De hype rond #OscarsSoWhite die dit jaar wéér opspeelt, reikt verder dan Hollywood. In Nederlandse films neemt het aantal personages van kleur weliswaar toe, maar hoofdrolspelers én regisseurs zijn in de meeste gevallen nog steeds witte Nederlanders. Diversiteit in de filmindustrie is niet zo simpel als het klinkt.
“Urban films zijn er, distributeurs hebben de rechten, maar ze brengen ze gewoon niet uit
“Ik vind film de mooiste kunstvorm die er is: je kunt er emoties mee losmaken, een verhaal vertellen en tegelijk actuele onderwerpen aankaarten. Daarom kan ik er niet tegen dat bepaalde verhalen niet worden verteld. We doen al negen jaar onderzoek naar het aantal urban films dat in Nederland wordt uitgebracht: films met een zwarte hoofdrol, een voornamelijk zwarte cast, of een thema rondom de urban cultuur. Elk jaar komen we uit op ongeveer 1 procent. De films zijn er, de distributeurs hebben de rechten, maar ze brengen ze gewoon niet uit. Daarom zijn we het zelf gaan doen: met DBUFF maken we urban films zichtbaar én we bieden een talentontwikkelingsprogramma voor filmprofessionals die nu geen voet tussen de deur krijgen. We willen niet alleen over diversiteit praten, maar er ook invulling aan geven.”
Hoe geef je daar invulling aan, hoe kunnen filmmakers aan diversiteit bijdragen?
“Dat kan op verschillende manieren: je kunt heel bewust politieke onderwerpen aansnijden, maar een romantische komedie kan ook een diverse cast hebben. Het kan zo simpel zijn als een script schrijven en de beste acteur zoeken, maar veel witte filmmakers denken er te moeilijk over: met een Surinaamse acteur moeten we het daar en daar over hebben. Dat hoeft helemaal niet.”
“Een film over stereotypes is niet erg, het is een probleem als dat de énige verhalen zijn
“Klopt, maar de onderwerpen zijn wél actueel, er is nu eenmaal criminaliteit. Het is niet erg als er films worden gemaakt over stereotypes, het is pas een probleem als er alléén films worden gemaakt over stereotypes. En een film met een witte cast is geen probleem, zolang er ook ándere verhalen zijn. Daarvoor hebben we niet alleen meer acteurs van kleur nodig, het gaat om diversiteit in alle lagen van de industrie: van distributeur tot producent tot schrijver. Dan ontstaan er nieuwe verhalen.”
Je werkt vooral met distributeurs, die bepalen welke films er in Nederland worden uitgebracht – wat speelt er bij hen?
“Wat me vooral opvalt, zeker in vergelijking met de VS, is dat Nederland niet wordt gedreven door mogelijkheden, maar door angst: een gekleurde cast zou niet verkopen. Toen De Libi uitkwam, wilde de publieke omroep de rechten pas hebben nádat de cijfers explodeerden in de bioscoop; daarvoor zagen ze de potentie niet. Of neem Amerikaanse kaskrakers over slavernij zoals Harriet en de remake van Birth of a Nation. Beide waren op ons festival binnen vijf minuten uitverkocht, maar draaiden niet in de Nederlandse bioscopen.
“Er spelen vreselijk achterhaalde ideeën: ‘een donker publiek leest geen kranten’, zei een filmmaatschappij
“Ik weet niet hoe diversiteit eruit moet zien, maar wel dat de kijker het moet vóelen: dit is ook voor mij. Zoals Oma is Gek, een kinderfilm waar mijn dochter in 2011 het script voor schreef. Ik speel een dementerende vrouw uit Suriname die op bezoek gaat bij haar kleinkinderen. Mijn dochter bemoeide zich óók met de casting: vier zwarte gezinnen, met de vaders erbij – in de meeste series, waar ze het óver ons hebben, zijn de vaders er niet bij. Het was prachtig om te doen. Nog altijd komen er zwarte schoolkinderen naar me toe op straat: ‘Oma is gek!’ Dat maakt me zó blij. Tegelijk denk ik: hoe weinig films zijn er waarin ze zichzelf herkennen?”
Je gaat al een tijdje mee in de industrie: voel je een verantwoordelijkheid om bij te dragen aan betere representatie?
“Ik heb me in elk geval nooit laten weerhouden door een gesloten deur: als je me niet wil, rot dan maar op. Ik dans niet naar iemands pijpen en doe het op míjn manier. Ik werd bekend na Vrouwenvleugel, de eerste grote tv-serie met mensen van kleur in de hoofdrol – een gevangenisserie, dat wel. Ik speelde een Surinaamse vrouw die veel met spiritualiteit bezig was, dus volgens het script moest ik een sigaar roken en door de rook kijken of zoiets. Ammehoela, dacht ik, ik weet hoe het écht moet: ik gelóóf in dat spirituele. Daar zat ik, met mijn floridawater, doekje en kalebas. Vanuit het kolonialisme heerste er altijd een bepaalde schaamte over onze rituelen, dat moest binnenskamers blijven. Maar ik deed het gewoon op televisie; er vloeiden tranen op de set, en ik hoor nog steeds van mensen hoeveel impact het op hen heeft gehad.”
Zo zorg je er dus voor dat je zelf geen stereotypes bevestigt?
“Je moet natuurlijk wel de ruimte krijgen. Een mooi voorbeeld is mijn laatste theatervoorstelling, ’t Schaep met de 5 poten. Dat gaat over een oer-Hollands café in de Jordaan, en ze vroegen míj om Opoe Withof te spelen, een witte vrouw in het originele verhaal. Ik zei tegen die producenten: ik vind het geweldig dat deze grote zwarte vrouw hiervoor wordt gevraagd. Zó hoort het, zó werken we aan een samenleving. Dan is er één scène, als Opoe heel opgewonden raakt, waarin ik mijn Surinaamse accent enorm aandik. Zo gaat het namelijk echt: als ik boos word, komt mijn accent naar boven. Ik speel geen karikatuur, je krijgt gewoon Jetty.”
Probeer je met Mathurin Management ook voor diversiteit áchter de schermen te zorgen?
“Ik heb altijd mijn eigen werk gecreëerd, en met Mathurin Management kan ik dat gelukkig overdragen. Wat ik vooral merk: die jonge mensen, die doen álles zelf. Acteren, regisseren, management, ze infiltreren de hele industrie en hebben schijt aan de grote bazen.
“Witte filmmakers willen wel diversiteit, maar ze kennen hun eigen blinde vlekken niet
“Soms ben ik jaloers op collega’s die heel luchtige films kunnen maken. Ik heb drie jaar in Erbil (in Iraaks-Koerdistan, red.) gewoond, waar ik vooral films maakte over geweld, oorlog en trauma’s. Toch voel ik de verantwoordelijkheid om deze verhalen van bínnenuit te vertellen. Toen ik in 2015 terugkwam in Nederland, was ik als een storm op een plek waar het nog mooi weer was: het nieuws uit Iraaks-Koerdistan was hier nog niet geland. Mijn ideeën werden afgewezen. Maar toen anderhalf jaar later iedereen het over de regio had, vroegen andere makers mij om advies. Toen besefte ik: als ik dit soort films wil maken, dan kan het niet via de traditionele route. Shouting from the Rooftops heb ik bijvoorbeeld met crowdfunding gefinancierd.”
Kunnen alledaagse, luchtige verhalen dan niet ook voor betere beeldvorming zorgen?
“Het liefst combineer ik het: mijn speelfilm wordt romantisch en grappig, maar het breekt ook je hart. Ik heb weleens héél luchtige films geprobeerd te maken, maar dan kreeg ik te horen: waarom zou jíj dat doen, en niet gewoon een witte filmmaker? Nou, precíes omdat mensen nog zo denken. Tegelijk voel ik een plicht om te zorgen dat mensen mijn belevingswereld begrijpen. Ik maak dit soort films zodat ze in de toekomst niet meer nodig zijn.
“Het is nu hip om een vrouwelijke filmmaker van kleur te zijn; in de toekomst is het hopelijk normaal
Zou je dat nu weer doen, of is er wel wat veranderd sinds 2011?
“Zeker niet, er is absoluut veel veranderd – hoe langzaam het ook gaat. Het publiek vraagt om ‘representatie’, en de consument wint. Gelukkig begrijpen steeds meer mensen dat diversiteit geen trucje moet zijn, dat het om inclusie gaat in alle lagen van de industrie. Ongeveer vier jaar geleden schreef ik nog een boos artikel over het Filmfonds in de Volkskrant; nu zit ik zélf in twee commissies.”
Hoe probeer je vanuit jouw positie daar aan de verandering bij te dragen?
“Ik hoop dat doordat ik daar zit, makers van kleur eerder hun ideeën zullen indienen. Als je denkt dat je begrepen wordt, en dat de machtsverhoudingen gelijk zijn, voel je al meer zelfvertrouwen. Het mooie is dat jonge filmmakers, zoals Ena Sendijarevic en Shady El-Hamus, nu zélf de standaarden zetten: ze zijn de avant garde. Dat lukte ze door héél goed, authentiek en vooruitstrevend te zijn. Zelf heb ik ook een klein plekje gecreëerd. Het is nu hip om een vrouwelijke filmmaker van kleur te zijn; in de toekomst is het hopelijk normaal.”