‘Blijf niet alleen hoor. Het is niet goed om in je eentje te zijn,’ adviseerde mijn Nigeriaanse huisbazin me. De vrouw van in de tachtig maakte een praatje met me twee weken nadat ik in mijn appartement op het vasteland was getrokken. ‘Fúnke,’ zei ze–in tegenstelling tot de meeste Nigerianen legt ze de klemtoon van deze Yoruba naam op de eerste lettergreep, de Nigeriaanse versie van mijn naam zo combinerend met de Nederlandse–’Ik spreek met je van vrouw tot vrouw: een vrouw heeft een man nodig.’ Ik glimlachte om haar advies en vertelde haar dat liefde wel het laatste was wat ik aan mijn hoofd wilde na net te zijn verhuisd naar een nieuw land en komende uit een 19 jaar durende relatie. Ze schudde haar hoofd en herinnerde me zachtmoedig eraan dat ik er niet jonger op werd: ‘Je hebt de tijd niet, Fúnke. Je moet een man vinden.’
Mijn huisbazin is niet de enige die zich hier zorgen maakt over mijn vrijgezel zijn. Sinds ik me vestigde in Nigeria schijnt mijn relationele status hier met stip het belangrijkste onderwerp. Vreemdelingen luisteren een beleefde twintig seconden naar mijn antwoord op de vraag wat ik eigenlijk kom doen in Nigeria. Ja ja, journalist, bla bla, schrijfster, tuurlijk, correspondent, het zal allemaal wel . . . Dan stellen ze aan de orde wat werkelijk door hun hoofden speelt: ‘Wil je trouwen met een Nigeriaan?’ Van de Assistent Directeur van het Ministerie van Informatie in hoofdstad Abuja (die zichzelf subiet bombardeerde tot huwelijksmakelaar tussen mij en om het even welke van haar in Lagos wonende neven) tot de beveiligingsbeambte die mijn tas doorzocht bij de Immigratiedienst–‘Are you a Naija wife?’ vroeg hij me; de klant die de winkel binnenliep waar ik mijn elektriciteitsrekening kopieerde die ik net had voldaan; de Igbo marktkoopvrouw die me uitlegde hoe ogbono soup te koken van de gestampte zaden van de bushmango; vrijwel iedere Nigeriaanse passagier die naast me zat op welke nationale vlucht dan ook en de officier van de Federale Corps voor de Wegveiligheid die me bekeurde omdat ik geen brandblusser in de auto had: allemaal wilden ze antwoord op de Grote Vraag of ik met een Nigeriaan zou willen trouwen.
Bij blanke mannen in Nigeria heb ik geïnformeerd of zij ook zo routineus worden bevraagd over hun bereidheid met een Nigeriaanse in het huwelijk te treden. Blijkt dat ze de vraag wel eens horen, maar niet om de haverklap en zeker niet in een zakelijke omgeving. Dat ik de kwestie wel ieder moment voor de voeten krijg geworpen–zelfs midden in een interview over het stedelijk ontwikkelingsbeleid van de deelstaat Lagos–zegt veel over de waarde van een vrouw in de Nigeriaanse maatschappij. Ze mag een baanbrekende journaliste zijn, verschillende universitaire graden op zak hebben of hard op weg zijn een geneesmiddel voor kanker te ontdekken, uiteindelijk is haar ware levenstaak trouwen en baby’s produceren.
Mijn ouders hebben mij nooit het gevoel gegeven dat ze iets van me verwachtten op huwelijks- of reproductiegebied. Alles wat ze wensten, was dat ik gelukkig werd. Nooit heb ik het gevoel gehad incompleet te zijn als vrouw als ik de huwelijksboot zou missen of me niet zou voortplanten; sterker, deels door de invloed van mijn ouders werd ik feminist en pleitbezorger voor gelijke rechten voor mannen en vrouwen. Nu vraag ik me af of ik zo onafhankelijk had kunnen denken als mij de huwelijksmantra een leven lang was ingeprent.
Sommigen van mijn single Nigeriaanse vriendinnen lijken geobsedeerd door het huwelijk. Bij ieder nieuw vriendje, bij iedere date, is het belangrijkste dat ze aan hun hoofd hebben ‘is hij huwelijksmateriaal of niet?’ Ik kan me levendig voorstellen hoe mannen dit soort vrouwen vrezen die aan gastenlijsten, witkanten jurken en trouwgelegenheden beginnen te denken na de eerste zoen. Maar deze denkwijze is het resultaat van een maatschappij die steeds maar weer het hoogste en enige doel in het vrouwenleven benadrukt en mannen zijn evenzo schuldig aan het instandhouden van deze mentaliteit–afgaande op het disrespect waarmee ik sommigen van hen hoorde spreken over vrijgezelle vrouwen.
Dit alles waart door mijn hoofd steeds als ik diezelfde woorden hoor: ‘Zou je met een Nigeriaan willen trouwen?’ Ik dien de vraagsteller zelden van repliek met een feministische deconstructie van de Nigeriaanse samenleving. Liever probeer ik me eruit te redden met een raadselachtig ‘Wie weet?’ of een meer direct ‘Als ik er een kan vinden die ik volledig kan vertrouwen.’ (Dit laatste antwoord levert me veelbetekenende knipogen op die het midden houden tussen ‘Slimme meid’ en ‘Alsof dat je ooit gaat lukken.’)
Om eerlijk te zijn, was ik niet erg happig op een relatie met een Nigeriaan. Ik was nogal wantrouwend geworden over de onderliggende motieven van hun toenaderingspogingen. Sommige mannen deden nauwelijks de moeite te verhullen dat ze niet in mij geïnteresseerd waren, maar ik wat ik als blanke vrouw representeerde, of dat nou toegang tot het Westen was of het geld dat ze veronderstelden dat ik bezat. Je zult begrijpen dat ik niet heb ingestemd met het voorstel dat ik eerder dit jaar via sms kreeg toegestuurd: ‘Hallo, het spijt me als wat ik ga zeggen je boos maakt! Ik moet het gewoon zeggen. Ik vind je aardig en wil een relatie met jou alsjeblieft. Wat denk je ervan?’ Was getekend, de chauffeur die ik een dag ervoor op reportage had ontmoet en met wie ik welgeteld drie zinnen had gewisseld.
Naast mijn twijfel of het wel ware liefde was die hen dreef, was er een belangrijker reden dat ik mezelf niet zag met een Nigeriaanse partner: ik verwachtte nauwelijks een man tegen het lijf te lopen met wie mijn karakter verenigbaar zou zijn. Welke Nigeriaan zou een eigenwijze, Nederlandse, niet-religieuze feministe met anarchistische neigingen zoals ik nou trekken?
Op alle aspecten werd mijn ongelijk bewezen.
Ze zeggen dat je dingen pas vindt als je stopt ernaar te zoeken. Als je me dezer dagen de Grote Vraag zou stellen, zou mijn antwoord je wel eens kunnen verbazen. Het verbaast zelfs mij.
P.S. Ja, ik weet het . . . nu willen jullie natuurlijk mijn nieuwe antwoord horen op de Grote Vraag. Blijf deze blog volgen, er zijn er nog twee te gaan. Tegen het eind zou je het wel eens te weten kunnen komen.
Volg Femke op Twitter: @femkevanzeijl