Meerdere PVV-ministers in het nieuwe kabinet zijn aanhangers van de extreemrechtse, racistische omvolkingstheorie, evenals hun partijleider Geert Wilders en Kamervoorzitter en partij-ideoloog Martin Bosma. Zo beschuldigt Marjolein Faber (PVV), de nieuwe minister van Asiel en Migratie, de Verenigde Naties (VN) er bijvoorbeeld van een agenda van ‘antisemitisme, terrorisme en omvolking’ uit te rollen. Als VVD-Leider Dilan Yesilgöz bij het samenstellen van de nieuwe regeringsploeg zegt dat Faber ‘niet onomstreden’ is, verwachten kenners in Den Haag dat dit meningsverschil consequenties heeft voor haar benoeming. Maar na crisisoverleg van de regeringspartijen laat informateur Richard van Zwol weten dat ze ‘een gepaste kandidaat’ is die niet anders moet worden behandeld dan andere ministerkandidaten en dat ze nu eenmaal dingen zegt ‘met scherpte maar met overtuiging’. NSC-leider Pieter Omtzigt zegt in Nieuwsuur dat hij zich ‘niet zo bezighoudt’ met de vraag of dat een naziterm is.
Nederland is niet erg vatbaar voor extreemrechts, dachten politiek wetenschappers lange tijd, want wij bedrijven ‘coalitiepolitiek’. Politicoloog Tom van der Meer schrijft in zijn boek Waardenloze politiek dat een kiesstelsel waarin naar coalities wordt gezocht, ‘de eerste verdedigingslinie’ van de democratie is. Daarom stelde Geert ‘Milders’ zich tijdens de verkiezingen ook minder radicaal op: het vergrootte zijn verkiesbaarheid. En aan de formatietafel beloofde Wilders compromissen te sluiten en zijn standpunten over de islam aan te passen. De extreme voorstellen van de PVV gaan in de ijskast, schreef de parlementaire pers vervolgens. Maar daardoor gebeurde juist het omgekeerde van wat de wetenschappers voorspelden: de Nederlandse coalitiepolitiek heeft de normalisering van extreemrechts versneld.
Die versnelling heeft veel oorzaken. Zoals het gebrek aan verzet tegen Martin Bosma als Kamervoorzitter terwijl hij de Tweede Kamer zelf ooit een ‘nepparlement’ noemde. Maar ook de woorden van verkenner en PvdA’er Kim Putters die zei ‘zeer vereerd’ te zijn en ‘ontzettend zijn best’ te zullen doen om deze extreemrechtse coalitie in elkaar te zetten. Putters kwam daarbij ook nog met de toverformule van het ‘programkabinet’ op de proppen, om zo de samenwerking met Wilders niet op een normaal meerderheidskabinet te laten lijken.
Ook informateur Richard van Zwol wilde graag de kabinetsformatie een normaal karakter geven. Op de vraag of het nieuwe kabinet een ‘extreemrechts’ kabinet is, zei hij liever geen ‘woordspelletjes’ te spelen, alsof de vraag over het antidemocratische gehalte van het hoofdlijnenakkoord slechts een woordspelletje is. Zelfs D66 lijkt het akkoord te normaliseren door de nieuwe coalitie gebrek aan ‘daadkracht’ te verwijten, en niet een gebrek aan moraal.
De nieuwe coalitiegenoten zijn intussen druk bezig het extreemrechtse gedachtegoed en de kwalijke praktijken van Wilders te verdedigen en goed te praten. BBB-leider Caroline van der Plas veranderde tijdens de formatie haast in de woordvoerder van Wilders. Toen de PVV-leider staatsecretaris Eric van der Burg (VVD) op X een ‘eng mannetje’ noemde, verdedigde ze hem met verve: ‘Het is niet mijn wijze van twitteren, maar wat Geert Wilders doet moet Geert Wilders zelf weten.’ In plaats van tegengas te geven, laten coalitiegenoten zien hoe je Wilders normaliseert.
Fascisme in de polder
Hoewel het fascisme nu definitief aan de macht is in de polder zien veel Nederlanders de normalisatie van extreemrechts met groeiend ongemak aan. Wilders is populair maar wordt evengoed verafschuwd om zijn zondebok- en haatpolitiek. Toch zien we nog opvallend weinig verzet. Integendeel, in de Tweede Kamer waarschuwt Kamervoorzitter Martin Bosma dat Kamerleden het nieuwe PVV-kabinet niet ‘extreemrechts’ mogen noemen, omdat dat ‘een nazi-vergelijking’ zou zijn. Dat maakt de normalisering van de PVV compleet.
Wetenschappers en journalisten zijn het er niet eens over eens of ze de PVV nou wel of niet extreemrechts moeten noemen, ondanks de lange geschiedenis van racisme binnen de partij en de veroordeling van de voorman voor groepsbelediging. Sommigen zien Forum van Democratie (FvD), met zijn ‘openlijke racisme en antisemitisme’, wél als extreemrechts, maar zien die elementen níet bij de PVV. Anderen noemen de PVV niet extreemrechts omdat de partij ‘het principe van de parlementaire democratie onderschrijft’. Dat is ook de lijn van NRC, die zowel de PVV als FvD niet ‘extreemrechts’ maar ‘radicaal-rechts’ noemt. Een partij met verwerpelijke standpunten, schrijft de krant al in 2009, moet ‘niet door middel van etikettering worden bestreden, maar met argumenten’.
Die terughoudendheid is eerder een symptoom van normalisering dan van goede analyse. We moeten ons afvragen of de PVV het principe van de parlementaire democratie überhaupt wel onderschrijft, gezien het antirechtsstatelijke karakter van de politieke standpunten, zoals het verbieden van de islam en het inperken van het stemrecht van mensen met meer dan één paspoort. De jarenlange extreme islamofobie van Geert Wilders en het antisemitische en racistische omvolkingsdenken van partijideoloog Martin Bosma zijn minstens even reëel als het racisme en antisemitisme van de FvD. Als godsdienstvrijheid en stemrecht de basisprincipes van de parlementaire democratie zijn, dan respecteert de PVV die principes niet, en dat maakt de partij extreemrechts. Bovendien ondermijnt Wilders steevast democratische instituties zoals rechters, die hij knettergek, laf en nep noemt, en de journalistiek, die hij uitmaakt voor tuig van de richel.
De coalitiepolitiek maakt het moeilijker om de PVV neer te zetten als extreemrechts en tot verzet op te roepen. Een veelgehoord argument tegen verzet is dat ‘dit nu eenmaal democratie is’. Met andere woorden: wie de uitslag van de verkiezingen niet accepteert is een slechte democraat en heeft geen respect voor de democratische spelregels. Journalist Thijs van de Brink schrijft op zijn blog bijvoorbeeld dat de kiezers een ‘duidelijke keus’ zouden hebben gemaakt (‘Wij willen in meerderheid rechtsaf’) en dat het voor de democratie goed zou zijn ‘als dat ook een tijdje wordt geprobeerd’. Een soortgelijk argument is dat Wilders en de coalitie ‘het maar eens samen moet proberen.’ Dat schrijft bijvoorbeeld de chef van de politieke redactie van de Volkskrant, Raoul du Pré, in februari 2024. Het achterliggende idee lijkt dat de coalitiepolitiek dit experiment aanvaardbaar maakt, omdat het hoofdlijnenakkoord de rechtstaat ‘intact’ laat en het akkoord niet ‘zwaar asociaal’ is. Journalisten normaliseren zo de extreemrechtse PVV door te wijzen op de matigende invloed van coalitiepolitiek.
Duidelijk maken wat er op het spel staat
Maar door de PVV en dit kabinet juist wél systematisch extreemrechts te noemen, kan aan de kiezer duidelijk worden gemaakt wat er op het spel staat. Kiezersonderzoek in de VS laat zien dat stemmers zich veel zorgen maken over de democratie en over extremisme in de politiek. Bij de Amerikaanse tussentijdse verkiezingen in 2022 verloren veel Republikeinse kandidaten hun voorverkiezing omdat hun Democratische tegenstanders ze systematisch extreem noemden en kiezers ze ook te extreem vonden. Nederlands onderzoek toont aan dat zelfs (extreem)rechtse kiezers het belangrijk vinden dat Nederland een democratisch land is. We kunnen Nederland als democratie alleen verdedigen door de PVV en haar retoriek systematisch te blijven benoemen voor wat ze zijn: antidemocratisch, antirechtstatelijk en extreemrechts.
Het omvolkingsdenken is namelijk het nieuwe fascisme. Net als bij fascistische leiders in het verleden, ligt de politieke kracht van omvolkingsdenkers als Bosma, Faber en Klever bij het bevragen van de realiteit, wensdenken, woede en paranoïde ideeën, en het promoten van leugens. Daarom is polderfascisme een feitelijke omschrijving voor de extreme politieke ideologie van de nieuwe regering.
Omdat liberale politiek gebaseerd op politiek debat geen vat krijgt op dit soort denkbeelden, net zomin als ‘moraliserende’ politiek overigens, zijn er andere stappen nodig. Constateren dat er ‘geen einde komt aan het normaliseren van walgelijke denkbeelden’, zoals GroenLinks-PvdA deed, is slechts een eerste stap. Een belangrijke tweede stap is sussende wetenschappers te negeren en partijgenoten die met extreemrechts samenwerken te royeren. Maar het is de hoogste tijd voor de derde stap. Nu de polder zich niet heeft verzet, maar een kabinet met omvolkingsdenkers mogelijk heeft gemaakt, nu coalitiepolitiek geen matigend effect had, maar extreemrechts denken juist heeft genormaliseerd, nu is het tijd voor links om niet langer samen te werken, maar te bedenken hoe werkelijk verzet eruit moet zien. In de tussentijd moeten we dit extreemrechtse kabinet noemen wat het is: polderfascisme.
Verder lezen?
Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?
Word abonnee
- Digitaal + magazine — € 8,00 / maand
- Alleen digitaal — € 6,00 / maand