‘Een Europeaan of Amerikaan die de Oriënt1 bestudeert, observeert eerst als Europeaan of Amerikaan, en pas daarna als individu’, schrijft de Palestijns-Amerikaanse denker en literatuurwetenschapper Edward Said in 1978 in zijn boek Orientalism. Hij betoogt daarin dat die Westerse blik in het gunstigste geval etnocentrisch is – wat wil zeggen: uitsluitend gedefinieerd vanuit de eigen culturele waarden en normen – en in het ergste geval racistisch. Maar hoe dan ook: altijd bevooroordeeld.
Toen Said in 2003 overleed, bezat hij wereldwijd talrijke eredoctoraten, onder andere van het Nederlandse Institute for Social Studies. Op de Westelijke Jordaanoever werden posters met zijn portret geplakt met in het Arabisch de tekst We blijven je pad volgen, je ideeën zullen voor altijd voortleven. Tijdschrift The New Yorker noemde hem in 2021 een van de beroemdste publieke intellectuelen van New York.
Maar hij oogstte niet enkel lof. Saids polemische schrijfstijl en volgens sommigen niet altijd even zorgvuldige argumentatie over toch al hypergevoelige onderwerpen kwamen hem ook op kritiek te staan. In 1994 deed VVD-coryfee Frits Bolkestein Said af als iemand die ‘intellectuelen die zich in de politiek begeven’ een slechte naam bezorgde. Anil Ramdas moest in 2005 aftreden als directeur van cultureel centrum de Balie na een avond georganiseerd rond Orientalism. En onlangs nog kreeg docent Rodante van der Waal aan de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht naar eigen zeggen te horen dat Saids teksten van het curriculum geschrapt moesten worden. Het werk en gedachtegoed van deze literatuurprofessor aan de Columbia Universiteit in New York raakt menige gevoelige snaar.
Voordat Orientalism uitkomt in 1978, is hoogleraar Said een onbekende voor het grote publiek. Het boekbetekent zijn doorbraak op het wereldtoneel en wordt in meer dan dertig talen vertaald. Hij bekritiseert erin de wetenschap over het Midden-Oosten zoals westerse academici die bedrijven, en zet de vraag centraal welke invloed de identiteit van de wetenschapper heeft op de kennis die deze produceert. Zijn boek komt als een mokerslag aan in de academische wereld van de menswetenschappen, die op dat moment nog bepaald niet overloopt van zelfreflectie.’
Koloniale propaganda
Het boek zorgt voor een omslag in Midden-Oosten-studies, maar ook in andere academische disciplines waar de westerse blik het onderwerp heeft ingekleurd en uit zijn verband getrokken. Van de studies over Azië of Afrika tot antropologie en de geschiedenis van niet-westerse gebieden. Het begrip oriëntalisme, dat voorheen de gebruikelijke benaming was voor de studie naar het Midden-Oosten, wordt een scheldwoord dat de bedrijver beschuldigt van een bevooroordeelde, racistische kijk op het onderwerp.
Said ziet dat oriëntalisme ook in de populaire cultuur, zoals in film-interpretaties van Arabische geschiedenis die druipen van de westerse vooringenomenheid. Zo bekritiseert hij het populaire oorlogsepos Khartoum (1966), waarin een heldhaftige Britse generaal het opneemt tegen de Soedanese Mahdi, door een witte acteur in blackface neergezet als een bloeddorstige gek. Terwijl de negentiende-eeuwse Mahdi in de regio tot op de dag van vandaag juist wordt bewonderd als charismatische religieuze leider en verzetsheld die ten strijde trok tegen de bezetting van zijn land door buitenlandse troepen. Said veroordeelt de rolprent dan ook als koloniale propaganda waar ‘despotisch gewelddadige Arabische mannelijkheid tegen een nobele, rationele westerse mannelijkheid’ botst.
Die romantische blik op de Arabische wereld, als erotisch en barbaars tegelijk, is ook in Nederland mainstream. Voor zover bekend heeft de Palestijnse Amerikaan de Fata Morgana in de Efteling nooit bezocht, maar als hij ooit in een bootje van deze in 1986 geopende attractie zou zijn gestapt om zich langs gesluierde haremvrouwen en kerkers met wegrottende gevangenen te laten voeren, had hij het allicht een perfecte illustratie gevonden van oriëntalisme.
Dat vertekende beeld stond altijd in dienst van de westerse overheersing van andere volkeren. ‘Modern oriëntalisme is een aspect van zowel imperialisme als kolonialisme’, schrijft hij. Door de Ander stelselmatig af te schilderen als minderwaardig, verschaf je de ideologische verantwoording voor diens onderdrukking, redeneert hij. Met die analyse legt Said ook de basis van wat later postkoloniale studies zou gaan heten.
Islamofobie
Het oriëntalisme zoals het boek het beschrijft, was ook een grondslag voor wat we later islamofobie zullen noemen. In het bevooroordeelde oriëntalistische wereldbeeld wordt de islam volgens Said op zijn best afgeschilderd als een achterlijk geloof en op zijn slechtst als een religie van geweld en onderdrukking, in alle gevallen wezensvreemd aan het westerse wereldbeeld. Dat idee hoor je bijvoorbeeld terug in de islamofobe taal van hedendaagse politici zoals Geert Wilders.
Volgens sommige wetenschappers is Saids redenatie in Orientalism te eenzijdig en laat hij tegenargumenten weg. Zo zou hij deelname van Arabische academici aan bepaalde conferenties hebben verzwegen om aan te tonen dat de Arabische wereld wordt genegeerd in de wetenschap, terwijl ze er wel degelijk aanwezig waren. Zijn tijdgenoot George P. Landow, professor Engels en Kunstgeschiedenis aan de Brown University, noemt het boek dan ook ‘enorm effectief als polemiek, maar als wetenschap zeer slordig.’ Andere collega’s vallen over de woedende toon van het boek, die niet zou passen bij een objectief wetenschappelijk werk. Nog meer omstreden wordt hij als hij zich openbaar gaat uitspreken over de Palestijnse zaak.
Edward Wadie Said wordt geboren in 1935 in een welvarende Palestijns-christelijke familie in Jeruzalem, dat op dat moment onderdeel is van het Britse mandaatgebied Palestina. De vroegste herinnering die hij daaraan heeft, is het veilige gevoel van zijn ouderlijk huis. Maar aan die veiligheid komt in 1947 een eind door de Nakba, de oorlog waarbij Israël ruim 750.000 Palestijnen van huis en haard verdrijft. Het gezin Said vlucht aanvankelijk naar Egypte.
Saids vader vocht in de Eerste Wereldoorlog mee met de Amerikaanse troepen, en kreeg daarom een tweede, Amerikaanse, nationaliteit die hij doorgaf aan zijn kinderen. In 1951 verhuist het gezin dan ook naar de VS, en sturen zijn ouders de vijftienjarige Edward naar een kostschool in Massachusetts. Het stijve, haast militaire regime is voor hem een schok en hij is er doodongelukkig. Later schrijft hij in zijn autobiografie Ontheemd dat hij zich vanaf die tijd altijd een buitenstaander is blijven voelen. Hij besluit er zo min mogelijk op te vallen, schrijft hij, om ‘net als de anderen zo anoniem mogelijk te worden’.
Palestijnse kwestie
Die poging om apolitiek te blijven, houdt hij lang vol. Ook als hij na zijn middelbare school Engels en filosofie gaat studeren aan Princeton en Harvard en daarna een aanstelling krijgt aan de Engelse faculteit van de Columbia Universiteit. Zijn sluimerende politieke bewustzijn als Palestijnse ontheemde ontwaakt pas in 1976, volgens zijn autobiografie, tijdens de zesdaagse oorlog tussen Israël en de Arabische buurlanden: ‘De schok van die oorlog bracht mij terug naar waar het allemaal begon, de strijd om Palestina.’ Said ging essays schrijven en lezingen en interviews geven om de Palestijnse kwestie over het voetlicht te brengen, en groeide uit tot de prominentste voorvechter in de VS voor de rechten van Palestijnen.
In 1979 komt zijn boek The Question of Palestine uit. Voor veel lezers is de Palestijnse geschiedenis die hij erin beschrijft onbekend, volgens hem omdat de westerse media de Palestijnse kwestie niet of te eenzijdig brengen. Hij schrijft: ‘…de meeste Amerikanen die het gevoel hebben dat ze hun steun aan Israël als staat moeten betuigen, hebben geen idee dat de Palestijnen leefden waar Israël nu is, en dat zij nu vluchtelingen zijn, niet omdat ze antisemieten zijn, maar omdat de zionisten er simpelweg veel van hen hebben uitgegooid.’
Ook dat werk is volgens critici niet altijd met betrouwbare feiten onderbouwd – zo zou hij selectief quotes aanhalen van de vader van het moderne zionisme om aan te tonen dat het hem ging om het verdrijven van de Arabische bevolking uit Palestina. Maar het is voor het eerst dat het Palestijnse historische perspectief door een wetenschapper met status en hart voor de zaak werd beschreven. In die tijd wordt de hoogleraar ook lid van de Palestijnse Nationale Raad, de hoogste autoriteit binnen de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie PLO waarin de wereldwijde Palestijnse gemeenschap vertegenwoordigd is. Dit en zijn contacten met toenmalig PLO-leider Yasser Arafat maken hem voor de FBI een verdacht persoon en bezorgen hem in het opinieblad van het Amerikaans-Joodse Comité de bijnaam terreurprofessor.
Said is voorstander van vreedzame coëxistentie tussen de Arabische en Joodse bevolking, bij voorkeur in twee staten, maar bekritiseert de Oslo-akkoorden uit 1993, waarin onder meer Palestijns zelfbestuur in Gaza en op een deel van de Westelijke Jordaanoever wordt vastgelegd en waarin Israël belooft het leger deels terug te trekken uit die gebieden. Said noemt de afspraken het ‘Palestijnse Versailles’2: een ongelijkwaardig schijnoplossing waarbij de Palestijnse bevolking het onderspit delft. Hij is uitgesproken kritisch over de rol van de PLO in de totstandkoming ervan, en voorspelt in 1993 de mislukking van het Oslo-project dat hij ‘een Palestijnse overgave’ noemt. De ontwikkelingen in de drie decennia erna, waarbij het niet kwam tot een verdeling van het grondgebied en het geweld alleen maar toenam, zullen hem gelijk geven.
Arabische en Israëlische muzikanten
Edward Said is ook een getalenteerd muzikant, die in zijn jeugd zelfs overweegt concertpianist te worden. Hoewel hij verschillende door kenners gewaardeerde boeken schrijft over klassieke muziek en muziekrecensies schrijft voor het Amerikaans maandblad The Nation, is die kant van zijn persoonlijkheid veel minder bekend. De liefde voor muziek vormde de basis voor een innige vriendschap tussen hem en zijn joodse vriend Daniel Barenboim, een Argentijns-Israëlische pianist en dirigent. Het tweetal richtte in 1999 het West–Eastern Divan Orchestra op, met onder andere Arabische en Israëlische muzikanten. Zo hopen de vrienden de harmonie te bevorderen tussen mensen die de politieke situatie juist uiteendrijft.
Said leed toen al aan leukemie, de ziekte die hem in 2003 fataal zou worden. Het orkest is inmiddels wereldberoemd en reist nog altijd de wereld rond en ook Saids werk wordt vandaag de dag nog geciteerd om de Palestijnse kwestie beter te begrijpen. Zoals de zin: ‘Er is geen monopolie op leed. Maar het is voor ons allemaal mogelijk om iets aan leed te doen door te erkennen dat het bestaat.’ Hoe omstreden in sommige kringen ook, zijn gedachtegoed toont dat de Palestijns-Amerikaanse denker een visionair was.
Verder kijken
Beginnend met zijn vroegste herinneringen aan West-Jeruzalem, dat zijn familie ontvluchtte in 1947, bespreekt Said in 1994 zijn leven en ideeën over Palestijnse autonomie met Pakistaans-Britse journalist Tariq Ali:
https://youtu.be/YvR3qeroQ2M
Verder lezen
In Covering Islam beschrijft Edward Said hoe westerse media de Islam portretteren. Verschenen in 1981 heeft het nog niets aan actualiteit ingeboet, zoals te lezen in de Goodreads-commentaren:
https://www.goodreads.com/book/show/151579.Covering_Islam#CommunityReviews
Verder luisteren
Hoe muziek en politiek samenkomen toonden Said en zijn goede vriend Daniel Barenboim met het orkest West Eastern Divan Orchestra dat dit jaar zijn 25-jarig bestaan viert:
https://west-eastern-divan.org/en/25-years-west-eastern-divan-orchestra
- Landen in het Oosten ↩︎
- Een van de verdragen waarmee na de Eerste Wereldoorlog de geallieerden Duitsland dwongen tot onder meer ontwapening en herstelbetalingen. ↩︎
Verder lezen?
Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?
Word abonnee
- Digitaal + magazine — € 8,00 / maand
- Alleen digitaal — € 6,00 / maand