Beeld: Sammy Baloji

‘Dekoloniseren gaat over macht, maar maakt gebruik van symbolen’

Dekolonisering had het woord van het jaar kunnen zijn, als woorden uit de strijd om verandering een kans zouden maken in zo’n wedstrijd. Het woord trekt volle zalen en duikt op met Sinterklaas, op Pukkelpop, bij de heropening van het AfricaMuseum.

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee
Sammy Baloji werd in 1978 geboren in Lubumbashi, de hoofdstad van Katanga, de ertsrijke provincie van de Democratische Republiek Congo. Toen hij twaalf was, stichtte hij met enkele vrienden een club die het beeldverhaal op een hoger niveau wou tillen. Een paar jaar later begon hij landschappen en gebouwen te fotograferen om ze beter te kunnen uitwerken in zijn strips. De stap naar professionele fotografie en later naar visuele kunst was dan ook niet moeilijk.
Het is opvallend dat er in 2018 zoveel gedebatteerd wordt over het dekoloniseren van onze ideeën, instellingen en relaties. Alsof we weer in 1960 zijn en de onafhankelijkheid van Congo nog bevochten moet worden.
“De onafhankelijkheid beloofde landen en leiders die zelfstandig, op eigen gronden en vanuit eigen belangen beslissingen zouden nemen. Los van de koloniale metropolen of ten minste op voet van gelijkheid met andere landen in Afrika, Europa en elders. Die belofte op een herdefiniëren van wie we zijn, van het beleid dat gevoerd moet worden, van gemeenschappen en identiteiten is echter nooit ingelost. De echte voortrekkers van de onafhankelijkheid, zoals Lumumba, kregen gewoon niet de kans om hun eigen ideeën waar te maken, ze werden uitgeschakeld.”

De moord op Lumumba, de dictatuur van Moboetoe, de Koude Oorlog om uranium en de afscheiding van Katanga werden van buitenuit opgedrongen

“De dag van de onafhankelijkheid had het begin moeten zijn van een nieuw verhaal dat we zelf zouden schrijven, maar het bleek meteen het begin- en hoogtepunt te zijn, waarna de neergang ingezet werd. In het geval van Congo ging het rechtstreeks naar een dictatuur van 32 jaar. Zowel de moord op Lumumba als de dictatuur van Moboetoe, de Koude Oorlog om uranium en andere grondstoffen en de afscheiding van Katanga waren allemaal zaken die van buitenuit opgedrongen werden. Van onafhankelijkheid en dekolonisering was dus niet echt sprake na 1960.

Je ziet dan ook dat de onafhankelijke landen in Afrika geen afstand genomen hebben van de koloniale structuren. De gemeenschappen werden onder koloniaal bestuur vastgelegd en vastgepind op territoria, terwijl ze daarvoor veel vloeibaarder en veranderlijker waren, en er veel complexere relaties bestonden russen rijk, gemeenschap en generatie. De tradities werden in feite steriel gemaakt, waardoor ze niet langer in staat waren een economie of een politiek bestel voort te brengen. Het gevolg was dat de nieuwe, onafhankelijke staten een voortzetting waren van de koloniale landen, net zoals de koloniale steden ook vandaag nog de stedelijke centra en machtscentra zijn van de Afrikaanse staten.”

Beeld: Sammy Baloji
Maar het dekoloniseringsdebat dat nu plaatsvindt, houdt zich niet of nauwelijks bezig met die kwestie van onafhankelijkheid of de Belgisch-Congolese relaties.
“Het debat hier en ginder gebruikt dezelfde termen, maar ent zich op radicaal verschillende contexten. In Congo wordt het gesprek vooral gevoerd in intellectuele en artistieke middens.”
Al maakt ook president Kabila er weleens gebruik van, vooral als hij weer eens kritiek krijgt vanuit België of Europa. Slaat dat aan bij de bevolking?
“In dat geval gaat het niet echt om een ideologische dekolonisering, al zit er wel degelijk een stuk machtsstrijd in die niet onterecht verwijst naar de oude koloniale machtsverhoudingen. Maar het is duidelijk dat het niet gaat om ideeën van zelfbeschikking of democratie, maar om het verdedigen van de belangen van een kleine machtselite. Want voor de burgers is het onmogelijk om deel te nemen aan dat discours. Wie de publieke ruimte gebruikt om zijn of haar eigen mening te uiten en de machtselite uit te dagen, doet dat duidelijk op eigen risico.

Anderzijds beseft de bevolking, en zeker de kleine middenklasse, dat het land nog steeds uitgebuit en uitgebaat wordt door buitenlandse bedrijven en belangen. Er is ook veel ongenoegen over de manier waarop de Verenigde Naties aanwezig zijn, over de inmenging van buurlanden, over de mondiale grondstoffenmarkten, en zelfs over het functioneren van internationale ngo’s.

Het feit dat het Westen nog altijd aan de touwtjes van de macht trekt, geeft een discours over koloniale relaties zeker wat legitimiteit, maar dat geeft de president of zijn regering nog geen legitimiteit. Die wordt immers afgemeten aan wat hij voor het land en voor de inwoners gedaan heeft op het vlak van onderwijs, toegang tot gezondheidszorg, infrastructuur, welvaart… En die balans is overduidelijk negatief, uitgezonderd voor zichzelf en zijn onmiddellijke omgeving.”

Beeld: Sammy Baloji
Zie jij, als inwoner van zowel België als de Democratische Republiek Congo, een evolutie in de relatie tussen de twee landen?
“Dekolonisering moet aan twee kanten gebeuren. Het grote idee van Moboetoe was het afschudden van de koloniale erfenis door terug te keren naar een culturele, politieke en economische eigenheid en authenticiteit die voorafging aan de koloniale periode. Maar terugkeer is natuurlijk niet mogelijk, al was het maar omdat ook de traditie zich intussen aangepast had en veranderd was. Dat is trouwens wat elke echte traditie doet, het is alleen de folklore die hetzelfde blijft – en de kolonisatie had natuurlijk wel alles gedaan om de tradities in Congo op te sluiten in exotische folklore. Echte dekolonisering gaat dus niet terug naar gefolkloriseerde tradities, maar is er integendeel op gericht de eigen tradities opnieuw te vertalen in toekomstgerichte economische, politieke en sociale projecten.

Wat in België dringend moet gebeuren, is de koloniale geschiedenis recht in de ogen kijken. Eigenlijk is er tot vandaag zo goed als geen reflectie geweest over de kolonisatie van Congo en wat die betekend heeft voor Congo, maar ook voor het zelfbeeld van Belgen. Dat betekent dat er ook heel weinig bewustzijn is van de impact van de koloniale erfenis op de relaties tussen mensen van verschillende afkomst in de samenleving van vandaag.”

Om daar verandering in te brengen, focussen dekoloniale activisten en denkers vaak op symbolen: zij eisen de verwijdering van standbeelden van Leopold II uit de openbare ruimte of vragen een Lumumbaplein, ze bekritiseren de renovatie van het AfricaMuseum of klagen de zwartepietsymboliek aan. Anderen vrezen dat die symbolenstrijd afleidt van de ongelijke machtsverhoudingen – waar het volgens hen écht over moet gaan.
“Je kunt je terecht de vraag stelen of we vooruit gaan, zeker als je kijkt naar de opkomst van extreemrechts in Europa en dus naar de snel toenemende angst voor de andere, voor de vreemdeling. De aandacht richten op belangrijke symbolen in de publieke ruimte is niet overbodig, omdat een debat over wat we delen – een plein, een museum, de straten van een stad – net het gesprek dat anders niet plaatsvindt, toch afdwingt. Alleen moet altijd goed voor ogen gehouden worden dat de symbolen niet het eigenlijke doelwit zijn van de discussie, maar de machtsrelaties die ze symbolisch vertegenwoordigen.”

De symbolen zijn niet het eigenlijke doelwit van de discussie, maar de machtsrelaties die ze symbolisch vertegenwoordigen

“Het standbeeld en het feit dat het er anno 2018 nog steeds staat, is een symptoom van het feit dat België zijn koloniale verleden niet erkent of verwerkt heeft. En dat is net waarover het uiteindelijk wel moet gaan. Idem voor het AfricaMuseum: wat bediscussieerd moet worden is de rol die het museum gehad heeft in de koloniale propaganda, in de opbouw van een nationalisme dat de gelijkheid van de andere ontkent. In het geval van het museum zie je trouwens dat het debat over een symbolische plek niet per se een afleiding vormt, maar een aanleiding voor beginnende dekolonisering.”
Maakt het creatieve werk van kunstenaars het verschil in dit debat?
“Je ziet steeds meer dat hedendaagse kunst vertrekt vanuit een onderdompeling in de realiteit zoals die door de mensen beleefd wordt, gecombineerd met inzichten uit sociale en exacte wetenschappen. De herinnering, de realiteit, de feiten worden door de kunstenaar op een subjectieve manier vormgegeven, waardoor de kunst een deur opent naar nieuwe inzichten en maatschappelijke discussies.”
Beeld: Sammy Baloji
In het vernieuwde AfricaMuseum heeft men er bijvoorbeeld voor gekozen een grote, hedendaagse sculptuur van de Congolese kunstenaar Aimée Mpané te plaatsen in het midden van de rotonde, omgeven door de beelden van Matton, die de koloniale propaganda belichamen. Opent dat een deur naar een nieuwe maatschappelijke discussie?
“Die rotonde is meer dan een plek waar een serie beelden getoond worden, het is een geheel van architectuur, sculptuur, plaatsing van beelden… Dat geheel vormt samen een politiek en ideologisch verhaal, en dat is de reden waarom het geheel beschermd erfgoed is en er dus iets aan gewijzigd mag worden. Het geheel was bedoeld om een machtsrelatie tussen België en Congo uit te drukken, en doet dat nog steeds. Kan één kunstwerk dat veranderen? Ik denk het niet, al was het maar omdat een kunstwerk nooit op kan tegen gevestigd erfgoed, daarvoor heb je meer nodig.

Bovendien zou je de vraag moeten stellen of de kunstenaar in kwestie betrokken geweest is bij het uittekenen van de permanente collectie, dan wel of zijn werk als een los element toegevoegd is in een tentoonstellingsverhaal dat hij niet mee geschreven heeft. In dat laatste geval vergroot de ongelijkheid tussen kunstwerk en erfgoed nog eens. Zeker in Tervuren, waar het gebouw zelf zijn geschiedenis oplegt, en waar ook nog eens een hele interne strijd geleverd wordt tussen wetenschappers die neutraliteit claimen en museummensen die een maatschappelijke positie willen innemen.”

In je eigen werk gebruik je vaak beelden uit het koloniale verleden, maar als kunstenaar heb jij dan de macht ze te herinterpreteren of te presenteren zoals je dat zelf wilt.
“De Congolese filosoof en literatuurwetenschapper Mudimbe, soms wel de Edward Saïd uit Congo genoemd, heeft veel geschreven over de hedendaagse, volkse schilderkunst in Congo. Volgens hem eigenen de kunstenaars zich, na de onafhankelijkheid, zowel de koloniale als de prekoloniale beeldtaal toe, maar ze stellen de achterliggende kaders van koloniale organisatie waarbinnen hun kunst ontstaat of betekenis krijgt niet of onvoldoende in vraag.

Dat besef heeft mij altijd uitgedaagd om verder te gaan en in mijn kunst ook de structuren van onze naties en internationale verhoudingen in vraag te stellen. Inclusief de maatschappelijke ordening, het idee van de staat, de koloniale stad, de opgelegde grenzen. Als kunstenaar wil je dat doen met een ruim tijdsperspectief, niet opgejaagd door de actualiteit waarop ik meteen zou moeten reageren. Als ik werk rond economische relaties, dan wil ik zowel weten hoe die waren in de vijftiende eeuw van het Bakongo-rijk als hoe die zich vandaag ontwikkelen.”

Dit artikel verscheen oorspronkelijk in MO* Magazine.

Symbolen van het koloniale verleden

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Verder lezen?

Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?

Word abonnee

  • Digitaal + magazine  —   8,00 / maand
  • Alleen digitaal  —   6,00 / maand
Heb je een waardebon? Klik hier om je code in te vullen

Factuurgegevens

Je bestelling

Product
Aantal
Totaal
Subtotaal in winkelwagen  0,00
Besteltotaal  0,00
  •  0,00 iDit is het bedrag dat automatisch van je rekening wordt afgeschreven.

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons