Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld.
Word abonnee
Aan het bekende ‘mansplaining’ en ‘manspreading’
voegde Ruby Sanders recent een nieuw fenomeen toe: ‘mansneezing’. In een opiniestuk op OneWorld schreef ze over mannen die de publieke ruimte domineren door buitensporig hard te niezen. Op Twitter, in
columns en
elders online werd er driftig op gereageerd. Sanders zou een seksist zijn, ze zou mannen haten, ze zou aan
manbashing doen.
Veel van de reacties waren minachtend en, ironisch genoeg, seksistisch, maar de reacties riepen toch een serieuze vraag op: hoe ver mag je gaan in het beschuldigen van mannen met privileges? Is er een grens? En zo ja, waar ligt die grens dan?
Het stereotype van de boze feminist
Er is een officiële term voor
manbashing of mannenhaat, namelijk ‘misandrie’. De term komt uit het Grieks en bestaat uit de woorden
misos (haat) en
anèr (man). Misandrie is minder bekend dan zijn tegenhanger ‘
misogynie’, oftewel vrouwenhaat, die in veel verschillende vormen voorkomt. Misogynie manifesteert zich bijvoorbeeld in
de politiek: 10 procent van de tweets aan vrouwelijke politici bevat haat of agressie.
“
Het idee dat de witte hetero man het slachtoffer is van het feminisme wordt nog steeds breed gedragen
Ook op straat komt misogynie veel voor:
47 procent van de Amsterdamse vrouwen had het afgelopen jaar te maken met straatintimidatie. In sommige gevallen kost vrouwenhaat zelfs levens; in Nederland overlijdt
elke 10 dagen een vrouw aan de gevolgen van geweld achter de voordeur. Het moge duidelijk zijn: in de strijd tegen het patriarchaat is misogynie de te kloppen vijand.
Feminisme is onlosmakelijk verbonden met woede en boosheid. De razernij van feministen gaat onder meer over de manier waarop ons politieke systeem, de arbeidsmarkt, de gezondheidszorg, het onderwijs en de publieke ruimte zijn ingericht. In Fonkelend van woede (2018) schrijft activist en socioloog Soraya Chemaly hierover: ‘Boosheid stelt ons in staat om de wereld te veranderen en terug te vechten.’ In dat opzicht is woede een katalysator voor sociale verandering. Chemaly denkt zelfs dat boos zijn noodzakelijk is, wat doet denken aan een fameuze zin van historicus Laurel Thatcher Ulrich: ‘Well-behaved women seldom make history’ (fatsoenlijke vrouwen schrijven zelden geschiedenis).
Door de associatie met woede en haat krijgen feministen vaak het stereotype opgeplakt van mensen die slechts ageren vanuit zure mannenhaat. Dat imago groeide in sneltreinvaart tijdens de tweede feministische golf in de jaren 70 en 80. Toen gingen de Dolle Mina’s, de grootste feministische actiegroep van die tijd, de straat op om te demonstreren voor seksuele vrijheid en het recht op abortus. Ook creëerden ze ruimtes zonder mannen waar ze zich veilig achtten. Dat de Dolle Mina’s ook tegen het anti-man imago streden, valt te lezen
in een publicatie over de actiegroep uit 1983 waarin staat: ‘In de kranten benadrukken de Mina’s na de eerste akties dat ze beslist geen mannenhaatsters, kenaus of manwijven zijn.’
De witte man als zondebok
Ook vandaag de dag is het idee dat de witte, heteroseksuele man slachtoffer is van de emancipatiebeweging breed vertegenwoordigd. Zo vroeg cabaretier Theo Maassen zich vlak voor de pandemie in
een theaterstuk af ‘waarom de witte man altijd de zondebok moet zijn’. Hij beweert dat in deze ‘andere tijden’ de witte man in de verdrukking is geraakt. Hetzelfde geluid liet de Canadese psycholoog Jordan Peterson uit Toronto horen toen hij naar de Universiteit van Amsterdam kwam om een gastcollege te geven over de verdrukte positie van de witte, heteroseksuele man door ‘
feministische aanvallen op het patriarchaat’. De Canadees verkocht meer dan 1 miljoen boeken over dat onderwerp.
“
Als je feministen wegzet als mannenhaters, hoef je niet meer naar hen te luisteren
In de strijd tegen onwenselijk, masculien gedrag ligt de beschuldiging van misandrie dus altijd op de loer. Precies daarvoor waarschuwt socioloog Chemaly ook in haar boek. Zij schrijft: ‘Als kritiek geleverd wordt op de toon waarop iets gezegd wordt, kan men de inhoud omzeilen.’ Kortom: als je feministen wegzet als zuur of als mannenhaters, hoef je niet meer naar ze te luisteren. Dat fenomeen wordt ook wel
tone policing of vormkritiek genoemd. Het is een vorm van micro-agressie waar veel feministen mee te maken krijgen.
Maar wat als een feministische tegenreactie de beschuldiging van misandrie niet uit de weg gaat? Zo verscheen dit voorjaar een boek met de nietsverhullende titel Mannen, ik haat ze. In dat boek schrijft de Franse feminist (en zelfverklaard ‘misandrist’) Pauline Harmange: ‘Weet je wat, ik gooi het eruit, ik geef het toe: ik haat mannen. Echt allemaal? Ja, allemaal. Doorgaans heb ik weinig respect voor ze.’ In een interview met Trouw voegt ze daar zelfs aan toe: ‘We moeten het niet laten bij boosheid’, waarna ze ervoor pleit dat zoveel mogelijk vrouwen mannen zouden moeten gaan haten. Harmanges boodschap: misandrie is productief omdat hij helpt het patriarchaat te ontmantelen.
Bestaat ‘functionele mannenhaat’?
Dat boeken met dit soort teksten in de boekwinkels liggen en veel verkocht worden, betekent niet dat mannen ineens slachtoffer zijn. Maar juist omdat het feminisme wil stilstaan bij belangrijke nuances, roept het de vraag op wanneer
manbashing wel en niet bijdraagt aan een meer gelijkwaardige samenleving. Schrijver Saskia de Coster
schreef in NRC niet voor niets: ‘Functionele vrouwenhaat bestaat niet.’ De vraag is: bestaat functionele mannenhaat wel?
“
Mannen zijn belangrijke bondgenoten in het feminisme
Voor het antwoord op die vraag is het belangrijk om stil te staan bij de rol van mannen binnen het feminisme. Die wordt, volgens docent Gender en Politiek Conny Roggeband, steeds groter en belangrijker. ‘Sterker nog’,
zei zij in 2017 tegen de NOS, ‘het feminisme wordt nooit een succes zonder mannen.’ Mannen zijn volgens Roggeband essentieel om de strijd tegen het patriarchaat, dat vrouwen onderdrukt, een succes te maken. En dat is precies waar het pijnpunt rondom misandrie ligt. Mannen zijn belangrijke bondgenoten in het feminisme, maar woede jegens mannen, puur omdat ze man zijn, zal ze niet tot dat bondgenootschap aanzetten.
Als Harmange ‘ik haat alle mannen’ schrijft, bedoelt ze naar eigen zeggen: ‘Er bestaat geen acceptabele vorm van mannelijkheid, want die is per definitie agressief. Een man die luistert, voor gelijkheid is en de taken eerlijk deelt, voldoet niet aan de normen van mannelijkheid. Mijn politieke boodschap is dat we mannelijkheid moeten afschaffen, zodat mannen betere mensen kunnen worden.’ Maar het optekenen van haar boodschap met het expliciete woord ‘haat’ zal voor veel mannen averechts werken, waardoor ze in plaats van bondgenoot in de feministische strijd misschien zelfs tegenstander worden. Manbashen kan als gevolg hebben dat mannen zichzelf als slachtoffer zien en dat idee verspreiden bij een groot publiek in bijvoorbeeld theaterstukken of bestsellers.
“
Misandrie heeft niet per se negatieve gevolgen voor mannen zelf
Misandrie heeft dus niet per se negatieve gevolgen voor mannen zelf, maar des te meer voor het gevecht tegen het patriarchale systeem. De gevolgen van misandrie verschillen daarmee sterk van die van misogynie. Waar misogynie actief en direct de rechten van vrouwen inperkt, heeft misandrie vooral negatieve consequenties voor de strijd tegen het patriarchaat. Er gaan namelijk een boel bondgenoten mee verloren. En in de pittige strijd van het feminisme tegen patriarchale machtsstructuren is dat precies wat we moeten voorkomen.