Birma – ook wel bekend als Myanmar – lijkt eindelijk weer mee te gaan in de vaart der volkeren. Sinds 2010 zijn decennialange handelsboycots tegen het dictatoriale regime één voor één opgeheven en heeft het land de deuren wagenwijd opengezet voor buitenlandse investeerders. Met succes: Coca-Cola, Heineken, Ford, Total, Suzuki en ruim 600 andere buitenlandse bedrijven hebben volgens accountancykantoor PriceWaterHouseCoopers de afgelopen drie jaar samen al voor zo’n 32 miljard euro geïnvesteerd in het land. “Er heerst goudkoorts in Birma,” aldus de Birmese minister van Buitenlandse Zaken Wunna Maung Lwin.
Shell heeft eind maart het recht gewonnen om naar olie en gas te gaan speuren in drie delen van de territoriale wateren van Birma. Momenteel onderhandelt het met de regering over hoe de opbrengsten verdeeld zullen worden, in het geval er inderdaad olie en gas gewonnen gaat worden. De kans daarop is reëel aangezien er eerder onderzoek is gedaan en ook andere oliebedrijven er actief zijn, aldus een woordvoerder van Shell.
Terwijl de Birmese regering buitenlandse investeerders probeert te verleiden, maken critici zich zorgen over de ontwikkelingen in het land. Mensenrechtenorganisaties betwijfelen of de Birmezen wel zullen profiteren van de huidige goudkoorts. “De enorme investeringen die het land momenteel in stromen, moeten heel goed worden gemanaged,” waarschuwde Josette Sheeran, president van de Amerikaanse educatieve non-profit organisatie Asia Society, afgelopen najaar tijdens een Birma-conferentie in New York. “Het is net alsof we een bowlingbal door een rietje proberen te duwen.” Een Birmese politicus vergeleek de situatie eerder met het voeren van rijst aan een pasgeboren baby.
De interesse van internationale investeerders in Birma is begrijpelijk. Terwijl de wereldeconomie hapert, biedt het land enorme groeimogelijkheden. De bodem zit vol olie, aardgas en edelstenen, het land staat vol met onaangetast oerbos en de prachtige kustlijn en de sprookjesachtige tempelcomplexen zijn bij uitstek geschikt om jaarlijks miljoenen toeristen te verwelkomen. Bovendien vormen de ruim 60 miljoen Birmezen een bron van goedkope arbeid en een potentieel interessante afzetmarkt. Volgens consultancybureau McKinsey zal de Birmese economie de komende twintig jaar verviervoudigen tot maar liefst 200 miljard dollar. Naast Shell zijn ook andere Nederlandse bedrijven op Birma gedoken: Unilever heeft er een vestiging geopend, Heineken bouwt er een brouwerij, Philips verkoopt er lampen en medische apparatuur.
Protesten van boeren
“Birma is in amper anderhalf jaar tijd getransformeerd van schurkenstaat tot Westerse donor darling”, constateert Kevin Woods, onderzoeker bij de internationale denktank Transnational Institute. Die dramatische ommezwaai is meer gebaseerd op de hoop dat de nieuwe Birmese leiders democratische hervormingen doorvoeren, dan op de realiteit, stelt de onderzoeker. Woods: “Alle boeren die ik spreek zeggen unaniem dat ze nog geen voordeel hebben van de hervormingen.” Woods vreest dat dat ook niet zal gebeuren. “Als je de nieuwe land- en investeringswetten bekijkt, dan zie je dat boeren, het overgrote deel van de bevolking, er alleen maar kwetsbaarder op worden. Dankzij die nieuwe wetten kunnen ze eenvoudig van hun land worden gezet om plaats te maken voor de ontwikkeling van (buitenlandse) industrie- en bedrijventerreinen. Dat leidt in heel Birma momenteel tot grote protesten.”
Zoals bijvoorbeeld in Thilawa, zo’n 20 kilometer ten zuidoosten van Birma’s grootste stad Yangon. Sinds 2012 werken de Birmese en Japanse overheid hier samen met drie Japanse bedrijven aan de bouw van een zogenaamde Speciale Economische Zone, een gunstige vestigingslocatie voor buitenlandse bedrijven. Op het complex dat uiteindelijk 2400 hectare zal beslaan, worden onder meer een diepzeehaven, een energiecentrale en een autofabriek van Mitsubishi gebouwd. Honderden boeren moesten wijken voor de komst van Thilawa. Hiervoor moeten ze officieel fatsoenlijk gecompenseerd worden door de overheid: financieel en met een stuk land en een huis op een ander locatie. Tijdens een rondvraag bij boeren rondom het terrein, in maart, blijkt dat in de praktijk niet te gebeuren. Daw Khin Q, een vrouw van in de zestig, vertelt dat ze slechts 16 dollar heeft gekregen ter compensatie. Nu woont ze in een bamboehuis op een braakliggend terrein nabij Thilawa.
Ontheemde bewoners
Human Rights Now, een Japanse ngo die de ontwikkelingen rondom Thilawa op de voet volgt, schreef hierover in februari een brief aan de VN Mensenrechtenraad. Volgens Human Rights Now is er sprake van 'serieuze mensenrechtenschendingen'. De Japanse mensenrechtenorganisatie stelt dat de ontheemde bewoners van Thilawa onder druk zijn gezet om akkoord te gaan met compensatiemaatregelen die onvoldoende zijn. De onafhankelijke Birmese krant Irrawaddy maakte daar eerder ook al melding van.
De mensenrechtenschendingen in Thilawa staan niet op zichzelf. Bij allerlei ontwikkelingsprojecten klinken vergelijkbare geluiden. In het zuidelijke stad Daiwei protesteert de Daiwei Development Association, een netwerk van bewoners en lokale organisaties, tegen de aanleg van een Speciale Economische Zone op hun land. Naar verwachting worden 30 tot 50 duizend mensen hierdoor gedwongen te verhuizen. “Ze pakken ons land af en vernietigen het bos waardoor we niet meer in ons levensonderhoud kunnen voorzien,” vertelde een DDA-vertegenwoordiger aan onderzoekers van het Transnational Institute. “We zien dit project absoluut niet als ontwikkeling.”
Waterkrachtcentrale
In de noordelijke deelstaat Kachin hebben soortgelijke protesten tegen de bouw van de Myitsone waterkrachtcentrale inmiddels geleid tot het stilleggen van het project. Ook hier klagen bewoners over de manier waarop ze worden gecompenseerd voor het verlies van hun land. “Het nieuwe land dat de duizenden dorpelingen is aangewezen, is ongeschikt om te boeren”, schrijft Human Rights Now in de eerdergenoemde brief aan de VN Mensenrechtenraad. De gemiddelde Birmees lijkt ook niet te zullen profiteren van de waterkrachtcentrale. De elektriciteit die door Myitsone Dam zal worden opgewekt, zal namelijk grotendeels worden geëxporteerd naar China – de dam wordt aangelegd door een Chinees staatsenergiebedrijf.
Terug naar Thilawa. Er zijn Birmezen die wel blij zijn met de komst van buitenlandse investeerders. Voor een werkkeet op het industrieterrein zit een groepje mannen aan de lunch. Eén van hen vertelt met een grote grijns dat hij als duiker werkt voor het onderhoud van schepen. Daarmee verdient hij 10 dollar per dag, een riant salaris voor Birmese begrippen. Wanneer Thilawa in 2015 volop in bedrijf is, zal er naar verwachting werk zijn voor zo’n tienduizend mensen, waaronder banen in de kleding-, meubel- en auto-industrie. Geen overbodige luxe in een land waar 40 procent van de bevolking werkloos is.
Chinese bouwprojecten
Toch is het de vraag of die banen wel zullen worden ingevuld door Birmezen. Volgens de investeringswet moeten buitenlandse bedrijven verplicht Birmezen aannemen en opleiden, maar in de diverse Chinese bouwprojecten in het noorden van het land wemelt het van de buitenlandse arbeiders. Ondertussen wijken Birmezen noodgedwongen uit naar buurlanden omdat ze geen land meer hebben om te verbouwen. In Daiwei vrezen ontheemde bewoners dat er alleen geschoolde en specialistische arbeid zal zijn – werk dat zij niet kunnen doen.
Kevin Woods van het Transnational Institute benadrukt dat de regering de belangen van Birmese huishoudens centraal moet zetten bij het aantrekken en toelaten van buitenlandse investeerders. “Anders zal er geen sprake zijn van ontwikkeling, maar van groeiende ongelijkheid tussen de gewone bevolking en de elite.”
Foto's: Jeroen de Bakker