rond moest komen van de bijstand. Mijn moeder had  haar handen vol aan niet alleen ons, maar de talloze regels die bij de bijstand komen kijken. Naast de sollicitatieplicht, afspraken bij het UWV, verplichte workshops en cursussen, vrijwilligerswerk en werkervaringsplekken om de zogenaamde ‘afstand tot de arbeidsmarkt’ te verkleinen, is arm zijn op zichzelf al ontzettend veel werk. Boodschappen doen was in ons gezin een dagtaak, omdat we altijd naar verschillende supermarkten gingen om er zeker van te zijn dat we overal het goedkoopste van hadden.

We struinden eindeloos kringloopwinkels af voor meubels, servies, en kleding die daadwerkelijk paste. We hadden geen afwasmachine en wasten ook kleding vaak met de hand om stroom en water te besparen. Mijn moeder stond uren in de keuken om eten te koken in enorme hoeveelheden, zodat ze ingrediënten in bulk kon kopen, en zodat wij te eten hadden wanneer ze laat thuiskwam van een van haar soms drie verschillende baantjes.

Vrijblijvendheid

Toch blijft de politiek de bijstand afschilderen als een luilekkerland. ‘De vrijblijvendheid moet eraf’, zei toenmalig staatssecretaris Sociale Zaken en Werkgelegenheid Tamara van Ark. Haar partij, de VVD, heeft het voor elkaar gekregen dat sinds eind 2019 bijstandsgerechtigden, naast verplicht solliciteren, iedere uitgave verantwoorden en de dagelijkse vernederingen van leven in de bijstand, ook nog een andere verplichte tegenprestatie moeten leveren om het recht op hun uitkering te behouden. Wat die tegenprestatie precies inhoudt mogen gemeenten zelf invullen, maar het komt erop neer dat je je bijstandsuitkering moet ‘verdienen’.

Ik zat met een vriendin in de trein toen ze me dit bericht voorlas: ‘Tegenprestatie wordt verplicht voor wie in bijstand zit.’ Mijn eerste reactie was verwarring. Dat is toch al lang zo? Pas toen ik de volgende ochtend het hele artikel las sloegen de woede, verontwaardiging en vermoeidheid toe.

De vrijblijvendheid die Van Ark noemde herken ik helemaal niet. Ins ons gezin was geen alimentatie, dus we moesten het met één inkomen redden. Eerst was dat mijn moeders melkertbaan, een door de overheid gesubsidieerde baan speciaal voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Toen die wegviel werd dat het minimumloon – voor een baan op een conferentiecentrum – toen de werkloosheidswet, de ziektewet, en uiteindelijk de bijstand.

Onzekerheid veranderde in wanhoop, als mijn moeder zich door de groeiende stapels brieven en acceptgiro’s heen werkte

En dat betekende vooral heel veel administratie. Al vanaf jonge leeftijd wisten mijn zussen en ik dat we mijn moeder niets moesten vragen wanneer ze met haar papieren bezig was. Onzekerheid en frustratie veranderden in woede en wanhoop, terwijl mijn moeder zich door de groeiende stapels brieven en acceptgiro’s heen werkte. Hoeveel we ook bespaarden met boodschappen doen, hoe goed we ook letten op ons energieverbruik, hoe kort we ook douchten, wat we ook deden, het was nooit genoeg.

Schaamte

We kregen wel hulp, in de vorm van kistjes groenten van mijn oom en tante en vuilniszakken vol kleding van neefjes en nichtjes. Hier en daar werden briefjes van 25 gulden zwijgend over tafels geschoven, maar dat ging altijd gepaard met veel schaamte. Meer dan eens weigerde mijn moeder bedragen van behulpzame vrienden, en ik begreep instinctief waarom. Ik kreeg ook toen al mee hoe de wereld dacht over mensen die afhankelijk waren van overheidsgeld: zakkenvullers, luilakken, profiteurs.

Op school leerde ik dat mijn moeder zich schuldig maakte aan fraude, door te werken in de bijstand

Op de middelbare school leerde ik bij Maatschappijleer dat mijn moeder zich schuldig maakte aan fraude, door te werken terwijl ze in de bijstand zat. Maar zonder het zwart verdiende geld dat ze bewaarde in een potje in de boekenkast, om eens in het kwartaal één dag niet in de min te staan, zouden we ons krediet verliezen, en daarmee ons huis.

Mijn thuissituatie was merkbaar anders dan die van vrienden en klasgenoten. Ik kon vaak niet mee op schoolkampen en excursies, en de vale, versleten en dikwijls veel te grote afdankertjes waar ik in rondliep voorzagen pestkoppen op school van munitie. Terwijl mijn vriendinnen vergeleken hoeveel zakgeld en kleedgeld ze kregen wist ik dat ik mijn mond moest houden, geen plaats in die conversatie had. In een poging attent te zijn vroeg een vriendin me ooit bij de ingang van een wat duurdere kledingwinkel of ik wel naar binnen wilde, of ik me niet te ongemakkelijk zou voelen. Datzelfde ongemak had ze gesignaleerd toen haar moeder aanbood om zangles voor me te betalen, omdat ze het zo zielig vond dat ik als enige in mijn klas niet op een sport- of muziekles kon.

‘Tokkie’ of Dickens-protagonist

Zielig gevonden worden, of gezien worden als luie zakkenvullende profiteur, dat waren de twee houdingen die ik tegenkwam wanneer mensen mijn situatie leerden kennen, en beiden zorgden ze voor schaamte. Veel mensen lijken te denken dat er twee soorten arme mensen zijn: nobele slachtoffers van noodlottige omstandigheden, en egoïstische aso’s die in de bijstand zitten omdat ze te lui zijn om van de bank af te komen. In de reacties op mijn Twitterberichten kon ik dezelfde twee ideeën over armoede onderscheiden.

Het neoliberale systeem vertelt ons dat zelfs mensenrechten met een tegenprestatie moeten komen

Zo werd ik geïnformeerd dat er wel degelijk mensen zijn die bijstand boven een baan verkiezen, waar mijn verdedigers tegenin brachten dat het oneerlijk was dat die paar ‘Tokkies’ het dan verpestten voor mensen als ik. Ik kreeg veel complimenten op mijn verhaal; mensen drukten me op het hart dat ik trots moest zijn op hoe dapper ik me er doorheen had geslagen. Het was een bizarre ervaring om op een voetstuk geplaatst te worden voor iets dat absoluut niet als een verworvenheid voelt. En of ik me er wel zo heldhaftig doorheen heb geslagen is ook discutabel. Zoals ik noemde heb ik nog altijd paniekaanvallen over geld en deal ik nog dagelijks met de schaamte die ik als kind heb geïnternaliseerd.

Hoewel ik enorm dankbaar ben voor de hoeveelheid mensen die hun steun voor me uitspreken, gaan veel van deze reacties naar mijn mening aan het punt voorbij. Het zou niet uit moeten maken of je een ‘Tokkie’ bent, of een nobele Dickens-protagonist, iedereen heeft recht op een leefbaar inkomen zonder dwangarbeid en eindeloze vernedering. Daarnaast zijn het allebei schadelijke stereotypen die eraan bijdragen dat dit soort ideeën überhaupt draagvlak hebben. De ‘Tokkies’ verdienen de steun van de overheid niet, en de Dickens-protagonisten? Die slaan zich er, dapper als ze zijn, toch wel doorheen. Mijn vijanden zijn niet de ‘Tokkies’ die het zogenaamd voor mij hebben verpest. Mijn vijand is het neoliberale systeem dat ons vertelt dat we enkel waard zijn wat we produceren en dat zelfs mensenrechten en eerste levensbehoeften met een tegenprestatie moeten komen.

Dit artikel verscheen eerder op OneWorld op 29 november 2019.

Als je moet kiezen tussen tampons en avondeten

Wat als we al het geld in de wereld opnieuw verdelen?

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Verder lezen?

Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?

Word abonnee

  • Digitaal + magazine  —   8,00 / maand
  • Alleen digitaal  —   6,00 / maand
Heb je een waardebon? Klik hier om je code in te vullen

Factuurgegevens

Je bestelling

Product
Aantal
Totaal
Subtotaal in winkelwagen  0,00
Besteltotaal  0,00
  •  0,00 iDit is het bedrag dat automatisch van je rekening wordt afgeschreven.

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons