‘Marte, je wilde nog iets zeggen.’ Ik schuifel heen en weer op mijn stoel. ‘Klopt’, zeg ik tegen de interviewer, die me zojuist tijdens een literair programma interviewde over literatuur en tijdschriften; vrolijke dingen. De meeste gezichten in het publiek ken ik: collega’s, kennissen en vrienden. Sommigen zag ik de laatste weken veel. We stonden in solidariteitsdemonstraties, voerden nachtelijke gesprekken door telefoons en aan keukentafels over bombardementen, depten elkaars tranen na onbedaarlijke huilbuien.
Ik schraap mijn keel. Ik heb mijn uitweidinkje goed ingestudeerd, toch aarzel ik. ‘Ik denk’, begin ik, ‘dat we getuige zijn van wat wel eens de best gedocumenteerde genocide ooit zou kunnen worden.’ Ik dreun de cijfers op die ik in mijn hoofd heb geprent: zoveel gedode Palestijnen, van wie zoveel kinderen, zoveel Israëliërs. Uit mijn broekzak peuter ik een stapeltje geprinte QR-codes: ‘Met deze code stuur je in één keer 72 Tweede Kamerleden een e-mail om je bezorgdheid te uiten.’
Als ik een paar minuten later van het podium af stap, voel ik geen trots, eerder ongemak. Wie heb ik geprobeerd te overtuigen? Deze mensen weten toch allang van de bombardementen, de duizenden doden, de dodelijkste geweldsescalatie in Palestina sinds eind jaren 40? Maar als ik achteraf naar de bar schuifel voor een biertje, zegt een vriend: ‘Er zijn mensen vertrokken toen je over Palestina begon.’ Ik schrik: zelfs hier, in mijn linkse kunstenaarsbubbel, kijken mensen weg van etnische zuivering.
Een eerdere versie van dit essay verscheen op OneWorld.nl op 2 november 2023. Hier en daar is de tekst minimaal bewerkt naar aanleiding van de ontwikkelingen nadien.
‘Why are they so silent?’
Er gaat een video rond op social media. Het is er een van vele. Ouders rennen weg van puin met bebloede kinderen in hun armen, een kind schreeuwt zich stampvoetend de longen uit het lijf – het is haar enige wapen tegen volwassenen die haar leven tot een hel maken. Tegen de achtergrond van de video klinkt een audiofragment van een jonge vrouw die vanuit Gaza met familie belt. ‘I just want to ask you: do they see the videos? Do they see the children being torn apart? We want to know: do they see us or not? Why are they so silent?’
Ik deel het filmpje in mijn story’s en klik Instagram weg om een bericht te beantwoorden van een familielid dat ik al een paar maanden niet heb gesproken. Ze vraagt hoe het met me gaat. ‘Aangeslagen’, zeg ik. ‘Door Gaza’, voeg ik er voor de zekerheid aan toe. Ze typt. In mijn keuken klinkt het gepruttel van koffie. ‘Waarom ben je daar aangeslagen door?’ Ik vloek zachtjes. Hoe leg ik dat uit? Zelf volgt ze de situatie niet zo, zegt ze, maar ze heeft wel een video gekeken over de geschiedenis van Israël. ‘En ga je dan ook naar demonstraties voor Palestina?’ vraagt ze. Als ik dat bevestig, zegt ze: ‘Heftig.’ Ik laat het onbeantwoord.
Een paar dagen later dringt de vraag van mijn familielid pas tot me door: waarom grijpt juist de situatie in Gaza me zo aan? Hoor ik niet dagelijks van onderdrukking en nodeloos bloedvergieten, overal op de wereld? Ik denk aan een goed activistisch gebruik dat een vriend en ik hebben: voordat we een demonstratie in gaan, vragen we elkaar waarom we daar zijn. Wat drijft ons? Dat lijkt een eenvoudige vraag, maar het is ook de eerste en moeilijkste die journalisten je kunnen stellen. Ik besef dat de vraag van mijn familielid me irriteert omdat ik haar niet kan beantwoorden.
‘Genocidale intenties’
De afgelopen maanden zaten er soms hooguit een paar dagen tussen de pro-Palestina-demonstraties die ik bezocht. Het vermoeit. Maar steeds als ik me afvraag of ik er niet een keer eentje mag overslaan, intensiveert Israël de bombardementen of saboteert het de stroom en het internet in Gaza. Tanks steken in het holst van de nacht de grens met Gaza over en in Nederland roepen activisten elkaar op voor nachtelijke demonstraties door het hele land. Jas aan, sjaal om, deur uit. Als ik van de fiets stap, schrik ik. Het is geen spel van het licht van de volle maan: hun gezichten staan écht doodvermoeid, hun kreten klinken zwak en moegestreden. Bij het afscheid slaan we elkaar op de schouders. ‘Tot snel.’
Thuis zie ik alweer de aankondiging voor de volgende demonstratie: ‘Stop de Nederlandse medeplichtigheid aan genocide in Gaza!’ Hoewel ik het woord zelf de afgelopen weken niet heb geschuwd, weet ik dat ‘genocide’ een stellige woordkeus is. Het wordt geschreven met de stugste inkt en weegt zwaar op de bladzijdes van de geschiedenis. Niet voor niets zijn juristen heel terughoudend als het aankomt op het bestempelen van een bloedbad als ‘genocide’.
Er zijn genoeg andere krachtige termen die mensenrechtenorganisaties wel gebruiken: Israël begaat ‘oorlogsmisdaden’, onder andere door het ‘collectief bestraffen’ van een bevolkingsgroep. Het is een ‘apartheidsstaat’. En hoewel achter ‘genocide’ nog een vraagteken staat, is er ontegenzeggelijk sprake van ‘etnische zuivering’: Israëlische kolonisten verdrijven al decennia op gewelddadige wijze Palestijnen van de Westelijke Jordaanoever en de Israëlische legertop laat er geen twijfel over bestaan dat het Gaza van de Palestijnen wil ontdoen. Een week na de Israëlische ‘oorlogsverklaring’ aan Hamas sprak speciaal rapporteur voor de Palestijnse Gebieden van de VN haar zorgen al uit over een ophanden zijnde etnische zuivering in Gaza. Kort daarna waarschuwde ze ook voor ‘genocidale intenties’ en in januari achtte het Internationale Gerechtshof ‘plausibel’ dat Israëls handelen tot genocide zou leiden. De bladzijde wordt al zwaarder en toch legt de internationale gemeenschap Israël geen strobreed in de weg.
Wegkijken was nog nooit zo moeilijk
Misschien wordt het wegkijken vergemakkelijkt doordat de politieke reacties aan elkaar hangen van de hypocrisie en tegenstrijdigheden. Onze regering spoorde Israël al snel aan vergelding te zoeken voor de aanval van Hamas, én stuurde extra humanitaire hulp naar Gaza (die daar niet aankomt). De Britse premier Rishi Sunak drukte de Israëlische president Netanyahu in oktober op het hart ‘dat het VK aan Israëls kant staat’ en nog geen week later stroomde een half miljoen pro-Palestijnse demonstranten door zijn hoofdstad.
Ik zie veel dubbele standaarden. Europese Commissievoorzitter Von der Leyen veroordeelde het in alle toonaarden toen Rusland Oekraïense dorpen afsloot van water en elektriciteit, maar applaudisseert als Israël hetzelfde doet met Gaza. De woordvoerder van de Amerikaanse Nationale Veiligheidsraad, die eerder huilde om Oekraïense burgerslachtoffers, zegt schamper over de moord op Gazaanse burgers: ‘De waarheid is dat er waarschijnlijk nog meer burgerslachtoffers zullen vallen. Dat is oorlog.’ De Israëlische VN-ambassadeur speldt zichzelf en zijn team een davidster op met de woorden: ‘Never again’, waardoor kritiek op Israël gelijk wordt gesteld aan antisemitisme en het bagatelliseren van de Holocaust.
En dan zijn er nog de censuur en de ‘informatieoorlog’. Israëlische organisaties benaderen influencers met de vraag of zij betaalde ‘pro-Israël-content’ willen maken. Een kreet (‘From the river to the sea…’), waarmee mensen zich uitspreken tegen etnische zuivering, wordt gedemoniseerd omdat die zou oproepen tot… etnische zuivering. Onder meer in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk worden pro-Palestina-demonstranten gecriminaliseerd.
Socialmediabedrijven werken mee aan het onzichtbaar maken van de gruwelijkheden. Meta (van Facebook en Instagram) zouden updates uitbrengen die je bereik drastisch beperkt als je over Palestina post: vrienden van me zagen dat hun berichten niet meer honderden, maar amper tientallen mensen bereikten. Vlak voordat Israël het Gazaanse internet afsloot, eind oktober, schermde Meta ook een van de grootste pro-Palestijnse Instagram-pagina’s enkele dagen af.
En toch, en toch, denk ik: nog nooit was er zóveel beeld- en geluidsmateriaal van een etnische zuivering als nu, óndanks de verwarring, óndanks de censuur en het afsluiten van internet, waardoor er korte tijd nauwelijks beeldmateriaal uit Gaza kwam. Nog nooit kostte wegkijken zoveel moeite.
Medeplichtig
Ik zeg wel dat ik niet begrijp waarom mensen zich afzijdig houden, waarom onze regeringsleiders zo terughoudend zijn in het veroordelen van Israëls misdaden tegen de Palestijnen, maar ergens heb ik een verdrietig vermoeden. Verstandigere mensen dan ik hebben al tot in den treuren uitgelegd (ook op OneWorld) dat de onderdrukking van de Palestijnen niet uit de lucht is komen vallen. Zij zijn het slachtoffer van een ruim honderd jaar oud (ingewikkeld) koloniaal project, dat niet alleen terugvoert op westers naoorlogs schuldgevoel om de Holocaust, maar ook op de imperialistische wens om een ‘bruggenhoofd’ te hebben in het Midden-Oosten. Ze zijn pionnen in een imperialistisch schaakspel. ‘De tragedie van de Palestijnen’, zegt de Amerikaanse intellectueel Noam Chomsky, ‘is dat ze geen bondgenoten hebben.’
Na weken klinkt eind oktober in de Tweede Kamer een volzin waarin mijn verontwaardiging wordt verwoord. In aanloop naar een EU-top over de ‘oorlog’ (alsof hier sprake is van een gelijkwaardig conflict tussen twee militaire machten) tussen Israël en Hamas, zegt (dan nog) BIJ1-leider Sylvana Simons: ‘Door de context van 75 jaar ontmenselijking, ontheemding, huizenroof, vernielingen, berovingen, etnische zuivering en moorden van de hand van Israël achterwege te laten, is Nederland niet alleen medeplichtig aan de dehumanisering van de Palestijnen, maar ook aan de legitimering van de illegale koloniale nederzettingen.’
Plotseling zie ik kraakhelder waar mijn woede en verontwaardiging vandaan komen. Het bloedvergieten in Gaza gebeurt met instemming van mijn eigen, gekozen regering, het is – in zekere zin – óns bloedvergieten. Mijn volksvertegenwoordigers wringen zich in onbegrijpelijke bochten om niet te hoeven oproepen tot een staakt-het-vuren (‘Israël mag zich verdedigen’), bagatelliseren het leed van de Gazanen (‘Dat komt ervan als je Hamas huisvest’) of laten bewust het gesprek ontsporen (‘Maar veroordeel je terrorisme dan niet?’).
‘Your silence is complicity.’ Zwijgen is instemmen. Die kreet las ik het afgelopen halfjaar veelvuldig op protestbordjes en Instagram-vierkantjes. Ik voel mij door politici medeplichtig gemaakt aan etnische zuivering en het zwijgen doet pijn in mijn hele lijf. Een paar dagen na het podiuminterview deel ik de QR-code ook op Instagram. De link wordt 72 keer aangeklikt. 72 Kamerleden krijgen 72 verontruste brieven. Even koester ik iets van hoop, en ik besluit de mail zelf nóg maar een keer te sturen; het wordt mijn zoveelste mail aan Tweede Kamerleden. Maar waar al mijn eerdere mails netjes een standaardantwoord kregen, blijft het nu stil. Heftig.
Verder lezen?
Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?
Word abonnee
- Digitaal + magazine — € 8,00 / maand
- Alleen digitaal — € 6,00 / maand