Van Rotterdam werd Mahrzoi naar Ter Apel doorgestuurd, om zich te melden bij het centrale aanmeldloket voor asielzoekers. Het aantal asielzoekerscentra waar hij tijdens zijn lange asielprocedure verbleef, groeide: Ter Apel, Alphen aan de Rijn, Budel, en ten slotte een opvangcentrum bij Utrecht.
Toen kwam de brief met de boodschap dat de rijksoverheid geen reden zag om hem bescherming te geven, en zijn toekomstbeeld kleurde zwart. Binnen een maand moest hij Nederland verlaten. “Alsof teruggaan naar Kaboel een optie was”, zegt Mahrzoi hoofdschuddend, alsof hij het nog altijd niet kan geloven. En dus bleef hij, zonder verblijfsrecht. Voorbestemd om zoals vele anderen een schaduwleven in de illegaliteit te leiden.
“Eindelijk geloofde iemand dat ik niet voor mijn plezier mijn familie had verlaten
Zijn vertrouwen groeide toen de hulpverleners zich samen met hem over zijn situatie bogen en zijn vluchtverhaal grondig bekeken. “Ze deden wat niemand had gedaan: ze luisterden. En ze erkenden mijn verhaal. Eindelijk geloofde iemand dat ik gevaar had gelopen in Afghanistan, dat ik niet voor mijn plezier mijn familie had verlaten.”
Onder begeleiding van de Stichting Noodopvang Dakloze Vreemdelingen Utrecht (SNDVU) besloot Mahrzoi om, met nieuwe elementen aan zijn dossier toegevoegd, een nieuwe asielaanvraag in te dienen. Na anderhalf jaar in de noodopvang kreeg Mahrzoi in september 2019 verblijfsdocumenten.
Mahrzoi doet zijn verhaal in het Nederlands. Hij pikte het op tijdens zijn vrijwilligerswerk in de publiekstuin en in de nachtopvang. Nu zijn Afghaanse diploma is erkend, wil hij verder studeren: eerst een taalcursus Nederlands voor gevorderden, dan een opleiding aan een hogeschool.
De pragmatische stad
“Voor mensen die de banden met hun thuisland hebben verbroken, is terugkeer geen optie
Het gevolg was dat nogal wat mensen op straat belandden, ook gezinnen met kinderen. “Het was net als in Brussel”, zegt Jan Braat, die ik samen met Niene Oepkes in Utrecht ontmoet. Braat en Oepkes zijn beleidsadviseurs asiel en migratie bij de gemeente Utrecht en trekken al twintig jaar de kar van het gemeentelijk opvangbeleid.
De vergelijking met Brussel maakte Jan Braat al eerder, op een studiedag in Brussel, waar hij de Utrechtse aanpak voor dakloze mensen zonder wettig verblijf als alternatief model kwam voorstellen. Onderweg van Brussel-Centraal naar de conferentiezaal was hij verschillende daklozen tegengekomen, onder wie een niet-Europees gezin met kinderen in een portiek.
“We zagen in dat mensen op straat laten geen oplossing, maar juist het probleem is
“Voor meer dan 92% van de opgevangen mensen werd een duurzame oplossing gevonden
Die resultaten zijn inderdaad verbluffend: voor meer dan 92 procent van de mensen die werden opgevangen, werd een duurzame oplossing gevonden (zie grafiek).
Neuzen in dezelfde richting
Verdonk, overigens geboren en getogen in Utrecht, was een hardliner binnen de VVD. De VVD draaide ook aan de knoppen in Utrecht, samen met de PvdA en een lokale partij. De PvdA leverde dan wel de burgemeester, maar het gemeentebestuur was niet opvallend progressief. Hoe kregen de Utrechtse partijen dan toch hun neuzen in dezelfde richting bij een zo polariserend thema als migratie?
“Het doel van onze aanpak was en is nog altijd om illegaliteit te voorkomen
“We koppelden de opvang van mensen zonder verblijfsrechten aan de aanpak van problemen rond veiligheid en openbare orde”, zegt Braat. Hij verwijst naar een onderzoek over de Utrechtse harddrugsscene uit 2003. Ongeveer 18 procent van de mensen uit die scene waren mensen zonder wettig verblijf. Het ging voornamelijk om niet-begeleide minderjarige vreemdelingen die na hun achttiende verjaardag geen recht meer hadden op bescherming en opvang. “We hadden overlast op straat, kleine criminaliteit als gevolg van dakloosheid. Meisjes werden tot prostitutie gedwongen. Mensen kwamen terecht in kwetsbare posities in het illegale arbeidscircuit en werden uitgebuit.”
“Nederlandse burgemeesters hebben een zorgplicht voor iedereen in de gemeente
Anders gezegd: een stadsbestuur heeft minder tijd om zich te verliezen in ideologische discussies dan een landelijke overheid. Toen het voorstel voor een probleemoplossende aanpak en opvang van dakloze mensen zonder wettig verblijf op de tafel van de gemeente lag, keurden bijna alle twaalf partijen het goed.
Opmerkelijk: het stadsbestuur bleef bij die aanpak, ook nadat de Nederlandse regering in 2007 via een generaal pardon 28.000 mensen regulariseerde. De regering zag geen noodzaak meer voor gemeentelijke opvang en verplichtte de gemeenten om eind 2009 hun opvang stop te zetten. Utrecht weigerde en ging toch door.
Vertrouwensband opbouwen
Dat heeft alles te maken met het intensieve juridische begeleidingsproces en met duurzaamheid, legt Rana van den Burg uit. Ze werkt als algemeen coördinator van de SNDVU in het hart van het Utrechtse opvangnetwerk voor mensen zonder wettig verblijf. “Alles vraagt tijd: van het zoeken naar experts die kunnen bijdragen aan een beter juridisch verhaal tot het opbouwen van een vertrouwensband, tot de uiteindelijke beslissing in het geval van een nieuwe asielaanvraag. Maar eerst moeten mensen tot rust komen, uit de overlevingsmodus en de enorme stress die aan hun straatleven was verbonden.”
“Mensen moeten eerst tot rust komen, uit de overlevingsmodus en enorme stress
“De mensen die we begeleiden gaan van A tot Z mee in hun eigen proces. Ze hebben de touwtjes in handen en hebben goed zicht op de stappen die zijn gezet. Als ze merken dat alle mogelijkheden voor plan A zijn uitgeput maar dat de kans op verblijfsrecht nihil is, geven ze ook meer ruimte aan plan B. Zelfs al is dat terugkeer.”
Utrecht is een dorp
Dat lijkt in Utrecht-Zuid, waar stichting Villa Vrede is gevestigd, niet anders. Het inloopcentrum voor mensen zonder wettig verblijf grenst aan een park en je komt binnen door een weelderige tuin, die ook dienstdoet als moestuin voor de mensen die hier in de dagopvang terechtkunnen. De hond is tijdens ons gesprek op het bureau van Jaap Meeuwsen en Iris Leenknegt ook aanwezig. Het sluit naadloos aan bij de bijna pastoraal aandoende stadssfeer die ik op verschillende plekken in Utrecht gewaarword.
“De samenwerking tussen maatschappelijke organisaties en het gemeentebestuur is cruciaal
Hoe komt het dat in een grote stad als Utrecht kan wat in andere steden helaas al te vaak tot een proteststem leidt? Het gouden ei, zegt Leenknegt, is het model van samenwerking tussen maatschappelijke organisaties en het gemeentebestuur in Utrecht. “Iedereen kent elkaar en weet wie wat doet. Die samenwerking en dat netwerk zijn cruciaal.”
Het is uiteraard ook niet zo dat elke Utrechtenaar alles even leuk vindt, nuanceert Jaap Meeuwsen. Jongere buurtbewoners die hier nog niet zo lang wonen vinden dat de buurt erop vooruit is gegaan. Maar sommige mensen die er al twintig jaar wonen, vinden dat de buurt juist achteruit is gegaan. “Dan is het belangrijk om te investeren in de buurt. Waar wij als maatschappelijke organisaties zeker op proberen in te zetten, is normalisering. We zetten onze deuren open voor iedereen, nodigen de buurtbewoners uit om te tonen dat onze mensen ook gewoon mensen zijn.’
“De bezoekers van Villa Vrede hebben een vaste plek in de Sint-Maartenoptocht. Ze horen erbij
“Ook belangrijk is dat de wethouder voet bij stuk houdt en dat de bevolking ziet dat de aanpak van de gemeente echt werkt”, zegt Meeuwsen. “Steden die hun daklozenzorg minder goed hebben georganiseerd, die enkel reageren met restricties, hebben simpelweg meer overlast en andere problemen die samenhangen met mensen die op straat leven. Utrecht kijkt wat nodig is om te voorkomen dat mensen rondhangen, uit vuilnisbakken eten of bierblikken rondstrooien in de parken.”
Dat is wat ook Braat zegt: “De Utrechtenaars weten wat het is als je problemen laat begaan.” Hij verwijst nogmaals naar de Utrechtse drugscene. Twintig jaar geleden leefden drugsverslaafden in uiterst barre omstandigheden vooral in en rond de tunnel onder winkelcentrum Hoog Catharijne. Die tunnel vormde het dieptepunt van jaren aan overlast. De stad pakte het drugsprobleem aan door de verslaafden van opvang te voorzien. “De Utrechtenaars herinneren zich die problematiek nog goed. Dus het draagvlak voor de opvang van mensen zonder wettig verblijf is groot.”
Wat moet dat kosten?
“De reguliere vreemdelingenbewaring is vier keer zo duur als de Utrechtse aanpak
Braat kijkt tevreden, en gaat verder: “Als je dan de resultaten vergelijkt, zowel op het vlak van terugkeer als van verblijfsvergunningen, dan is de rekensom snel gemaakt. Utrecht behaalt veel betere resultaten voor veel minder geld.”
Tot 2019 subsidieerde de stad maatschappelijke organisaties die samen de opvang en begeleiding van mensen zonder papieren uitvoerden. Sinds 2019 heeft Utrecht een samenwerkingsakkoord, waarbij acht maatschappelijke organisaties samenwerken met de rijksdiensten (de Immigratie- en naturalisatiedienst, de dienst Terugkeer en Vertrek en de Vreemdelingenpolitie). Dit valt binnen het zogenaamde pilotproject Landelijke Vreemdelingen Voorzieningen (LVV), waarbij nog vier andere gemeenten zijn aangesloten: Amsterdam, Rotterdam, Groningen en Eindhoven.
Bedoeling is dat de rijksdiensten intensiever samenwerken met de maatschappelijke organisaties bij complexe individuele dossiers. Doel: betere resultaten en oplossingen vinden voor schijnbaar onoplosbare zaken. Voor de proefperiode van drie jaar ontvangt Utrecht 9,9 miljoen euro van de overheid. Dat geld verdeelt de stad onder de maatschappelijke organisaties.
Uit het evaluatierapport na jaar één blijkt dat het overleg tussen maatschappelijke organisaties en de rijksdiensten nog niet de gehoopte resultaten oplevert.