Hasanović overleefde Srebrenica door mee te lopen met de colonne mannen en jongens die door de bergen naar grondgebied van het Bosnische leger liepen. Vermagerd en zonder kleding of drinkwater. Deze colonne van 15.000 mannen werd wel de ‘dodenmars’ genoemd. Slechts 3000 van hen kwamen levend in Tuzla aan. Hasanović was toen 19 jaar. Inmiddels reist hij de wereld rond om zijn verhaal te delen.
“We hadden geen water, er was geen eten en bijna nooit elektriciteit. We leefden praktisch als dieren
In je boek beschrijf je het leven in Srebrenica van 1992 tot 1995, toen Srebrenica onder beleg was. Hoe ervoer je deze periode?
“Niet veel mensen weten het, maar Srebrenica was al vanaf mei 1992 onder beleg. Het Servisch-Bosnische leger was overal rondom Srebrenica gestationeerd. Bombardementen en granaten waren dagelijkse kost. We hadden geen water, er was geen eten en bijna nooit elektriciteit. We leefden praktisch als dieren. De omstandigheden waren net zo erg als in een concentratiekamp. Hongerige mensen, geen hygiëne, geen medische hulp. Het was verschrikkelijk. Ik denk dat niemand zich dat kan voorstellen. Wij wachtten op de wereld om ons te komen redden. Op Europa om ons te verlossen uit deze situatie. Je moet je voorstellen: van de ene op de andere dag veranderde alles. Ineens leef je in een stad onder beleg. Omdat Srebrenica ook door Bosnische strijdkrachten beschermd werd, kwamen moslimvluchtelingen massaal naar Srebrenica. In zo’n klein dorpje leefden ineens meer dan 40.000 mensen, je kunt je voorstellen hoe de omstandigheden waren.”
“Hongerige mensen, geen hygiëne, geen medische hulp. Het was verschrikkelijk
“Toen die verklaring van de VN kwam, dachten wij dat de oorlog voorbij was. Althans in Srebrenica. We dachten dat we alleen nog hoefden af te wachten tot de oorlog voorbij was in andere delen van Bosnië. Niets bleek minder waar. De humanitaire situatie werd iets beter. Maar eten was nog steeds een probleem. Mensen hadden zo’n honger. Drie keer per week kwam er basisvoedsel binnen, maar dat was niet genoeg. En nog steeds was er geen elektriciteit. Wel werd er water geleverd, dus mensen konden eindelijk op straat hun kleren wassen. Maar er was nog steeds geen hygiëne, we hadden geen tandenborstels, geen tandpasta.”
“Ja, dit was een maand na de speech van 12 maart 1993, waarbij de Verenigde Naties bescherming van Srebrenica beloofden. Ondanks deze verklaring bombardeerde het Servisch-Bosnische leger Srebrenica, waarbij het mikte op scholen en speelplaatsen. Ik was door de impact van de bommen flauwgevallen. Toen ik bijkwam zag ik jongeren dood om me heen liggen, overal lagen ledematen. Ik moest direct weer dekking zoeken, omdat er opnieuw gebombardeerd werd. Daarna rende ik zo snel mogelijk naar een huis in de heuvels. Mijn familie dacht dat ik omgekomen was; ze waren zo blij me levend te zien. Dit was natuurlijk schokkend, maar ook aan de orde van de dag. Mensen raakten gewend aan de intervallen van bombardementen, net zoals je naast een treinspoor woont en er een trein passeert. Het verliezen van dierbaren, vrienden of familie werd normaal. Het wordt een deel van je leven, een deel van de realiteit.”
“We waren doodmoe van de bombardementen en sliepen amper. We waren compleet uitgeput door het gebrek aan slaap en eten. Veel mensen hadden geen kleding of schoenen. Er werd kleding gemaakt van parachutestof. Ook waren er veel insecten en ongedierte. Er zaten overal vlooien in de matrassen en de kleding. Geen wonder, als er zoveel mensen op elkaar gepropt leven. In sommige huizen leefden twintig families in één ruimte. Ik herinner me dat er een keer een bom inviel vlak bij ons appartement. Een stukje van het projectiel vloog ons raam binnen. Mijn vader raapte het stukje heel kalm op; hij liet nooit iets van angst zien. Vanaf 1993 hielp de VN ons met voedselpakketten, die ze met vliegtuigen uit de lucht lieten vallen. Vaak ergens in de heuvels rond Srebrenica. Ik herinner me dat we soms met vrienden midden in de nacht naar de heuvels liepen om een voedselpakket te bemachtigen. Maar het was altijd druk met duizenden mensen die op een pakket wachtten. Iedereen stond op het punt te overlijden aan de honger. Op een gegeven moment werd ook de belangrijkste watervoorziening gebombardeerd, dus moesten we met gevaar voor eigen leven naar de bron lopen.”
“We zongen en droomden over een beter leven
“Omdat we tot 1994 niet naar school konden – die was gebombardeerd – verveelde ik me erg. ’s Avonds ging ik soms naar vrienden, we zongen samen. We gingen naar het huis van onze vriend Samir. Hij leefde daar met zijn opa en oom, want zijn vader was omgekomen tijdens de oorlog. Zijn moeder en zus leefden in Nederland. We luisterden naar de Beatles en speelden gitaar. Ook hadden we ontdekt hoe we stroom konden opwekken door middel van een hometrainer. Er was geen elektriciteit, maar door heel hard te trappen kregen we een elektrische gitaar werkend. Zo vermaakten we ons. We zongen en droomden over een beter leven.”
“Dat klopt. Op de belangrijkste straat van Srebrenica werd iedere dag een markt gehouden. Hier konden mensen hun kleding en sigaretten ruilen voor voedsel, en andersom. Het was altijd heel druk, ook met mensen die geen voedsel of kleding konden kopen. Het werd een soort ontmoetingsplek. Boeren met voedsel uit omliggende dorpen kwamen hierheen om dit te ruilen of verkopen. De prijzen waren gigantisch. Een kilo zout was in het begin 100 Duitse mark, en later zelfs nog meer. Ondanks de verschrikkelijke omstandigheden was er overigens wel ruimte voor afleiding. Mensen bespeelden instrumenten op straat en kinderen deden spelletjes.”
“Iedereen vluchtte de bossen in. Dit was het laatste moment waarop ik mijn familie heb gezien
“Dat was zeker weten de ‘dodenmars’, toen de enclave op 11 juli 1995 viel. We hoorden dat veel VN-soldaten hun posities aan het verlaten waren, en we wisten dat we zo snel mogelijk weg moesten komen. Veel mannen en jongens vluchtten de bergen in om, door woest berglandschap, naar Tuzla te lopen. Mijn tweelingbroer, mijn vader en ik deden hetzelfde, samen met andere familieleden. Zo ver als mijn ogen reikten, zag ik mannen en jongens lopen, in een lange rij door de heuvels. We wisten dat dit de enige mogelijkheid was om te overleven. We hadden geen kans gehad om afscheid te nemen van mijn moeder en jongere broertje, zij gingen naar het Dutchbat-bastion. Mijn oom zei dat we in het midden van de colonne moesten blijven. Er werd op ons geschoten door de Servisch-Bosnische troepen en achter ons vielen lichamen op de grond. Door de onrust die er ontstond, kon ik mijn vader en tweelingbroer niet meer zien. Maar ik moest blijven rennen om te overleven. Iedereen vluchtte de bossen in. Dit was het laatste moment dat ik mijn familie heb gezien. Steeds hoopte ik dat ik ze nog tegen zou komen ergens in de bossen, maar tevergeefs. Ik moest de rest van de tocht helemaal in mijn eentje afmaken.”
“Je probeert te overleven. Je leeft van minuut tot minuut. Er zijn meerdere momenten geweest dat ik en de mensen rondom mij onder vuur lagen. Het was een strijd van leven of dood. Ik heb in die zes nachten en zes dagen niet geslapen. Een man zei tegen me: ‘als je nu slaapt, dan slaap je voor altijd’. Ik herinner me dat mensen me vasthielden tijdens het lopen en me wakker probeerden te houden. Ik realiseerde me dat ik slapend aan het lopen was. Er waren momenten waarop ik dacht dat ik het niet zou redden. Een tank was op vijf meter van ons en we moesten een rivier oversteken. Ik rende zo hard als ik kon. In de groep die voor ons overstak, werden mensen doodgeschoten. Ik was zo bang. Op 12 juli verloor ik mijn kracht, maar een vriend van mijn vader gaf me wat water en suiker, voordat hij zichzelf overgaf aan de Serviërs. Dat heeft toen mijn leven gered en me de kracht en energie gegeven om door te lopen. Maar enkele dagen later was ik echt op het randje van de dood, ik had dagenlang amper water gedronken. De tocht bestond uit lopen en dekking zoeken. Ik weet niet precies hoe ik het overleefd heb, ik kan het soms nog steeds niet geloven.”
“We wachtten op Europa en de wereld om ons te komen redden, maar ze lieten ons zitten
“De mensen die vermoord zijn hebben geen stem meer. Srebrenica houdt mij dagelijks bezig. Ik denk er ieder uur, iedere minuut aan. Ik denk aan mijn vader en tweelingbroer. Zouden ze gemarteld zijn? Hoe zouden ze vermoord zijn? Zouden ze levend begraven zijn? Deze vragen blijf ik stellen. We moeten dit verhaal blijven vertellen. Na de Holocaust dacht iedereen dat dergelijke zaken niet meer konden gebeuren. Maar dit was Europa, wij zijn Europeanen! Europa beschermde ons niet en redde ons niet. Deze genocide, want dat is inmiddels gelukkig erkend, gebeurde gewoon onder het oog van iedereen. Onder het oog van Europese politici, die niets deden. De NAVO had bombardementen moeten uitvoeren op het Servisch-Bosnische leger, maar deed dat niet. We wachtten op Europa en de wereld om ons te komen redden, maar ze lieten ons zitten. Het heeft in Bosnië in ieder geval het vertrouwen in de VN en de internationale gemeenschap kapotgemaakt. Ik hoop dat we hiervan leren. Ik hoop dat Europese politici nationalisme en etnische ideologieën eerder herkennen. Het kan opnieuw gebeuren, overal in Europa. Het kan ook hier weer gebeuren.”
“Kijk, de Balkan en Bosnië vormen een fragiel stukje Europa. Als we niet werken aan vrede en als we haat en propaganda niet de kop indrukken, als we extreemrechtse politici die haat bepleitten niet stoppen, dan kan het hier weer gebeuren. De Akkoorden van Dayton, die de burgeroorlog stopten, hebben veel problemen niet opgelost. Het heeft het land alleen maar meer verdeeld. Ons land heeft drie presidenten. We hebben een andere grondwet nodig, waarbij we één Bosnië zijn. We moeten niet toelaten dat mensen met slechte bedoelingen aan de macht komen. En we moeten onze jongeren opleiden. Dit verhaal moet verteld worden op scholen en opgenomen worden in het lesmateriaal. Maar dat gebeurt nu nog amper. En zeker niet in het Servische deel van Bosnië – daar wordt de genocide überhaupt niet erkend. Dat is problematisch, zo leeft het nationalisme en de haat generatie op generatie voort.”
“Het is niet eerlijk om de Nederlanders alle schuld te geven van wat er gebeurde. Het zijn de politici en topmannen die hadden moeten beslissen om ons te helpen. Natuurlijk kun je zeggen dat de Nederlanders wat meer lef hadden kunnen tonen en zich anders hadden moeten gedragen. Bijvoorbeeld tijdens het helpen van het Servisch-Bosnische leger, die jongens en mannen scheidden van hun vrouwen en moeders. Maar de beslissingen over bombardementen lag bij de internationale gemeenschap.”
Wat hoop je te bereiken met het boek, de lezingen, je ontmoetingen met politici en al je reizen naar universiteiten?
“Ik deel dit verhaal zodat het een les is voor de toekomst. In Engeland is de stichting ‘Remembering Srebrenica’ opgericht. Ik hoop dat iets dergelijks ook opgericht wordt in Nederland, Duitsland of Frankrijk. Een door de overheid gesubsidieerde stichting die dit verhaal vertelt. Niet alleen om iedereen over de genocide in Srebrenica, maar over genocide overal in de wereld voor te lichten.”
“Mijn hoop is nog steeds één Bosnië, zonder grenzen. Een land met dezelfde rechten voor iedere etnische groep
“Eigenlijk is dat geen probleem. Ik krijg nooit rare blikken. Maar we moeten werken aan de verzoening van dit land. Wanneer zoveel Servische Bosniërs de genocide nog ontkennen, dan is die verzoening lastig. De media vormt ook de mening hier in Bosnië. Iedere etnische groep kijkt naar eigen media en heeft een eigen politieke partij. In Bosnië volgen mensen vaak blind de leiders van ‘hun’ etnische politieke partij. Zij bepalen en vormen het denken van deze groepen. Dat draagt natuurlijk niet bij aan verzoening. Maar mijn hoop is nog steeds één Bosnië, zonder grenzen. Een land met dezelfde rechten voor iedere etnische groep.”
Verder lezen?
Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?
Word abonnee
- Digitaal + magazine — € 8,00 / maand
- Alleen digitaal — € 6,00 / maand