Vijf grote kledingbedrijven, waaronder H&M, Inditex (Zara, Pull&Bear) en C&A, hebben gisteren laten weten niet naar de jaarlijkse kledingtop in Bangladesh, de Dhaka Apparel Summit, te zullen gaan. Dit naar aanleiding van de ontslagen textielarbeiders en de arrestatie van 35 vakbondsleiders begin december.
De boycot van de kledingbedrijven is een sterk signaal naar de Bengaalse overheid. “H&M is van mening dat het bijwonen van de Dhaka Apparel Summit tot verwarring zou leiden”, laat een woordvoerder van de Zweedse modegigant weten. “Het geeft een verkeerd signaal af met betrekking tot onze inzet voor de vrijheid van vereniging”.
C&A laat weten met 'grote bezorgdheid' de arbeidsonrust in Bangladesh te hebben gevolgd. "We zijn diep bezorgd over de recente aanhoudingen van vakbondsleden en de rechten van werknemers. We roepen alle partijen op de rechten van werknemers en de vrijheid van vereniging te respecten in overeenstemming met de wet en de ILO-verdragen."
Arrestaties
De afzeggingen van de kledingbedrijven zijn een reactie op de repressie tegen vakbonden en arbeiders door de overheid in Bangladesh. In december braken er protesten uit in Ashulia, een buitenwijk in Dhaka. Textielarbeiders en vakbondsleden gingen de straat op om een hoger loon te eisen. 1600 textielwerknemers werden daarop ontslagen en nog eens 34 textielwerknemers en vakbondsleiders werden gearresteerd. Om hun vrijlating te eisen gingen vorige week verschillende vakbondsorganisaties in tientallen landen, waaronder Nederland, Duitsland, België en Amerika, de straat op. Inmiddels zijn de meesten van hen op borgtocht vrijgelaten. Toch blijven ze strafrechtelijk vervolgd worden en kunnen ze alsnog een gevangenisstraf opgelegd krijgen.
Nu komen dus ook de kledingbedrijven in actie door af te zien van deelname aan de Dhaka Apparel Summit, die 25 februari plaatsvindt. De Summit is een jaarlijkse bijeenkomst georganiseerd door de Bangladesh Garment Manufacturers and Exporters Association (BGMEA), een orgaan van de industrie dat de 4500 kledingfabrieken in het land vertegenwoordigt. Het doel van de bijeenkomst is om te kijken naar manieren waarop de toeleveringsketens van kledingbedrijven verduurzaamt kunnen worden. Het BGMEA probeert hiermee ook om Bangladesh als textielproducerend land goed op de kaart te zetten. En dat is wel nodig: door de ramp met Rana Plaza in 2012 liep de industrie flink wat imagoschade op.
Toenemende zorgen
Naast de afwezigheid van C&A, H&M, Inditex, Next en Tchibo, heeft ook de Ethical Trading Initiative (ETI), dat een groot aantal kledingmerken NGO’s en vakbonden vertegenwoordigd, laten weten niet te zullen komen opdagen. ‘ETI en haar leden hebben met toenemende bezorgdheid gekeken naar de arrestaties en uitsluitingen van werknemers in december 2016. Wij hebben geen andere keuze dan ons terug te trekken’, is te lezen in een statement op de website.
De Nederlandse ambassadeur in Bangladesh, Leoni Margaretha Cuelenaere, is wel bij het event aanwezig. Ze is een van de sprekers en zal het moment aangrijpen om aandacht te vragen voor arbeidsrechten en vakbondsvrijheden.
De Clean Clothes Campaign, de organisatie die opkomt voor de rechten van kledingarbeiders, meldt dat de beslissing van deze grote kledingmerken om het evenement te boycotten, de Bengaalse overheid en de BGMEA flink in verlegenheid heeft gebracht. ‘Het toont aan dat er internationaal sprake is van een toenemende zorg over de verslechterde arbeidsrechtensituatie in de kledingindustrie in Bangladesh.’
Reactie BGMEA
De BGMEA heeft eerder deze week een statement gestuurd naar deelnemers van de Dhaka Apparel Summit. Hierin benadrukt zij dat de BGMEA gewijd is aan het principe dat geen enkele werknemer beroofd mag worden van zijn of haar grondwettelijke rechten. Maar dat mensen tegelijk de wet van het land moeten respecteren. Ook laat zij weten de fabrieken te hebben benaderd die strafzaken hebben ingediend om erop aan te dringen dat geen onschuldige mensen worden berecht.