Het is vier uur ’s ochtends als Providence (31) het huis uit sluipt. Haar zoon en dochter liggen nog opgerold in een diepe slaap. Buiten doet ze haar slippers aan en pakt ze een emmer. Na een wandeling van vijftig minuten arriveert ze aan de rand van het stadje Musanze. Hier verkopen de boeren uit de heuvels hun tomatenoogst. In het donker schijnen lampjes van mobieltjes over manden met tomaten. Het spel van handjeklap begint.
Providence keert een mand om in haar emmer, om ook de onderste laag tomaten te bekijken, terwijl de verkoper roept dat ze hem verruïneert. De rotte exemplaren haalt ze eruit. “Daar betaal ik niet voor.” De prijs zakt intussen van 10.000 naar 7000 franc (8 euro) per mand, plus 1000 franc voor het transport naar de markt. Providence vouwt een bananenblad als herkenningsteken op haar drie manden. Een transporteur, een jochie van een jaar of twaalf, hijst de mand op zijn hoofd.
Intussen wordt bij de Rwandese telecomprovider Tigo een transactie voorbereid. Vanuit het kantoor in hoofdstad Kigali zal straks aan 21 telefoonnummers, zoals elke maandag, 21 keer een bedrag van 7000 franc (8 euro) per persoon overgemaakt worden. Providence is een van de namen op de lijst. Ze ontvangt een sms zodra ze haar geld kan ophalen bij de Tigo-kraam langs de kant van de weg.
Coole mensen en kruisraketten
Het wekelijkse geld voor Providence en twintig andere Rwandese vrouwen komt uit Nederland, om precies te zijn vanuit een kantoorruimte voor startups en creatieve clubs in Amsterdam-Noord. Daar zitten Gitte Buch (46) en Jeroen de Lange (47), oprichters van 100weeks. Ze kennen elkaar van de middelbare school in Breda. “Jeroen was een wereldverbeteraar die een demonstratie tegen kruisraketten organiseerde”, vertelt Gitte. “Gitte hoorde bij de coole mensen met zwarte kleren”, vertelt Jeroen. Hij woonde en werkte eerder in Rwanda, Uganda en Zuid-Sudan. Hij werkte voor de het ministerie van Buitenlandse Zaken, de Wereldbank en was woordvoerder Ontwikkelingssamenwerking voor de PvdA. Commmunicatiewetenschapper Gitte woonde in Tanzania en Vietnam, en werkte onder andere voor Unicef en als hoofd communicatie bij WarChild. Jeroen: “Ik heb jarenlang in de begrotingssteun gewerkt, waarbij overheden geld overmaken aan overheden in ontwikkelingslanden. Maar ik zag dat dat niet terechtkwam bij de armen. Toen dacht ik: dan kunnen we het geld beter direct aan de mensen geven.”
VLNR: Gitte, Jeroen, Fabrice, twee deelnemers aan het project (namen onbekend bij de auteur), Theoneste.
Toen ze allebei terug waren in Nederland, ging Jeroen bij Gitte langs met op een A4’tje het idee van 100weeks. Geef een vrouw elke week, honderd weken lang, een bedrag waarmee ze boven de armoedegrens komt van 1,25 dollar per dag. Dat geld kan ze naar eigen inzicht besteden, gericht op haar eigen ontwikkeling en die van haar gezin. Jeroen: “De snelle opkomst van mobiel betalen in Afrika maakt dat nu mogelijk.”
Gitte: “Kerst 2014 besloot ik dat ik voor dit idee moest gaan. Ik heb altijd binnen organisaties gekeken hoe dingen beter kunnen, nu realiseer ik voor het eerst iets helemaal zelf vanaf het begin.”
Gitte hoorde bij de coole mensen
“Dit type interventie gebeurt tegenwoordig heel vaak”, zegt onderzoeker Marleen Dekker van het Afrika Studie Centrum te Leiden. “De trend is te verklaren door het succes van onder andere Bolsa Familia in Brazilië.” Daar krijgen miljoenen arme families een basisinkomen als ze hun kinderen naar school sturen. VN-landbouworganisatie FAO heeft geldprogramma’s in twaalf landen. Mozambique, Senegal, Ethiopië, Kenia en Zuid-Afrika hebben op kleine schaal dat voorbeeld gekopieerd. “Overheden in Afrika zoeken manieren om de arme bevolking te steunen.” Dekker is coördinator van INCLUDE, een kennisplatform dat onderzoek naar ‘inclusieve ontwikkeling’ in Afrika steunt. “Uit eerdere studies weten we dat arme mensen blootgesteld zijn aan grote risico’s, zoals droogte of ziektes, waardoor ze in een vicieuze cirkel belanden en steeds dieper in armoede raken. Door geld te geven, kun je die mensen uit die valkuil halen. Het is een interventie die tot verandering kan leiden. Meer en meer onderzoek laat zien dat geld geven kan bijdragen aan de economische groei van een land.”
Groezelige briefjes
Terwijl haar wekelijkse basisinkomen virtueel haar kant op suist, loopt Providence naar de markt. Om zes uur zit ze op haar plek, tussen de andere marktdames. Dan klinkt gelach en gezang. De optocht van de transporteurs is gearriveerd. Providence rent op ‘haar’ mand af met het juiste bananenblad. Nu komen de madames de beste tomaten uitzoeken om die straks per portie te verkopen in hun marktkraampjes. Een dame met uitbundige make-up en theatrale jurk aast op de manden van Providence. Als ze haar prijs noemt, stort de vrouw bijna ter aarde. Ze beent weg, maar Providence trekt aan haar jurk. Ze krijgt de gebutste exemplaren cadeau, is de deal. Iets voor negen uur is Providence al haar tomaten kwijt. Ze telt de stapel groezelige briefjes: 26.200 franc. Daar is de marktschoonmaak (100 franc per mand) al van af. Met aftrek van de inkoop houdt ze 2200 franc (2,60 euro) over voor vier uur werk.
Mijn man zei dat ik niks waard was
Na de terugtocht van een uur noteert ze het bedrag thuis in haar huishoudschriftje. Ze weet dat ergens vanuit het verre Nederland mensen geld aan haar overmaken. “Als de verkoop tegenviel, kon ik de dag erna minder inkopen en dus ook minder verkopen. Sinds ik meedoe aan 100weeks heb ik een buffer.” Ze betaalt wekelijks 4500 franc (5,40 euro) aan de tontine, de vrouwenspaargroep waar ze lid van is. Ze heeft gisteren 500 franc uitgegeven aan een voorraad olie. Het nieuwe schooluniform van dochter Grace (6) kostte 5000 franc. Grace was nog een baby toen Providences echtgenoot overleed. Ze laat zich niet graag over hem uit. Hij leed aan depressies. “Hij zei dat ik niks waard was, dat ik niks kon. Als ik een idee had, zei hij dat het een slecht idee was. Het is niet makkelijk om alleen te zijn, maar ik kan wel mijn plannen uitvoeren.” Ze zit op een gloednieuwe rieten meubelset. Begin dit jaar kreeg ze 240.000 franc uit de tontine. Ze heeft haar huis verbouwd en uitgebreid met een kamer om te verhuren. Haar schrift laat een keurig rijtje zien aan noodzakelijke uitgaven. “Al mijn tijd gaat naar mijn business en mijn kinderen”, vertelt Providence. “Alleen voor een bruiloft, doop of begrafenis neem ik vrij. Nu kan ik ook daar ook geld aan bijdragen, net als de andere gasten.”
Geldkraan
“Deze vrouwen staan niet meer aan de zijlijn van de samenleving”, vertelt Fabrice Ngenzi (28), als countrymanager van 100weeks de schakel tussen Nederland en Rwanda. “We draaien niet meteen de geldkraan dicht als het even niet loopt. Het eerste jaar is om uit de schulden te komen. Als het kapitaal toeneemt, nemen de ideeën toe. Het tweede jaar is voor investeringen.” De vrouwen overleggen met vrijwilligers van Caritas, de organisatie ter plekke die de vrouwen selecteert en hen begeleidt. Directeur en abt Théoneste Munyankindi: “Samen kiezen ze een aandachtspunt om in te investeren. Caritas heeft ervaring met microkrediet, gezondheid en beroepsonderwijs. Deze nieuwe manier van hulp sluit de traditionele vorm niet uit.”
Het leven van die vrouwen is één grote onder-neming
Veelgehoorde kritiek op geldprogramma’s is dat mensen afhankelijk worden van het geldinfuus. Onderzoeker Dekker: “Dat blijkt niet uit studies. Je kunt alleen de discussie voeren of het wel of niet werkt op basis van data.” Voor 100weeks worden die gemeten door promovendus Johannes von Engelhardt van de Erasmus Universiteit. De resultaten van de eerste vijftig weken van de eerste elf vrouwen zijn bekend. Er zijn vijf varkens, vier koeien en vier geiten aangeschaft. Alle vrouwen eten nu twee maaltijden per dag in plaats van één. En opvallend: alle kinderen gaan naar school, terwijl dat eerst nog geen 20 procent was. Gitte: “Het leven van die vrouwen is één grote onderneming. Ze onderhouden diverse inkomstenlijnen naast elkaar, met maïs, geiten, een koe en een lapje grond. Dat motiveert mij om 100weeks tot een succes te maken.”
Voetbalelftal
Donateurs van 100weeks zijn nu nog vooral vrienden en familie van Gitte en Jeroen, maar binnenkort wordt de incubatiefase afgesloten en gaan ze de charimarkt op. Ze zoeken daarom nieuwe investeerders én collega’s, want als het aan de oprichters ligt, wordt 100weeks de Airbnb van ontwikkelingshulp. Een platform waar donateurs en ontvangers elkaar vinden. “Dit is Foster Parents Plan nieuwe stijl. Vertechnologisering in positieve zin”, zegt VU-hoogleraar filantropie Theo Schuyt. “Dat maakt het een mooie aanvulling op het bestaande betrokkenheidsinstrumentarium. De behoefte aan direct contact is een trend. Iedereen wil deel zijn van een gemeenschap.”
Het is belangrijk armoede een gezicht te geven
Het is de bedoeling dat donateurs die honderd weken actief gaan meemaken. Gitte: “Je kunt met je familie, je straat of je voetbalelftal een groep vrouwen steunen. Geen individuen, want dan wordt het een missverkiezing. We willen doneren weer leuk maken. Daarom kunnen de vrouwen straks ook sms’jes en foto’s sturen. Nee, niet om dankjewel te zeggen. We hopen dat deze directe donateur-ontvangerrelatie solidariteit bevordert. Het is belangrijk om armoede een gezicht te geven, om het debat over hulp te stimuleren.” Transparantie staat centraal, benadrukt Jeroen. “Het is vreemd dat je als donateur genoegen moet nemen met een jaarverslag en algemene informatie over waar je geld heen gaat.”
In Rwanda pakt Providence intussen haar kolenstoof en een stapel maïskolven. Die roostert en verkoopt ze aan een drukke straat, als snack voor mensen die op weg zijn van hun werk naar huis. Grace wappert de gloeiende kooltjes aan. Het gaat goed met haar gezin, zegt Providence. “Het kan alleen maar beter worden.”