Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld.
Word abonnee
Volgens Netflix
is het een van de best bekeken titels ooit: de
true crime-reeks
Dahmer – Monster: The Jeffrey Dahmer Story, over seriemoordenaar Jeffrey Dahmer, die tussen 1978 en 1991 17 jonge mannen van kleur uit de lhbti+-gemeenschap uit het Amerikaanse Milwaukee vermoordde. Maar kort na de première eind september klonk al kritiek. Nabestaanden van Dahmers slachtoffers beklagen zich erover dat ze niet bij de totstandkoming van de Netflixserie werden betrokken, en dat de makers hun trauma’s omzetten in vermakelijke fictie.
“
De zus van een slachtoffer omschrijft de serie als ‘onzorgvuldig en wreed’
Rita Isbell, de zus van slachtoffer Errol Lindsey (in 1991 vermoord), omschrijft de serie als ‘
onzorgvuldig en wreed’. Volgens een van de scenaristen, Ryan Murphy (bekend van de horrorshow American Horror Story) moest de serie het verhaal vanuit het perspectief van de slachtoffers te vertellen, maar dat doet Isbell af als een ‘holle verklaring’.
Dahmer wakkert haar trauma juist weer aan, aldus Isbell.
Dahmer is lang niet de eerste serie die seriemoordenaars op een voetstuk plaatst.
Groteske horror
“
Tot overmaat van ramp kreeg Dahmer van Netflix het label ‘LGBTQ’
Ook Eric Perry, een ander familielid van de vermoorde Lindsey, trad in de openbaarheid. Dat gaat moeizaam. Aan de krant
Los Angeles Times legt hij uit dat als hij zijn ongenoegen over
Dahmer uit, mensen hem zeggen dat hij juist ‘dankbaar moet zijn dat dit verhaal nu voor het voetlicht wordt gebracht’. Perry concludeert dat je leven na een traumatische gebeurtenis ineens kan worden gereduceerd tot ‘de favoriete televisieshow van je buurman’. Tot overmaat van ramp kreeg
Dahmer van Netflix het label ‘LGBTQ’. Een tag die normaliter is bedoeld voor luchtige(re) televisie als
Sex Education en
AJ and the Queen.
Veel nietsvermoedende kijkers die op basis van de LGBTQ-tag in de show geïnteresseerd waren, kregen in de eerste aflevering al groteske taferelen te zien. Ze zagen hoe Dahmer (gespeeld door Evan Peters) in zijn beduimelde appartement in Milwaukee de dan 32-jarige zwarte Tracy Edwards (Shaun J. Brown) drogeert en probeert te vermoorden. Edwards weet te ontsnappen –
Dahmer begint namelijk met het einde van Dahmers moordtocht, in 1991. Agenten stuiten op een plaats delict die ze als ‘bijna onvoorstelbaar’ bestempelen. We zien een glimp van een hoofd in Dahmers koelkast en bloederige close-ups van een elektrische zaag.
Je zou kunnen zeggen dat Murphy en zijn collega-scenarist Ian Brennan het onvoorstelbare voorstelbaar wilden maken. Maar er is een pijnlijke discrepantie tussen wat Murphy beoogde en wat Dahmer uiteindelijk is geworden. Je mag de eerste vijf afleveringen namelijk gerust omschrijven als onvervalste horror. Met Dahmers appartement – hij ging bewust wonen in een arme buurt waar veel zwarte homoseksuele mannen woonden – als een soort pervers spookhuis.
Manson, Bundy, Dahmer: Hollywood-sterren
Het lijkt er ook op dat de makers vinden dat je Dahmers leven en dat van zijn slachtoffers moeiteloos in een mal van entertainment kan gieten. In de eerste aflevering wordt de spanning meteen opgevoerd. Dahmers buurvrouw Glenda Cleveland (Niecy Nash) – in feite leefde Cleveland in een nabijgelegen gebouw, maar dat terzijde – hoort allerlei vreemde geluiden in het appartement van haar buurman. Het verteltempo is lijzig, de sfeer indringend. De scène verandert in een soort macaber schaduwspel wanneer het monster uit de titel in beeld verschijnt. Hier worden de esthetische en technische conventies van het horrorgenre toegepast op een waargebeurd verhaal.
“
Sommige kijkers zullen de acteur en de herinnering aan de seriemoordenaar die hij vertolkt met elkaar gaan vermengen
Overigens zijn Murphy en Brennan lang niet de eersten die van een seriemoordenaar een soort galante filmster maakten. De Amerikaanse filmmaker Joe Berlinger deed in 2019 bijvoorbeeld iets soortgelijks met
Extremely Wicked, Shockingly Evil and Vile, een tamelijk geromantiseerd portret van seriemoordenaar Ted Bundy, die volgens schattingen ruim 100 vrouwen zou kunnen hebben vermoord. Bundy wordt in de film gespeeld door acteur Zac Efron, naar verluidt een veel charismatischere verschijning dan Bundy ooit was. Op die manier zet Hollywood seriemoordenaars neer als filmsterren, en zullen sommige kijkers de acteur en de herinnering aan de seriemoordenaar die hij vertolkt met elkaar gaan vermengen.
Op een gegeven moment eisen deze romantiseringen van seriemoordenaars een plek op in het collectief geheugen, tot we seriemoordenaars gaan zien als sterren. Dat is een ontwikkeling die in Hollywood eigenlijk al gaande is sinds de gebeurtenissen rondom seriemoordenaar Charles Manson, die door sommige – veelal ‘witte suprematisten’ – eind jaren 60 op het schild werd gehesen: Manson, die onder meer verantwoordelijk was voor een bloedbad in Los Angeles waarbij actrice Sharon Tate werd vermoord, voorspelde een revolutie waarbij witte mensen het zouden opnemen tegen zwarte mensen.
Sindsdien zijn filmmakers geïnteresseerd in de psyche van de seriemoordenaar, wat kan bijdragen aan hun mythologisering: het leed en de trauma’s van slachtoffers en nabestaanden raakt ondergeschikt aan de filmische verbeelding van de seriemoordenaar. Of zoals nabestaande Eric Perry stelt: jouw trauma kan morgen te zien zijn bij een streamingdienst zonder dat je hierover werd geraadpleegd. De makers beweren ondertussen dat hun film of televisieserie ‘educatief’ is, of een ‘maatschappelijk probleem’ aan de kaak stelt.
“
Veilinghuizen verkopen tot op de dag van vandaag persoonlijke bezittingen van Dahmer voor hoge prijzen
Misschien is dat een van de meest pijnlijke facetten van
Dahmer: de makers verwijzen naar het pijnlijke feit dat de seriemoordenaar in zekere kringen een ster werd (Dahmer kreeg in zijn cel veel brieven van bewonderaars), maar dragen daar met hun serie ook zelf aan bij. Net als bijvoorbeeld de
veilinghuizen die tot op de dag van vandaag persoonlijke bezittingen van Dahmer voor hoge prijzen proberen te slijten.
Institutioneel racisme
Bovenal rijst de eerste vijf afleveringen de vraag: waar is dan dat slachtofferperspectief dat de makers zeggen te hebben willen neerzetten? Een antwoord hierop wordt gegeven in de zesde aflevering, die draait om de 31-jarige Tony Hughes, een doof model dat in 1991 door Dahmer werd vermoord. In veel scènes is uitsluitend Hughes te zien: een man met ambities, die in een restaurant samen met zijn homoseksuele vrienden van de dovenschool mijmert over de toekomst. Deze aflevering werd geschreven door David McMillan en Janet Mock. Zij verleggen als eersten pas echt het perspectief naar dat van een slachtoffer.
Too little, too late, mag je gerust stellen. Tegen
The Guardian zegt
Tony’s intussen 85-jarige moeder Shirley dat ze zich bovendien ook niet in zijn vertolking herkent.
Niettemin staat Dahmer vanaf aflevering 6 wel degelijk meer in het teken van de slachtoffers. Zoals de zevende aflevering, die draait om Cleveland, in de serie Dahmers buurvrouw. Zij belde de politie ontelbaar vaak maar werd nooit serieus genomen. Ook tonen de makers hoe vaak Dahmer wel niet opgepakt had kunnen worden en hoe politieagenten hem als witte man altijd de hand boven het hoofd hielden. Dahmer is namelijk ook, of vooral, een verhaal over institutioneel racisme en over een kwaadaardige man die daar met hulp van de corrupte, homofobe politie gruwelijk misbruik van maakte.
“
Dat Dahmer bewust misbruik maakte van institutioneel racisme wordt in de serie nooit meer dan een anekdote
Al komt ook die boodschap niet echt helder door. Dat Dahmer in badhuizen moeiteloos andere mannen kon drogeren, wordt kort aangestipt in vluchtige scènes, maar dat hij ermee wegkwam omdat hij een witte man was, wordt nauwelijks geëxpliciteerd. Net als wanneer een rechter Dahmer, nadat hij is veroordeeld voor het molesteren van een 14-jarige jongen, op het hart drukt dat mensen zoals hij ‘niet thuishoren in het gevangenissysteem’.
Dat Dahmer bewust misbruik maakte van institutioneel racisme om hem heen wordt in de serie nooit meer dan van een anekdotisch gehalte. Dat lijkt te komen doordat de makers – net als veel kijkers – vooral betoverd zijn door Dahmers ‘wonderlijke psyche’. Je zou bijna kunnen stellen dat ze zijn slachtoffers eigenlijk niet willen leren kennen. Dat is ook helemaal niet zo vreemd en inherent aan veel true crime die meer geïnteresseerd is in het brein van de dader dan het leed van de slachtoffers.
Dahmer leidt in die zin tot de conclusie: betrek slachtoffers bij het maakproces van een true crime-reeks. En gebruik de conventies uit het horrorgenres voor fictie, en niet voor waargebeurde verhalen. Of zoals Isbell – notabene in Dahmer zelf, als gefictionaliseerd personage – uitschreeuwt: “Dit is geen griezelverhaal voor Halloween, dit is mijn leven.”