En dat is heel bijzonder. In het socialistische land bestonden tot 2010 nauwelijks private bedrijven. Alles was eigendom van de staat. Je werkte voor een overheidssalaris tussen de 20 en 30 dollar per maand, iets waarvan het merendeel van de Cubanen nog steeds afhankelijk is. Tot acht jaar geleden. De overheid had ernstige tekorten en de toenmalige president Raúl Castro introduceerde een nieuw economisch beleid: Cubanen mochten ondernemer worden. Er kwam een lijst met 178 toegestane private beroepen en men mocht personeel in dienst nemen. De eerste Cubanen sprokkelden met hulp van familie in het buitenland een beginkapitaal bij elkaar. Ze werden taxichauffeur, begonnen een eethuisje (paladar) of verhuurden een kamer aan toeristen in hun casa particular. Het aantal geregistreerde zelfstandigen steeg van 157.371 in 2010 tot 580.000 eind 2017. En dat staat nog los van de duizenden bedrijfjes zonder licentie.
T-shirts en tattoos
Dat probleem ondervonden ook Ailed Duarte (35) en haar man Leo Canosa (43). “Hij is tatoeëerder en werkte vanuit huis tot hij de kans kreeg om een tijdje te werken in een tattooshop in Canada. Daar leerde hij over bedrijfsvoering en hygiënerichtlijnen. Zo’n zaak wilden wij ook, maar dan met een Cubaans tintje.”
Ondanks dat een tattooshop geen officieel ‘beroep’ was, nam Duarte ontslag van haar baan als communicatiedeskundige bij de overheid. Nu runt ze samen met Canosa sinds drie jaar La Marca, Havana’s eerste tattoosalon. “Onder de noemer ‘kunstgalerie’, want die staat wél op de lijst. Dat is geen officiële licentie, dus feitelijk zijn we illegaal, maar ook weer niet.”
“Onze ondernemingslust en creativiteit waren er altijd wel”, legt Duarte uit, “We hadden alleen tijd nodig om door de mazen van de wet te kruipen.” Ze noemt andere bedrijven die tegelijkertijd zijn opgekomen: platenlabels (Guampara Music), online- tijdschriften over cultuur (Vistar Magazine), fotostudio’s (Estudio 50) en het grafisch ontwerperscollectief La Ubre. Deze initiatieven richten zich niet op eerste levensbehoeften als eten, maar op creativiteit.
Mazen van de wet
Als pionier moet je geregeld het wiel opnieuw uitvinden. Del Rio had genoeg ideeën voor haar kledingontwerpen, maar hoe maak je die zonder geld, materiaal, machines en kennis? “Ik ben opgegroeid met mijn oma en mijn moeder. Ik had geen vader met een netwerk bij de partij.” Ze werkt veel met typisch Cubaanse materialen en tweedehandskleding, maar voor de import van nieuwe T-shirts en inkt uit het buitenland had ze een Cubaanse investeerder nodig. “Met jute rijst- of koffiezakken en tweedehandskleding is geen tas of shirt hetzelfde, dat maakt het ontwerpproces uitdagend, maar niet makkelijk. Ook had ik naaisters nodig. Maar welke Cubaan zegt zijn baan op om voor een experimenteel kledingmerk te gaan werken? Mijn oma van 84 heeft toen haar vriendinnen opgetrommeld. Ze werkten heel hun leven in de staatstextielfabriek.”
In 2015 opende ze haar winkel in het oude stadshart van Havana. “De zaken gaan goed en ik heb ook personeel in dienst: ontwerpers, sociale media-experts en productiemensen. We trekken daarmee ook weer jonge ontwerpers aan.” Om enigszins te voldoen aan de licentie ‘kunstgalerie’ laat ze jonge kunstenaars exposeren in haar winkel en verkoopt ze hun werk. Daarmee heeft ze een broedplaats én ontmoetingsplek voor andere creatieve ondernemers gecreëerd.
Bereik via internet
“Ik vroeg Obama of we onze producten ook daar konden aanbieden
Om een webshop te kunnen openen in Amerika moest ze ook daar haar kledingmerk officieel oprichten. De shirts in de webshop zijn wel nog geproduceerd in de VS, omdat de in- en uitvoer van producten nog heel ingewikkeld is. Del Rio: “Wat in Havana in de winkel ligt, komt uit eigen land, wat ik via de webshop verkoop, helaas niet. Maar belangrijk is dat ik er nu in elk geval zichtbaar ben. Nee, ik denk niet dat president Trump deze maatregel zal terugdraaien, die heeft wel andere problemen aan zijn hoofd.”
Vrij werk verkopen
De producten en diensten van López, Del Rio en Duarte zijn voor de doorsnee Cubaan onbetaalbaar. Duarte legt uit: “Een Cubaan betaalt bij ons dezelfde prijs voor een tattoo als een toerist. We moeten de inkt immers importeren.” Voor veel werk van López en zijn collega’s geldt dat ze het maken voor andere bedrijfjes, die dus zelf ook geld verdienen en het daardoor kunnen bekostigen.
Del Rio pakt het anders aan. Cubanen kunnen haar kleding kopen met korting. Daarvoor heeft ze een reden: “Zo’n 40 procent van onze klanten is Cubaan en daar zijn we blij mee. Toch zie je nu veel Cubanen in buitenlandse kleding lopen en dat gaat onze economie op de lange termijn niet helpen.” Aan toeristen wil ze laten zien dat Cuba meer is dan het clichébeeld van Che Guevara, oude auto’s en vrouwen met dikke sigaren. “De toeristenwinkels van de staat houden dat beeld in stand, maar wij gebruiken liever eigen materialen voor nieuwe ontwerpen. In het buitenland zouden ze zeggen: ‘Hé, wat duurzaam’, maar we hebben weinig anders.”
Verder lezen?
Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?
Word abonnee
- Digitaal + magazine — € 8,00 / maand
- Alleen digitaal — € 6,00 / maand