Stel je voor dat de Bijenkorf op de Dam in Amsterdam ineens zou instorten. En stel je voor dat wij, burgers, zélf, met de hand zouden graven op zoek naar overlevenden…
Tijdens het graven worden steeds meer lichamen gevonden en na een week of drie zegt de overheid "Sorry mensen, we vinden het vreselijk wat er is gebeurd, maar dat graven heeft geen zin meer. We weten wel dat er nog zo'n 400 lichamen tussen het puin liggen, maar dood is dood, dus we stoppen ermee." Graafmachines komen en binnen een paar dagen worden de grootste bergen puin afgevoerd naar afvalstortplaatsen. Wat overblijft is een berg met rotzooi, stenen, kledingstukken, persoonlijke bezittingen en hier en daar wat menselijke resten. Er wordt een hek omheen gezet en een jaar later ziet het er nog exact hetzelfde uit. Slechts de lijklucht is íets minder penetrant.
Onvoorstelbaar, maar realiteit in Bangladesh, waar 'Rana Plaza', een acht verdiepingen hoog gebouw vol textielarbeiders, vorig jaar instortte. Ruim 1100 doden, een groot deel van de lichamen nooit geborgen…
Toen ik voor het eerst door het hek kroop, rook ik het maar even, die lucht. Maar de kleding tussen het puin maakte het drama dramatisch zichtbaar. Heftiger was mijn tweede bezoek, toen overlevenden – soms met missende ledematen, meestal met foto's in de hand van familieleden onder het puin – me vertelden over het kleine beetje financiële compensatie dat ze hadden gekregen. Twee maanden loon, voor een leven lang. Ik kreeg gevonden menselijke resten aangereikt om thuis te kunnen laten zien hoe erg het was.
Het gebrek aan financiële steun aan slachtoffers komt deels door corruptie en wetgeving in Bangladesh. Een deel van het hulpgeld gaat naar de belasting en de banken innen de rest als aflossing van schulden van de fabrieken.
Stel je voor dat het de Bijenkorf was…