Wie niet overtuigd is van deze wetmatigheid, hoeft maar naar het onderwijs te kijken: de afgelopen zestig jaar werden daarin in Nederland steeds meer vrouwen werkzaam. Inmiddels is ruim acht op de tien mensen voor de klas in het basisonderwijs, voortgezet onderwijs en mbo vrouw (in 2021 87 procent). En lange tijd daalden de salarissen naar verhouding ook alsmaar verder. In 2017 bleek zelfs dat leraren 14 procent minder verdienen dan werknemers van dezelfde leeftijd, met hetzelfde onderwijsniveau en het hetzelfde aantal werkuren uit andere sectoren.
De situatie lijkt gelukkig wel te kantelen: door grote loonstijgingen in het onderwijs in de afgelopen jaren, ligt het loon van basisschoolonderwijzers nog maar 2 procent lager dan dat van vergelijkbare werknemers uit andere sectoren. In het voortgezet onderwijs ligt het loon nu 4 procent en in het mbo zelfs 5 procent hoger.
De Wet van Sullerot
Soms kon een vrouw wel als verpleegkundige of fabrieksarbeider aan de slag, maar vaak maar tijdelijk; een echte carrière zat er doorgaans niet in. In dezelfde tijd waren getrouwde vrouwen voor hun uitgaven nog afhankelijk van het geld en de toestemming van hun man. In de ‘Wet handelingsonbekwaamheid’ stond dat getrouwde vrouwen alleen een bankrekening mochten openen en kleding of apparaten mochten kopen met toestemming van de man.
Vanuit de samenleving en de politiek vochten vrouwen tegen die wettelijke achterstelling. In 1955 diende het (ongehuwde) PvdA-Kamerlid Corry Tendeloo (1897-1956) een motie in tegen de wet voor het ontslaggebod, die uiteindelijk met een krappe meerderheid werd aangenomen: 46 Kamerleden stemden voor, 44 tegen. Een jaar later werd ook de wettelijke handelingsonbekwaamheid van vrouwen afgeschaft. Het was een belangrijke stap richting gelijkheid, maar nog geen garantie op een gelijke beloning.
Wel werd een jaar later, in 1957, het beginsel van gelijkheid en gelijke beloning van mannen en vrouwen verankerd in de Verdragen van de Europese Gemeenschap (de voorloper van de EU). Maar het zou nog tot 1975 duren voordat in Nederland de ‘Wet gelijk loon’ werd ingevoerd, die tegenwoordig in de ‘Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen‘ – WGB – staat. Deze wet verbood direct of indirect onderscheid tussen mannen en vrouwen. Artikel 7 in de wet stelt dat mannen en vrouwen voor arbeid van gelijke waarde, gelijk betaald moeten worden.
Hoe zit het in Nederland?
Daarnaast heerst in Nederland een ‘anderhalfverdienersmodel’ – de opvolger van het kostwinnersmodel, waarin een man geld verdiende voor zijn thuisblijvende vrouw en gezin. In het anderhalfverdienersmodel werken beide partners, maar doet één partner dat voltijd en de ander in deeltijd. Die laatste groep bestaat veel vaker uit vrouwen.
Het model werd in de jaren 70 door de regering gepresenteerd, die het aanzwengelde via een arbeidskorting. De lagere belastingen maakten het anderhalfverdienersmodel aantrekkelijk voor gezinnen. Met extra behoefte aan handen konden vrouwen zo meer (in deeltijd) werken. Nog altijd werken nergens in EU zoveel vrouwen in deeltijd als in Nederland.
De Jong van Atria ziet de deeltijdsnorm als een voorbeeld van onze diep ingebakken opvattingen over mannen- en vrouwentaken. “Het idee dat vrouwen ‘gewoon beter kunnen zorgen’ zit heel diep.” Maar ze ziet de situatie langzaam veranderen, omdat de arbeidsparticipatie van vrouwen harder stijgt dan die van mannen: tussen 2000 en 2018 is het verschil in arbeidsdeelname met 10 procentpunt afgenomen.
Door de werkgevers lijkt dat niet te komen: zo stelde het SCP dat werkgevers hun vrouwelijke werknemers weinig stimuleren om van een deeltijd- naar een voltijdbaan te stappen, en er in het algemeen van uitgaan dat vrouwen liever in deeltijd willen werken om meer thuis te kunnen zijn. Overigens vraagt De Jong zich af of fulltime werken niet in het geheel achterhaald is. Zij ziet liever dat zowel mannen als vrouwen dertig uur per werk zouden werken, en beiden dus tijd overhouden voor zorg en andere taken.
Hoe doorbreken we het culturele systeem?
De ongelijkheid in uren en loon tussen mannen en vrouwen ligt enerzijds verankerd in het economische en juridische systeem, anderzijds staan culturele opvatting en waardeoordelen over gender gelijkheid in de weg. Zo bleek uit onderzoek van NRC bijvoorbeeld dat mensen vaak vanuit een traditioneel genderbeeld verwachten dat vrouwen zich bij salarisonderhandelingen bescheiden opstellen. Ook wordt vaak gedacht dat vrouwen niet of slecht kunnen onderhandelen over hun salaris.
Daardoor worden vrouwen vaak óf over het hoofd gezien, óf juist te assertief gevonden als zij (onverwacht) wel onderhandelen. In een campagne voor loongelijkheid stelde belangenorganisatie Women Inc. dat vrouwen in de praktijk wel degelijk even vaak en even goed onderhandelen als mannen, maar desondanks minder kans maken op een loonsverhoging.
Naast bewustwording creëren, is het ook nodig om actief stereotyperingen tegen te gaan en patronen te doorbreken, willen we de loonkloof dichten. Dat stelt het rapport Tegen de (gender)stroom in, dat Atria in 2020 uitbracht binnen het project Werk.en.de Toekomst.1 Het rapport pleit daarom onder meer voor het normaler maken van ‘counterstereotiepe [beroeps]keuzes’: zo zou het genormaliseerd moeten worden om ervoor te kiezen huisvader of brandweervrouw te worden.
“Als we gelijkheid willen creëren, moeten we niet alleen stereotypen tegengaan, maar ook het tegengestelde gangbaar maken”, aldus De Jong. En daar komt ook de overheid in beeld. Er bestaan al regels die stellen dat elke werknemer gelijk behandeld moet worden bij sollicitaties en gelijk beloond moet worden voor gelijk werk. Maar volgens De Jong kan de overheid meer doen. Voor inspiratie kunnen we aan verschillende buurlanden een voorbeeld nemen, zoals Frankrijk en België. “Daar is de maatschappij minder gericht op het anderhalfverdienersmodel. Je kunt je kinderen daar al eerder op de dag naar de opvang brengen en pas na het eten ophalen. Ook zijn er zomerkampen waar kinderen twee of drie weken heen kunnen. Dat zie je in Nederland niet veel.”
Volgens De Jong lijkt het misschien of de situatie heel langzaam verandert, maar die verandering gaat sneller dan we denken. “Vijftig jaar geleden waren vrouwen nauwelijks op de Nederlandse arbeidsmarkt te vinden; nu groeit hun aandeel steeds verder”, vertelt ze. Op de vraag of de Wet van Sullerot binnenkort iets uit het verleden is, geeft De Jong twee antwoorden: óf de Wet kan op den duur overal op worden toegepast, omdat in vrijwel alle beroepen steeds meer vrouwen toetreden, óf hij verdwijnt in het geheel.
Ze hoopt uiteraard op het laatste. “Het coronavirus heeft ons ook wel met de neus op de feiten gedrukt. Vanuit de politiek is er veel meer waardering ontstaan voor zorg- en onderwijsberoepen; takken waar veel vrouwen werken. Mensen komen er nu achter dat dat echt essentiële beroepen zijn. Ik ben ervan overtuigd dat dat bijdraagt aan de vooruitgang.”
Een eerdere versie van dit artikel verscheen op OneWorld.nl in september 2020.
- Dat rapport was een samenwerking van kennisinstituut Atria, Emancipator (voor mannen en emancipatie), de Nederlandse Vrouwen Raad en VHTO (landelijk expertisebureau meisjes/vrouwen en bèta/techniek), met steun van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. ↩︎
Verder lezen?
Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?
Word abonnee
- Digitaal + magazine — € 8,00 / maand
- Alleen digitaal — € 6,00 / maand