Mohammed Obeido Beeld: Chavez van den Born

‘Een vluchteling heeft niets te zeggen over integratie’

Vluchtelingen komen in Nederland in een systeem terecht waarin anderen voor ze besluiten wat zij nodig hebben, zegt de Syrische Mohammed Obeido, die met zijn eigen stichting vluchtelingen helpt integreren. ‘Ik moet mijn werkwijze steeds aanpassen, anders word ik tegengewerkt.’

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee
Wie bepaalt wat goede integratie is? In elk geval niet de mensen die zelf vluchteling zijn, zegt Mohammed Obeido (39). De Syrische Nederlander woont sinds eind 2015 in Arnhem. Hij was psycholoog in Damascus, maar moest dat leven achterlaten vanwege de oorlog en zijn uitgesproken kritiek op het Syrische regime.

Nu, bijna vijf jaar later, is hij even uitgesproken in zijn kritiek op het Nederlandse integratiebeleid: “Wat integratie is, wordt bepaald door mensen die denken te weten wat wij nodig hebben. Maar het inburgeringstraject besteedt vrijwel geen aandacht aan sociaal contact of persoonlijke problematiek. Integratie betekent dat ik écht lid word van de maatschappij. Niet dat ik een taalexamen haal, de eerste baan die ik kan krijgen accepteer, en daarmee ‘klaar’ ben.”

Als ik, een vluchteling, zeg dat dit systeem niet werkt, wordt dat niet getolereerd

Obeido heeft daarom zijn eigen stichting opgezet: Boost Arnhem, waarmee hij wil laten zien wat vluchtelingen dan wél nodig hebben. In een klein gebouw in het centrum van Arnhem kunnen vluchtelingen terecht voor een kop koffie, verschillende taallessen, voorlichting over werkmogelijkheden en een spreekuur voor praktische vragen.

Obeido geeft zelfs hoogstpersoonlijk psychische hulp aan wie het nodig heeft. Het is een laagdrempelige plek waar nieuwkomers oprechte, duurzame vriendschappen kunnen opbouwen. Een missie die botst met het bestaande systeem, waarin talloze losse instanties elk een onderdeel van de integratie regelen. Tot grote frustratie van Obeido: “Als ik, een vluchteling, zeg dat dit systeem niet werkt, wordt dat niet getolereerd.”

Weinig ruimte voor ervaringsdeskundigen

In een land dat zwemt in de vluchtelingeninitiatieven, is er iets unieks aan Boost Arnhem: het is een van de weinige organisaties die wordt geleid door een vluchteling. Halleh Ghorashi, hoogleraar Diversiteit en Integratie aan de Vrije Universiteit, legt uit hoe dat komt: “Ons integratiebeleid wordt vormgegeven door mensen die misschien de beste bedoelingen hebben, maar ver van de leefwereld van vluchtelingen afstaan. Voor ervaringsdeskundigen – die zowel vluchteling als professional zijn – is weinig ruimte.”

Obeido is zo iemand; niet lang nadat hij zijn eigen inburgeringstraject doorliep, werd hij vrijwilliger bij de GGD en verschillende taalscholen. Ondertussen maakte hij een beleidsplan voor Boost Arnhem en stelde hij een team samen van collega’s, vrijwilligers en bestuursleden. Dankzij verschillende fondsen en een subsidie van de gemeente opende Boost Arnhem begin 2019 de deuren.

Een ‘buddy’ voor vluchtelingen is een hulprelatie, geen oprechte vriendschap

Vanaf dag één was het duidelijk dat Obeido het anders wilde aanpakken dan zijn Nederlandse collega’s. Die stonden te popelen om het op hun manier te doen: bezoekers moesten zich inschrijven en registreren, er zou een lesrooster zijn en een receptionist. Obeido stak daar een stokje voor; veel belangrijker was het dat mensen zich eerst op hun gemak zouden voelen, daarná zouden ze een systeem opzetten.

Dat plan wierp zijn vruchten af. De mensen stroomden binnen, en inmiddels heeft Boost Arnhem meer dan vijfhonderd bezoekers gehad uit Arnhem en daarbuiten, die zélf vroegen om roosters en inschrijflijsten, omdat het aantal activiteiten bijna niet meer te overzien werd. Naast de belangrijkste activiteiten – taalles, werkbegeleiding, een spreekuur en psychische steun – wordt er bijvoorbeeld ook kunstles gegeven, gitaarles, en Arabische les om Nederlanders in de wijk iets te bieden. “Ik wil dat Nederlanders en nieuwkomers hier gelijkwaardig met elkaar omgaan. Veel organisaties geven de kans om een ‘buddy’ voor vluchtelingen te zijn, maar dat is een hulprelatie, geen oprechte vriendschap.”

Afstandelijk en bureaucratisch

Nog iets wat volgens Obeido niet wordt begrepen: voor veel vluchtelingen is het niet makkelijk om hulpinstanties zomaar te vertrouwen. “Toen ik hier net was, zeiden mensen: waarom praat je zoveel met vrijwilligers, misschien werken ze wel voor de politie. Ik begrijp die argwaan. Veel vluchtelingen komen uit een dictatoriaal land, en het overheidswantrouwen waarmee ze zijn opgegroeid verdwijnt niet bij aankomst in Nederland. De gemeente, Vluchtelingenwerk, het COA: iedereen is ‘het regime’.”

Wat nodig is om dat vertrouwen op te bouwen, zegt Obeido, is tijd. Geduld is belangrijk als je mensen echt wilt helpen: “Zolang vluchtelingen hun begeleiders niet vertrouwen, zullen ze ook niet eerlijk zijn; dan zeggen ze dat het prima gaat terwijl ze allerlei problemen hebben.” Vandaar dat hij Boost Arnhem laagdrempelig wil houden: veel mensen beginnen met taallessen, maar naarmate ze Boost gaan vertrouwen, kloppen ze ook bij Obeido aan om over persoonlijke problemen te praten.

Als je nieuw bent in een maatschappij heb je mensen nodig die jou de weg wijzen

Ook Halleh Ghorashi, zelf van Iraanse afkomst en sinds eind jaren 80 in Nederland, herkent zich in de argwaan van vluchtelingen tegenover Nederlandse organisaties. “Toen ik hier net was, raakte ik in paniek bij elke brief van een instantie. Als je nieuw bent in een maatschappij heb je mensen nodig die jou de weg wijzen en veiligheid bieden om twijfels te uiten, te zeggen wat je niet snapt, waar je bang voor bent. Door de afstandelijke en doelgerichte werkwijze van beleidsmedewerkers ontbreekt de toegankelijkheid, terwijl juist nieuwkomers verbinding met de samenleving nog missen, en hard nodig hebben.”

Die afstandelijkheid wordt nog eens vergroot door hoe versnipperd en bureaucratisch ons integratiesysteem is, zegt Obeido: “We moeten voor elke vraag naar een andere organisatie; elke verwijzing kost tijd en moeite en gaat gepaard met veel taalmisverstanden.” Uit een studie van het Sociaal Cultureel Planbureau onder Syrische nieuwkomers blijkt dat zij zich moeilijk een weg door dit systeem kunnen banen, amper informatie krijgen in hun eigen taal, druk voelen om werk onder hun niveau te accepteren en persoonlijk contact missen. Wijkinitiatieven zijn volgens Ghorashi dan ook erg belangrijk voor het welzijn van vluchtelingen.

Ja knikken en dankbaar zijn

Helaas worden die belangrijke initiatieven steeds vaker bedreigd door bezuinigingen, zegt Ghorashi. Nog geen jaar na de opening blijkt dat ook Boost Arnhem niet immuun is voor het systeem. De gemeente wees Boost Arnhem sinds 2020 aan als ‘ontmoetingsplaats’, wat betekent dat Obeido een kleinere subsidie krijgt. Die volstaat om nieuwkomers te ontvangen voor gezellige activiteiten, maar voor taal- en werkbegeleiding en psychische steun moet Obeido hen doorverwijzen naar officiële instanties.

Obeido: “Stel je voor: je bent vluchteling, hebt geen werk, je kinderen zijn getraumatiseerd – en om te integreren ga je hier koffie drinken en liedjes zingen? Ik wil best samenwerken met andere organisaties, maar mijn visie is juist dat alles op één plek samen zou moeten komen.”

Een vluchteling moet ja knikken, anders word je aan alle kanten tegengewerkt

Obeido vat zijn frustratie samen: “Een vluchteling moet ja knikken, anders word je aan alle kanten tegengewerkt.” Hij doelt niet alleen op het feit dat hij wordt gedwongen om mensen door te verwijzen, maar ook dat de kritiek die zowel de gemeente als andere organisaties op Boost Arnhem hebben, vooral op hemzelf gericht lijkt te zijn. Obeido kreeg bijvoorbeeld te horen dat hij een dwingende, negatieve toon heeft en te veeleisend is.

Volgens Ghorashi is het vaak zo dat scherpe kritiek van nieuwkomers als ontregelend wordt ervaren, in plaats van als constructief. “Mensen die in een bepaald systeem vertrouwd zijn kennen de taal, de stijl, zij weten hoe ver hun kritiek mag gaan. Zij willen niet dat buitenstaanders het systeem ter discussie stellen. Terwijl daar juist ruimte voor móet zijn, anders zul je nooit blinde vlekken ontdekken.”

Zelfredzaamheid als troefkaart

Een woordvoerder van de gemeente Arnhem laat desgevraagd weten geen uitspraken te doen over individuele gevallen. Wel zegt de gemeente dat er inderdaad niet wordt gestreefd naar één fysieke, laagdrempelige locatie voor zowel integratie als persoonlijke begeleiding. Deels is dat omdat het moeilijk te organiseren zou zijn. Een van de doelen van het integratiebeleid is om mensen zelfredzaam te krijgen, aldus de gemeente: de Nederlandse samenleving is verspreid ingericht, en daar willen ze mensen op voorbereiden.

Dit systeem heeft vluchtelingen jarenlang afhankelijk gemaakt

Termen als ‘zelfredzaamheid’ komen Ghorashi bekend voor – ze worden vaak gebruikt om het bestaande beleid mee te legitimeren, tot haar frustratie. “Daarin zit een veronderstelling dat vluchtelingen bij voorbaat níet actief zijn, niet zelfredzaam zijn, dat ze afhankelijk zijn. Maar dit systeem heeft vluchtelingen jarenlang afhankelijk gemáákt, omdat we ze niet helpen hun weg te vinden. En vervolgens gaat datzelfde systeem ze activeren? Neem vluchtelingen serieus en bouw voort op hun zelfredzaamheid.”

Vooralsnog trekt Boost zich weinig aan van de stempel ‘ontmoetingsplaats’: de stichting probeert door te gaan met haar werk, al is een groot deel verplaatst naar online vanwege de coronacrisis. En vanwege het gekrompen budget is het zeker dat Boost niet eindeloos zal kunnen blijven bestaan. Obeido is strijdvaardig: “Ik wil niet vechten tegen het systeem, maar als ik Boost wil behouden zal ik dat wel moeten. Ik wil vooral doorgaan en iets betekenen voor vluchtelingen – én voor Nederlanders: zij moeten elkaar gaan begrijpen.”

Dit vinden nieuwkomers zélf van het integratiebeleid

Dan verklaar ik u nu tot Nederlander

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons