Ik heb nog nooit iemand zoveel generalisaties horen maken als mijn eertijdse Zuidafrikaanse huishoudster Prudence Mbewu. Over blanken bijvoorbeeld. Blanken willen je eten geven en oude kleren, stellen onmogelijke eisen, denken dat je doof bent, begrijpen nooit ergens iets van. Blanken, wildvreemde blanken, glimlachen naar je in de supermarkt. Niet naar elkaar, alleen naar jou. Je wordt er eng van. “Wat is er toch met jullie?”, vroeg ze me keer op keer.
De anecdotes die ze over zwarten, -‘us darkies’-, vertelde gingen meestal over vaardigheden die zij en andere genoemde darkies ontwikkeld hadden om met ons om te gaan. “Zorgen dat je weet hoe laat ze thuis komen zodat je bijtijds je eigen feestje kunt opdoeken”, “heel behulpzaam zijn en zeggen dat ze gelijk hebben”, “een andere blanke bij je hebben om dat kantoor binnen te komen en het woord voor je te doen, dan krijg je goede service”. Prudence noemde blanken die haar hielpen de forten van het blanke imperium binnen te komen haar ‘schroevendraaiers’.
Huishoudster
Ook dit zijn weer generalisaties. Over Zuid-Afrika en over de blanke correspondent wier eerste ‘ingangspunt’ in Afrika de huishoudster is. Er is inmiddels een aantal boeken van correspondenten over hun huishoudster, waaronder het mijne. (Prudence: “Als Xhosa’s zeggen we, kijk uit wat je zegt waar blanken bij zijn, want ze schrijven direct een boek over je”.)
Het was Zuid-Afrika en het waren de vroege jaren negentig. Maar in mijn latere bestaan als ‘facilitator’ voor een netwerk van Afrikaanse onderzoeksjournalisten werden Prudence’s observaties voor mij steeds bevestigd. In de Democratische Republiek Congo, waar ik dat supermarkt-lachje weer tegen kwam bij blanke jonge ontwikkelingswerkers die zo graag aardig gevonden wilden worden door de lokale vervolgde journalist. (Hij zei althans dat hij vervolgd was, ik begreep later dat hij een spion was van president Kabila’s geheime dienst.) En in Nederland, waar een blanke vriendin me een kadootje meegaf voor een zwart ex-vriendje dat haar gonorrhoe had bezorgd. “Ach ik wil toch niet dat hij slecht over me denkt.”
Objecten
Ook nu nog, in de anti-Shell campagnes , weigeren veel schuldgevoelige blanke activisten resoluut om ook maar na te denken over de rol van Nigeriaanse autoriteiten in de vervuiling van de Niger Delta. Het gaat immers om wat ‘wij’ doen: over ‘onze’ schuld, en over hoe ‘wij’ een en ander weer goed maken. (Daar hebben we dat supermarktlachje weer.) Alles komt door ‘ons’, het goede en het kwade. Wat wij verkeerd doen, doet ‘hen’ lijden. Wat wij goed doen, helpt ‘hen’. Zwarten zijn objecten van ‘onze’ slechte dan wel goede bedoelingen, niet mensen met eigen plannen, daden, initiatief. De Nigeriaanse milieuminister wiens baan het is om toe te zien op naleving van de milieuwetgeving door in zijn land investerende bedrijven werd door een Nederlandse documentaire maker volkomen kritiekloos bejegend toen ook hij uitlegde hoe vreselijk Shell wel niet was. Terwijl hij zijn werk niet deed.
Ik zie nog voor me de verbazing op het gezicht van onderzoeksjournalist Idris Akinbajo wiens verhaal over de plunderende elite in zijn land werd weggewuifd door een Nederlandse collega. “Ik schrijf niet over corruptie, dat bevestigt maar cliché’s over Afrikanen.”
Slachtoffer
Ik ben gaan begrijpen dat je wel kunt generaliseren. Wellicht niet over continenten, maar over zwarten en blanken. Blanken genieten overal ter wereld het voordeel van de witte huid. We krijgen betere service in winkels, worden sneller geholpen door de overheid (zeker ook in Afrika), worden doorgaans beleefd te woord gestaan en – meestal – gewaardeerd om het werk dat we doen. Zwarten? “We are the suspects”, zei Prudence al. En zo kun je dus ook generaliseren over zwarten, want iedereen die zwart is merkt dat het blanke privilege hem ontgaat; dat hij moet opboksen tegen powers-that-be. De een wat meer, de ander wat minder. De een gaat er mee om door luid te protesteren, de ander door zijn schouders op te halen, de derde door maar hardnekkig door te buffelen, de vierde door te proberen er een slaatje uit te slaan. De Nigeriaanse minister heeft meer macht dan zijn landgenoten de journalist en de boerin, maar toch weet ook hij dat zijn blanke counterparts in Europa nog veel machtiger zijn dan hij. En hem komt de rol van slachtoffer die ook nergens iets aan kan doen eigenlijk wel goed uit, dus wentelt hij zich erin, weliswaar tot grote woede van het volk waarvoor hij op zou moeten komen. Maar daar wordt toch niet naar geluisterd.
Fair trade
Je plaats in de maatschappij bepaalt je bewustzijn, zei Karl Marx, en die uitspraak is in mijn ervaring een waarheid als een koe. Ik heb een blank bewustzijn, dat getekend is door koloniale ervaring, schuldgevoelens en vul maar in. Dat betekent niet dat ik slecht ben. Het betekent wel dat ik moet beseffen dat ik de wereld bekijk vanuit dat bewustzijn; dat mijn blik de dominante blik is en dat ik dus verdomd goed moet oppassen dat ik mijn waarnemingen goed test. Dat ik moet kijken en luisteren.
Naar de journalist uit Ivoorkust bijvoorbeeld, die me uitlegde dat ‘FairTrade’ de plaatselijke boeren eigenlijk niet meer geld oplevert dan de gewone handel. En dat men nu onder de knoet zit van de leider van de FairTrade coöperatie, zoals men vroeger onder de knoet zat van de grootste cacaobaas van de regio. (Wacht –de grootste cacaobaas van de regio is nu de leider van de FairTrade coöperatie. ) Naar de collega uit de DRC, die terecht wel bang lijkt voor de algemeen gefêteerde zogenaamde persvrijheidsactivist- maar in werkelijkheid spion. En naar Seada Nourhussen, die wil dat de journalistieke beroepsgroep nu eens kijkt naar dat continent als een continent , en niet als een verzameling dieren, onderdrukten, feestvierders, corruptelingen en kindsoldaten, dat nodig een door ‘ons’ aangedragen oplossing nodig heeft.
Projecties
Ja, er zijn ook stereotypen over klompen en tulpen waar niemand mee zit. Maar die gaan over een stukje land ter grootte van een erwt en bovendien is dat niet het probleem. Wat de stereotypen over Afrika zoveel erger maakt dan stereotypen over waar dan ook, is dat de klompen en de tulpen door Nederlanders zelf werden bedacht, en later werden geframed om er toeristen mee te trekken.
De stereotypen over Afrika zijn niet ontstaan vanuit de Afrikaanse landen: het zijn projecties van buitenaf. Stel je voor dat een macht van buitenaf (Marsmannetjes?) ons zou definiëren. Als syphilislijders, omdat er in Europa tijdens de Napoleontische oorlogen syphilis heerste. Of als een conflictgebied waar je niets moet kopen. Stel je voor dat alle Europeanen als aardappeleters beschouwd zouden worden, en dat we ‘Martiaanse’ aardappelworkshops (How To Make The Best Of My Potato) aangeboden zouden krijgen door de veel machtiger buitenstaanders. En zo’n Italiaan maar ‘ik eet spaghetti!’ roepen en dan van overgevoeligheid beschuldigd worden.
Uitbarsting
Wat zou zo’n hypothetische ‘zwarte’ Italiaan doen? Zich gedeisd houden, toch maar mee doen want het is nu eenmaal zo , zeggen wat de Marsmannetjes willen horen, oplichter worden(zeggen wat ze willen horen levert vaak geld op), de wapens op nemen? Of tegen de klippen op toch goed je werk te doen en hopen dat die wezens ooit eens door krijgen hoe goed dat werk is, wat je idealen zijn, wat je er mee wilt bereiken, wat je zegt, wat je bedoelt, wat je strijd is?
Maar nee hoor. Gaan ze weer. Ben je overgevoelig. Ik was met Seada Nourhussen in debat, omdat ik het niet met haar eens ben. Maar toen er zo gereageerd werd raakte ook ik van mijn apropos. Vandaar bovenstaande uitbarsting. Zo.
Nu terug naar het debat. Seada zegt dat Afrika niet bestaat, en dat generalisaties de diversiteit van het continent onrecht aandoen. Als ik haar goed begrijp heeft ze het daarbij niet alleen over ergerlijke foute cliché’s als ‘overal lopen de leeuwen los rond’ en ‘iedereen heeft daar honger’, maar over alle generalisaties. Dat gaat mij te ver. Je mag van mij over ‘Afrika’ best generaliseren. Het gaat mij om de manier waarop. Projecties en tot object maken, vooral de gekmakende neiging van ‘het Westen’ om Afrika als ‘probleem’ te zien waarvoor door ‘het Westen’ een oplossing gevonden moet worden, zijn vreselijk. Veel verhalen van Afrikaanse onderzoeksjournalisten worden hier niet begrepen omdat ze niet aan dat stramien voldoen. Maar toch valt over de gedeelde ervaringen van veel Afrikaanse landen zeker genoeg te zeggen, net als over de gedeelde ervaringen van Europese landen. En veel van die Afrikaanse ervaringen gaan over de identiteit van het zwarte continent, in een wereld die gedomineerd wordt door blanke blikken.
Brandjes
Van die ervaringen horen we in toenemende mate juist doordat, daar heeft Marcia Luyten gelijk in, er steeds meer diversiteit komt in de wereldmedia. Bovendien zijn er uitstekende blanke correspondenten zoals Lindijer en Posthumus, die observeren, luisteren en brandjes verslaan zoals dat hoort: door omstanders te vragen hoe het nu zo gekomen was en hoezo die ene oom in slaap was gevallen met zijn sigaret nog aan en waarom het zo lang duurde voor de brandweer kwam. En als er in een regio, of misschien wel het hele continent, steeds een bepaald soort brandjes zijn, dan moet uitgezocht worden of hier sprake is van een patroon, en hoe dat dan komt. Generalisaties op basis van observatie, onderzoek en analyse, niet op basis van emotie (of dat nu liefde is of gruwel, vrolijkheid of medeleven). Dat is goede journalistiek.
Ik heb intussen ook mijn roeping gevonden: schroevedraaier zijn voor Afrikaanse onderzoeksjournalisten. Die stellen het ‘sluisje’ dat we hun verhalen met ZAM Chronicle bieden (over FairTrade, over de realiteit van de Niger Delta en Boko Haram, over de economische injectie die Somalie kreeg door piraterij, over de vrouwen die seks werk zoeken in Europa en zo meer) tot nu toe op prijs.
Met Prudence gaat het prima. Ze deed een tijdje terug mee aan een onderzoeksjournalistiek project over een mafia die in blinde bedelaars uit Zimbabwe handelt. Zij kwam met de bronnen, de blinde bedelaars zelf, die ze op straat aan het praten had gekregen. Het boek dat we samen schreven bestaat uit haar verhalen, door mij geschikt gemaakt voor goed begrip (hoop ik) van een Nederlands publiek. Zijzelf vertelt die verhalen, die deels gaan over haar nieuwe werk als kleuterleidster op een blanke school (‘Juf, juf, ik ben wit, en u bent ook een mens net zo goed als ik zegt mijn moeder’), in Xhosa-versie voor haar eigen publiek. Daar wordt, zoals men begrijpt, veel bij gelachen.
Beeld: Flickr/Christopher Amos