Mangobomen in Nigeria
Achtergrond

Levert een keurmerk de boer eigenlijk iets op?

Koffie, chocolade: we maken het vaak hier, met de ingrediënten van daar. Twee ondernemers uit Gambia en Nigeria maken hun gedroogde fruitsnacks juist wél in de landen waar de ingrediënten vandaan komen.

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee
Toen Momarr Mass Taal (29) twee jaar geleden zijn mango-business in Gambia begon, werd ongeveer 80 procent van alle mango’s weggegooid. De oprichter van Tropingo Fruits vertelt ingetogen maar gepassioneerd over hoe hij met zijn bedrijf waarde in de productieketen bracht. “Mensen konden nergens hun mango’s verkopen. De vruchten hadden weinig waarde, omdat er geen markt aan gekoppeld was”, vertelt de jonge managing director tijdens een gesprek bij een evenement van het Initiatief Duurzame Handel (IDH), afgelopen donderdag in Utrecht. Maar hij wist raad.

Minder verspilling, meer inkomen

Mango’s tieren welig in Gambia, maar fabrieken waar het fruit verwerkt wordt voor de export zijn er niet zo veel. Taal besloot gedroogde mangosnacks te maken. Hij gaf het productieproces – van de mangoteelt tot aan de gedroogde snack – vorm in eigen land. Om de mango’s te kunnen verkopen, ging Taal op zoek naar internationale markten. Nederland is nu een belangrijke afzetmarkt voor zijn gedroogde mangosnacks, die biologisch gecertificeerd zijn.
Momarr Mass Taal

Door minder fruit te verspillen, kunnen de boeren meer inkomsten ontvangen

Inmiddels heeft Tropingo Fruits – dat ook pinda’s levert aan China – een eigen fabriek waar de mangovruchten gewassen, gesneden en gedroogd worden. Het bedrijf zorgt voor banen en inkomsten voor de mensen in de regio. “We wilden waarde genereren voor de gemeenschap”, vertelt Taal. “Het is belangrijk dat de waarde in de productieketen blijft. Door minder fruit te verspillen, kunnen de boeren meer inkomsten ontvangen. Eén dorp kon al zijn mango’s verkopen: er werd geen enkele meer verspild.”

Bij Tropingo Fruits werken inmiddels zo’n 220 boeren en nog eens 220 seizoenswerkers in de mango-industrie, waar ook oog is voor duurzaamheid en kwaliteit. “Onze productie draait op biogas, we kijken of we plantaardige olie kunnen persen uit de mangopitten.”

Internationaal transport is duur

Toch was het voor deze MKB-er uit West-Afrika niet gemakkelijk om gedroogde fruitsnacks te verkopen aan Europa of Nederland. Dat ervoer ook Affiong Williams uit Nigeria, die CEO is van Reelfruit, een voedselbedrijf in gedroogde mango, kokos, banaan en ananas, gevestigd in hoofdstad Lagos. Ze stond aan de wieg van Reelfruit. “De Europese standaarden liggen heel hoog”, aldus de zakenvrouw. “En het transport is duur. Je hebt een zeecontainer nodig die je soms niet helemaal vult. Of je verstuurt het per vliegtuig, maar dat is zeer prijzig.” Het bedrijf levert nu vooral aan scholen, hotels, restaurants, vliegmaatschappijen en zo’n driehonderd supermarkten in eigen land. Internationaal zijn de snacks te koop via online shopping-gigant Amazon. Reelfruit hoopt internationaal uit te breiden: ‘We will ensure that “Made-in-Nigeria” is taken to the world’, staat op hun website te lezen.
Affiong Williams
Zowel Williams als Taal zijn ervan overtuigd dat ze bijdragen aan economische ontwikkeling via het inkomen van hun medewerkers. “Absoluut”, zegt Williams. Reelfruit beheert het hele proces. “Van het fruit telen tot aan de marketing”, vertelt Williams over hoe het Nigeriaanse bedrijf waarde toevoegt in de keten.

De Europese standaarden liggen heel hoog en het transport is duur

Beide ondernemers vinden de leveringseisen van de inkopers soms lastig. Het is bijvoorbeeld niet altijd duidelijk wanneer de vruchten precies rijp zijn of wanneer er geoogst kan worden. Ook weet een boer vooraf niet altijd hoeveel fruit hij of zij exact kan leveren, terwijl de inkopers graag zekerheid willen over hun geplande bestellingen. Kleine- en middenbedrijven zijn kwetsbaarder dan grotere corporaties, die meestal meer marge hebben als een oogst vertraagd of mislukt.

De grootste uitdaging voor beiden is om hun business te laten groeien en om commerciëler te worden. Dat laatste geldt met name voor de telers, beweert Taal, die soms lastig te bereiken zijn. “Niet meer dan 20 procent is fulltime boer van beroep. De meesten hebben een paar mangobomen in de tuin of op hun grond staan, en zijn daarnaast taxichauffeur, of het zijn oudere mensen die wat bijverdienen”, legt hij uit.

Wat is fair chain?
Waar traditiegetrouw koffiebessen, cacaobonen en andere tropische gewassen verwerkt werden tot eindproduct in het Westen, zie je ook dat sommige bedrijven initiatief nemen om de totstandkoming in de landen van oorsprong te organiseren. Koffiebedrijven als Coocafe uit Costa Rica en Star Café uit Oeganda branden bijvoorbeeld de koffiebonen zelf. Of Kinti-koffie, dat koffiebonen exporteert uit Colombia. Moyee biedt gebrande en verpakte koffie aan uit Ethiopië; zij noemen het fairchain-koffie omdat ongeveer de helft van de waarde in het land van herkomst blijft. Nadelig is wel dat de Europese Unie een hoge importheffing hanteert op dit soort verwerkte producten.
Een andere ontwikkeling is direct trade, waarbij bedrijven direct bij de boer inkopen zonder tussenpersonen waar meer aan de strijkstok blijft hangen. In Denemarken is COOP-supermarkt het Savannah-project gestart om een deel van de koffie direct bij Keniaanse koffieboeren in te kopen.

Certificering als barrière

Elke dollar die je aan certificering uitgeeft, kun je niet aan de boer geven

Ondanks dat Williams en Taal hun gedroogde fruitsnacks lokaal verwerken tot eindproduct, waardoor er meer toegevoegde waarde in het land zelf blijft dan wanneer de fabricage in Europa plaatsvindt, staan ze niet te springen om een fairtrade- of duurzaamheidscertificering.

Taal kijkt wel naar de mogelijkheden voor een fairtrade-keurmerk. Maar dan komt er naast de bio-certificering die hij heeft nog een keuringsproces bij, en daar is hij niet zo happig op. “We ervaren certificering als een barrière. Je betaalt voor de administratiekosten en het certificaat. Maar elke dollar die je aan certificering uitgeeft, kun je niet aan de boer geven”, legt hij uit. “Eigenlijk zijn we nu al fairtrade, maar dan zonder certificaat.”

Tony Bruggink
‘Beter een dan twee keer certificeren’
Certificeren kost inderdaad geld, beaamt Tony Bruggink, programmamanager bij IDH, maar controles zijn nodig. “Hoe verzeker je anders dat de dingen die je vertelt ook daadwerkelijk gebeuren?” En het kan ook investeringen ten goede komen. “Certificering vereist meestal dat boeren zich verenigen in een coöperatie, waardoor een bedrijf de boeren tezamen als grote businesspartner ziet. Dat kan boeren helpen om bijvoorbeeld financiering te krijgen.”

Toch is het doolhof aan keurmerken dikwijls een dwaalspoor, niet alleen voor menig consument die door de bomen het bos niet meer ziet en niet weet waarvoor het logo precies garant staat. Ook de producent krijgt te maken met allerhande certificeringen, omdat elk keurmerk en elke markt een eigen keuringsproces vereist, iets dat ook weer de nodige kosten met zich meebrengt. IDH boog zich over de mogelijkheid om vergelijkbare keuringen eenmalig uit te laten voeren voor een producent, dat aanzienlijk de kosten drukte. Bruggink: “Veel telers zien dit project als een welkome zaak. Je kunt beter twee boeren certificeren, dan een boer twee keer certificeren.”

Dit artikel is in samenwerking met IDH tot stand gekomen.

Blockchain maakt koffieketen volstrekt transparant

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Verder lezen?

Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?

Word abonnee

  • Digitaal + magazine  —   8,00 / maand
  • Alleen digitaal  —   6,00 / maand
Heb je een waardebon? Klik hier om je code in te vullen

Factuurgegevens

Je bestelling

Product
Aantal
Totaal
Subtotaal in winkelwagen  0,00
Besteltotaal  0,00
  •  0,00 iDit is het bedrag dat automatisch van je rekening wordt afgeschreven.

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons