Het zou achteraf allemaal reuze meevallen. Het was terugkijkend een ietwat knullig dreigement van een bestuurder met beperkte media-ervaring, die even zijn zelfbeheersing verloor.
“Vrijwel iedere journalist krijgt wel eens te maken met partijen die niet zo blij zijn met je gegraaf en proberen je op andere gedachten te brengen
Eco-activist
Miller is goed op de hoogte van mijn bezigheden. Met financiering van de Vlaams Nederlandse Journalistenbeurs werk ik sinds 2017 aan een project waarbij ik correspondenties opvraag tussen universiteiten in Nederland en België en de chemiegiganten Bayer, Monsanto, Syngenta en BASF.
“Eco-activisten misbruiken wetten die transparantie vereisen van bepaalde communicatie”, schrijft Miller in zijn opiniestuk, “om iedereen die het niet met hun agenda eens is te bestoken, intimideren en besmeuren. Dat is wat Vincent Harmsen doet door een hele lawine aan informatieverzoeken uit te storten over overheden en academici uit de hele Europese Unie.”
Het interessante is ook: ik ken Miller. Althans, ik heb eerder voor OneWorld over hem geschreven. Ook werkte ik mee aan een reportage voor radioprogramma Reporter Radio waarin we aandacht besteedden aan Miller. Daarin onthulden we dat Miller, lange tijd werkzaam voor het zeer gerespecteerde Hoover Institution van de Amerikaanse Stanford Universiteit, er in 2017 op is betrapt dat een eerder opiniestuk van hem in het geheim werd geschreven door … medewerkers van Monsanto. Dat staat zwart op wit in e-mails van het bedrijf die een federale rechtbank in San Francisco openbaar heeft gemaakt (zie kader).
Banden met de tabaksindustrie
Miller heeft een zeer omvangrijk oeuvre als het gaat om opiniestukken. De afgelopen jaren zijn er onder zijn naam tientallen artikelen verschenen, ook bij zeer gerespecteerde media waaronder The Wall Street Journal en The New York Times. Er is een wederkerend thema in zijn publicaties: zijn artikelen verdedigen de producten van industrieën met een imagoprobleem. Zo verdedigt Miller in meerdere artikelen de veiligheid van ‘neonicotinoïden’, een klasse bestrijdingsmiddelen die op grote schaal worden gebruikt en waarvan inmiddels vast is komen te staan dat ze erg schadelijk zijn voor bijen en andere bestuivende insecten. Europa verbood vorig jaar daarom een aantal van deze pesticiden.
‘Hier is onze conceptversie’, schrijft Eric Sachs, pr-medewerker van chemiebedrijf Monsanto, op 17 maart 2015 in een e-mail aan Miller. ‘Het is nog een ruwe versie, maar genoeg voor jou om je magie op toe te passen.’ In de bijlage het vrijwel ongewijzigde artikel dat een paar dagen later, maar dan onder de naam van Henry Miller, medisch specialist, verschijnt bij tijdschrift Forbes. Hij neemt daarin een expertpanel van de Wereldgezondheidsorganisatie onder vuur.
Dat is allesbehalve toeval. Het panel – het Internationaal Agentschap voor Kankeronderzoek (IARC) – heeft net de chemische stof glyfosaat ingedeeld als ‘waarschijnlijk kankerverwekkend’ voor de mens. Glyfosaat is het hoofdingrediënt in Monsanto’s onkruidverdelger Roundup.
Tussen de e-mails van Monsanto zit een draaiboek, waarin het bedrijf stelt publieke verontwaardiging te willen ‘orkestreren’ over het oordeel van de Wereldgezondheidsorganisatie. ‘Beïnvloed de publieke perceptie over IARC’, staat in dat actieplan te lezen. ‘Contacteer Henry Miller’.
Tijdschrift Forbes heeft, toen deze e-mailwisselingen in juli 2017 door de rechtbank in San Francisco openbaar werden gemaakt, alle artikelen van Henry Miller offline gehaald.
“Zat Monsanto achter het opiniestuk dat over mij werd gepubliceerd?
Het is een bekende werkwijze. Niet alleen de tabaksindustrie laat graag wetenschappers voor zich spreken. Ook farmaceutische bedrijven zijn bekend met dit trucje. Zij laten bijvoorbeeld artsen hun merkmedicijnen aanprijzen. Deze tactiek wordt ook wel de ‘derde partijen’-strategie genoemd.
“Flink wat industrieën kampen met een geloofwaardigheidsprobleem”, vertelt Gary Ruskin, medewerker van US Right to Know, een Amerikaanse actiegroep die lobbytactieken onderzoekt. US Right to Know krijgt financiering vanuit de biologische sector. “Peilingen tonen keer op keer aan dat onafhankelijke wetenschappers groot vertrouwen genieten bij het publiek. Om die reden zetten dit soort bedrijven graag deze experts in als hun spreekpop, ook om overheidsregulering te voorkomen.”
Laat niets gaan
Dit document stamt uit 1998, toen Miller nog verbonden was aan het Hoover Institution van de Stanford Universiteit. Inmiddels werkt hij voor een andere rechts-conservatieve denktank: het Pacific Research Institute. Na herhaaldelijke telefoontjes kom ik via de e-mail met Henry Miller in contact. “Ik heb geen interesse in een dialoog over deze onderwerpen”, schrijft hij in een kort bericht als ik hem vraag hoe onafhankelijk zijn opiniestukken werkelijk zijn, en of Monsanto ook bij het artikel dat hij over mij schreef betrokken was. “Contacteer me alsjeblieft niet opnieuw.”
“Miller lijkt slechts een schakel te zijn in een groter netwerk die de boodschap van de agrochemische industrie afleveren, en uithalen naar critici
‘Industriepartners’. Zo noemt Monsanto binnenskamers websites zoals The Genetic Literacy Project. Volgens Amerikaanse schadeclaimadvocaten die het tegen Monsanto opnemen, gaat het om organisaties ‘die tot doel hebben om (…) informatie te promoten die gunstig is voor Monsanto en andere chemiebedrijven.’ Toeval of niet, het opiniestuk waarin Miller mij bekritiseert, wordt later doorgeplaatst op deze website. De advocaten, die inzage hebben in letterlijk miljoenen niet geopenbaarde correspondenties van Monsanto, stellen ook: ‘Monsanto sluist stilletjes geld door naar denktanks zoals… The Genetic Literacy Project.’
En volgens de advocaten stuurt het bedrijf ook internettrollen aan: ‘Monsanto is (…) een programma gestart met de toepasselijke naam Let Nothing Go om zo niks, zelfs geen Facebook-commentaren, onweersproken te laten. Middels een netwerk van derde partijen, stuurt het [bedrijf] individuen aan die geen connectie lijken te hebbben met de industrie en die positieve commentaren achterlaten bij nieuwsberichten en op Facebook.’
Door het slijk
Op internet zijn meerdere websites te vinden waar de naam van journalisten als Pollan door het slijk worden gehaald. Op een pagina met de betrouwbaar klinkende naam American Council on Science and Health (ACSH) wordt Pollan neergezet als verspreider van junk science. Die term werd in het verleden ook intensief gebruikt door de tabaksindustrie, om zo in één keer de wetenschap die de fabrikanten niet zinde van tafel te kunnen vegen. De interne Monsanto e-mails suggereren dat Monsanto ook in het geheim deze website financiert: ‘YOU WILL NOT GET BETTER VALUE FOR YOUR DOLLAR THAN ACSH’, schrijft een medewerker van Monsanto met hoofdletters in een e-mail op 26 februari 2015.
Zat Monsanto achter het opiniestuk over mij? Opmerkelijk genoeg wordt dat niet ontkend door het Duitse Bayer, het bedrijf dat inmiddels eigenaar is van Monsanto. De vragen worden doorgestuurd naar het voormalige Monsantokantoor in de Verenigde Staten, maar worden op dat punt niet beantwoord. Wel erkent de woordvoerder dat Monsanto betrokken was bij het eerdere opiniestuk van Miller dat ging over de Wereldgezondheidsorganisatie. “Het is de verantwoordelijkheid van ons bedrijf om ervoor te zorgen dat het publiek geloofwaardige en correcte informatie ontvangt over ons bedrijf en onze producten, en ook te reageren op desinformatie.” Miller zou nooit betaald zijn, stelt Bayer. Heeft het bedrijf internettrollen op de loonlijst staan? Ook die vraag wordt nooit beantwoord. Wel laat het bedrijf weten het American Council on Science and Health te hebben gefinancierd. Bayer spreekt van een ‘gebruikelijke en gepaste’ bedrijfsvoering.
Verder lezen?
Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?
Word abonnee
- Digitaal + magazine — € 8,00 / maand
- Alleen digitaal — € 6,00 / maand