Gelukkig, daar is ze. Habtamu ziet zijn vrouw in de rij staan. Melkam wacht net als honderden anderen op een buskaartje naar haar dorp, maar het is te laat om nog door te reizen. Bovendien is haar zus al haar bagage kwijt. Habtamu kust zijn vrouw op haar wang wanneer hij haar in zijn armen sluit. Enkwan lehagerachen abeqan – Godzijdank, we zijn thuis. Hij zat niet eens in hetzelfde vliegtuig als zij. Niemand had een vaste zitplaats toegewezen gekregen voor de vlucht. Het was gewoon zaak zo snel zoveel mogelijk vliegtuigen vol te stouwen richting Addis Abeba, de Ethiopische hoofdstad.
Dit had zelfs de Ethiopische overheid nooit voorzien. In drie maanden tijd vindt buiten de schijnwerpers van de internationale aandacht een van de grootste terugstuuroperaties in de recente geschiedenis plaats.
“Het idee dat ze na al die beproevingen – slavenarbeid, verkrachting – ook nog met lege handen moeten terugkeren is helemáál om gek van te worden
De eerste keer
Melkam is vijftien jaar oud en vijf maanden zwanger als Habtamu in 2005 in Saoedi-Arabië wil gaan werken. De overheid heeft na een wetswijziging zijn grond afgepakt en de percelen toegewezen aan een andere landbouwer en aan leden van de lokale clerus. “Wie zal straks het eten betalen, nu wij geen akkers meer hebben om te boeren?”, roept hij vertwijfeld uit.
Melkam is nog een kind en zwijgt als haar elf jaar oudere man tegen haar spreekt. “Luister, Melkam. Ik moet gaan. En geld verdienen. Jij blijft hier en krijgt het kind. Ik beloof dat ik je zal komen halen. En sturen ze mij terug, dan proberen we samen te emigreren. Ik laat je niet alleen in het dorp. Beloofd!”
Zo geschiedt. Het koppel scheidt en kort nadien vertrekt Habtamu met Meseret, zijn jongere zus, en een paar vrouwen uit het dorp die ook willen emigreren. Habtamu’s familie is christelijk orthodox, maar toch doen ze zich voor als moslims. Hun voorwendsel bij de immigratiedienst is dat ze op oemra gaan, net als de hadj een pelgrimstocht naar Mekka. Eenmaal ter plaatse zullen ze langer blijven dan hun visum toelaat en met z’n allen in de illegaliteit onderduiken.
Zoals wel vaker gebeurt, betalen de vrouwen Habtamu een fikse som om hen te chaperonneren. Habtamu laat zich zelfs betalen door zijn eigen zus, en omdat hun ouders het geld niet hebben, moeten ze een lening aangaan, met een woekerinterest; binnen het jaar moeten ze tweemaal het geleende bedrag terugbetalen aan hun buren.
“Haar echtgenoot ontstak in woede, greep haar bij haar haar en sleurde haar onder luide verwensingen de kamer uit
Na amper een jaar in Saoedi-Arabië wordt Habtamu opgepakt en linea recta naar Addis teruggestuurd. Bij zijn aankomst thuis is hun dochter, Betelhem, negen maanden oud. Hij heeft Melkam al die tijd zelden gesproken, want een telefoon had hij niet. De meeste Ethiopische migranten in Saoedi-Arabië kunnen tot 100 euro per maand naar huis sturen, bijvoorbeeld om een zieke moeder te laten verplegen of mee te helpen belangrijke feesten te betalen, maar dat kan Habtamu niet. Hij heeft nauwelijks twee maanden betaald werk gehad.
‘Ezels’, ‘honden’
Zijn werkgeefster, ‘sponsor’ of kafil, heeft hem in de tang. Zij heeft het visum geregeld en de verblijfsvergunning of iqama, en is ook de enige die deze kan verlengen. Sputtert hij tegen, dan kan ze hem gewoon laten uitzetten.
Hij verdient 1.800 riyal (zo’n 375 euro), 600 meer dan in het hotel, maar de lange werkdagen, van acht tot acht, zijn zwaar. Hij verlaat zijn kafil na onenigheid over een betaling, en gaat auto’s wassen, voor 50 riyal per wasbeurt.
Woorden als ‘ezels’ en ‘honden’ krijgen de autowassers naar het hoofd geslingerd van een enkele boze chauffeur. Habtamu roept terug in het Amhaars, maar is meegaand van aard en mijdt conflicten. Opnieuw zal hij echter worden uitgezet en met lege handen bij Melkam terugkeren. Al het geld is opgegaan aan het visum, de iqama, zijn verblijf en de vliegkosten.
Nu wil Melkam zelf emigreren. Haar dochter Betelhem moet maar bij de grootouders blijven. Hij zwaait haar uit op de luchthaven. Ze gaat naar Koeweit. Pas na een week belt ze hem op. Hij is doodongerust. “Zorg alsjeblieft goed voor mijn vrouw”, vraagt hij in het Arabisch aan haar werkgever. “Melkam is nieuw. Toon haar hoe de dingen gedaan worden.” Ze zou niet de eerste dienstmeid zijn die uit onwetendheid de schoenen van de familie in de koelkast stopt, en daarvoor afgeranseld wordt. “En laat haar alsjeblieft niet te hard werken.” Mafi moesjkila, antwoordt de vrouw – geen probleem.
Daarop vatten Habtamu en zijn broer een helse voettocht aan door de woestijn, om via de Rode Zee en Jemen Saoedi-Arabië binnen te glippen. Van de ongeveer achthonderd Ethiopiërs die de reis ondernemen, zullen er tijdens de voettocht vijf omkomen door uitdroging. De jongens waren tussen de 20 en 25 jaar oud. Habtamu vindt opnieuw werk in Jeddah, als autowasser.
De vlucht uit Mekka
Net als miljoenen anderen hebben ze hun schoenen uitgedaan en begeven ze zich in de richting van de Kaäba. Het gebed begint net. Melkam gaat op in de mensenzee. Uniform en anoniem. Dit is haar kans. Niemand zal haar vlucht opmerken.
Met bonzend hart glipt ze weg. Ze stapt in de eerste beste taxi die ze vindt. De chauffeur is bang dat de vrouw gaat gillen en laat haar gratis meerijden, tot bij een winkel. Ze mag er gratis bellen, maar Habtamu neemt niet op. Een ander familielid, dat in Jeddah woont, antwoordt wel en belooft zo snel mogelijk een slaapplaats te regelen.
Ze is niet van plan zich bij Habtamu in Jeddah te voegen. Eerst wil ze nog een jaar werken bij haar oudere zus in Riad, achthonderd kilometer daarvandaan. Ze moet immers nog 13.000 riyal bijeenharken om de overtocht te betalen van haar jongere broer, eer ze voor eigen rekening mag werken.
Habtamu is lang niet meer de panlat die hij vroeger was. En wat praat hij luid. Net als die andere Ethiopische mannen die een tijdlang in Saoedi-Arabië hebben gewoond. ’s Nachts bedrijven ze de liefde. Wat als ze opnieuw zwanger wordt? Moet ze het kind dan naar Ethiopië sturen, zoals de dienstmeiden hier vaker doen? Kinderen in plastic tassen, zo noemen ze die op het thuisfront. “In plaats van geld sturen jullie ons baby’s!” Terwijl Melkam slooft als dienstmeid en om de paar weken vrijaf heeft en naar het appartement van Habtamu komt, zwelt haar buik langzaam op.
Solomon zal hij heten. Zoals de koning die over Israël regeerde en volgens de overlevering het bed deelde met de al dan niet fictieve koningin van Seba, de oermoeder van het Ethiopische keizerrijk. Vijf maanden later zal Melkam haar ongeboren zoon hartgrondig vervloeken.
De deportatie
De Saoedische overheid had Ethiopië in 2011 gesmeekt om goedkope arbeidskrachten, nadat Indonesië en de Filippijnen een moratorium hadden ingesteld en hun landgenoten hadden teruggeroepen, wegens de grove schendingen van hun mensenrechten door de Saoedi’s, de lage salarissen en de onthoofding van een Filippijnse dienstmeid.
“Op verzoek van Riad zette Ethiopië in 2011, zonder enige garantie voor zijn mensen, het licht op groen voor massale arbeidsmigratie
Nu moeten alle illegalen eruit. De Arabische Lente is een van de verklaringen waarom de Saoedische overheid zenuwachtig wordt. Voor de deadline verstrijkt, vertrekken bijna een miljoen arbeidsmigranten uit Bangladesh, India, de Filippijnen, Pakistan en Jemen. Maar omdat vroegere ultimatums nooit echt gehandhaafd zijn, slaan de meeste Ethiopiërs het dreigement in de wind en besluiten ze te blijven.
Ditmaal is het de Saoedi’s echter menens. In het najaar van 2013 worden duizenden Ethiopiërs en andere migranten massaal opgepakt en afgevoerd naar detentiecentra. Daar zitten ze soms dagenlang zonder voedsel. Slaag en mishandeling zijn schering en inslag tijdens de massale razzia. De wegen zitten vol met bange mensen die op een bus richting de luchthaven wachten. In het begin hebben ze nog koffers bij zich. Naarmate de deportatie vordert niet meer. Gestolen door bendes die de straten onveilig maken en zelfs de huizen binnendringen waar de Ethiopiërs verblijven. Er wordt verkracht en gemoord.
Habtamu is via Jemen het land binnengeglipt en maakt geen kans op regularisatie. Melkam is een wegloper. “We kunnen niet blijven”, zegt hij beslist.
“Slaag en mishandeling zijn schering en inslag tijdens de massale razzia. Door bendes wordt verkracht en gemoord
Met tegenzin gaan Melkam, Habtamu, twee van zijn zussen en zijn broer zich aangeven bij het consulaat in Jeddah. Overal in en om het gebouw drommen duizenden Ethiopiërs samen. Ze wachten al dagen vergeefs op hun vertrek naar de luchthaven.
Families zijn moedeloos en verzwakt ineengezakt tussen koffers, plastic tassen en jengelende kinderen. Er wordt gevochten om eten en water. Dagenlang zwerft Habtamu’s familie van detentiecentrum naar detentiecentrum, met amper een laken om op te slapen, scharrelend om het hoogstnodige te bemachtigen.
Wanneer de Ethiopiërs het wachten beu zijn, besluiten ze een grote autoweg van Mekka naar Jeddah te blokkeren en bekogelen ze voorbijrijdende auto’s met stenen. De politie moet tussenbeide komen en belooft met de hand op het hart iedereen uiteindelijk naar de luchthaven te brengen.
Kort daarop landen ze in Addis Abeba, samen met duizenden uitgezette of ‘vrijwillig’ vertrokken illegalen uit Saoedi-Arabië. IOM, de Internationale Organisatie voor Migratie, geeft ze 30 euro voor een buskaartje naar huis, een stuk zeep, iets te eten en maandverband, als de vrouwen erom vragen.
Met de blauwe kaart die ze bij hun vertrek in Jeddah hebben ontvangen, kunnen ze misschien later een stuk grond krijgen om te verbouwen. Maar dat zal ijdele hoop blijken. Wanneer Melkam thuiskomt heeft ze alleen nog de kleren die ze draagt, een dochter die ze lang niet meer gezien heeft en een ongeboren kind dat schopt in haar buik.
Gebed zonder end
Samen met een Ethiopische antropologe, Kiya Gezahegne, heb ik hun relaas in 2018 opgetekend, na urenlange gesprekken met de betrokkenen zelf, hun familieleden en vrienden. Alleen hun namen zijn veranderd om hun privacy of veiligheid niet in gevaar te brengen.
In tegenstelling tot sommige stellen, waarvan de man met de noorderzon én het geld verdwenen is wanneer de vrouw thuiskomt na jaren werken, zijn Habtamu en Melkam nog altijd samen. Ze hebben echter geen eigen huis kunnen kopen, maar wonen in bij een nicht van hen.
In Weldiya zijn er weliswaar ook enkele succesverhalen te noteren, van teruggekeerde migranten die een huis, een restaurant, een winkel, een bajaj of motortaxi hebben kunnen kopen. Meestal blijkt het geld van de migranten echter ontoereikend. In net niet de helft van alle gevallen is het tijdens hun verblijf in de Golfstaten door de familie opgesoupeerd voor religieuze feesten, opgegaan aan de scholing of de verzorging van een familielid, of aan het verbeteren van het huis waarin de achterblijvers wonen. Aan de golfplatendaken en de betonnen muren in de wijk kan je trouwens snel merken wie een familielid heeft in het buitenland: nagenoeg iedereen.
“Soms lig ik ’s nachts te huilen in mijn bed, als niemand mij hoort. Ik vertel Melkam niet hoe moeilijk het is om rond te komen
Melkam zorgt voor de kinderen. Het paar heeft intussen een tweede dochtertje. Habtamu struint door de straten van de hoofdstad, op zoek naar panden die hij kan helpen verhuren of verkopen. Dan strijkt hij een commissie op. Hij vult het gezinsbudget aan met de straatverkoop van teff, het basisingrediënt van het Ethiopische platte brood. Zo kwam hij ook aan de kost, in 2013, toen ze net waren teruggestuurd uit Jeddah.
Van steunmaatregelen die de Ethiopische overheid toen beloofde, onder meer gefinanceerd door de Europese Unie, is weinig terechtgekomen. Habtamu kreeg een opleiding tot boekhouder, maar toen hij aankwam met zijn blauwe kaart, die hem bij vertrek was uitgereikt, ving hij bot. Hij legde met een aantal vrienden een startkapitaaltje samen om een microkrediet te kunnen aanvragen, maar wist geen grond te bemachtigen, niet om op te bouwen, noch om te boeren. “Toen we protesteerden, werd ons verweten dat we oppositie voerden tegen de regering.”
“"Arabische landen zijn achterlijk. De banen, de mensen. Werkdagen van twaalf uur of meer. Je houdt het niet voor mogelijk"
Dit artikel verscheen eerder op MO*magazine.
Verder lezen?
Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?
Word abonnee
- Digitaal + magazine — € 8,00 / maand
- Alleen digitaal — € 6,00 / maand