Achtergrond

Indiase textielarbeiders: nemen ze het heft straks zelf in handen?

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee

Vrouwen die door hun fabriekseigenaar worden verkracht of worden geslagen door de toezichthouder. Het is een groot probleem in Indiase kledingfabrieken zo bleek onlangs uit onderzoek van Sisters For Change. Parakuni houdt zich al jaren bezig met de vraag: hoe ga je (seksueel)geweld in fabrieken tegen? In 2000 zette hij Cividep India op, een organisatie die werknemers ondersteunt en druk uitoefent op bedrijven om te zorgen dat zij voldoen aan de mensenrechten, arbeidsrechten en milieunormen. “Veel arbeiders hebben geen idee welke rechten ze hebben. En hoe kun je voor jezelf opkomen, als je daar geen weet van hebt?”

Europa belangrijkste afzetmarkt

 

India telt naar schatting 36.175 kledingfabrieken, de illegale thuiswerkers en kleine werkplaatsen niet meegerekend. De landen in de Europese Unie zijn India’s belangrijkste afzetmarkt, op de voet gevolgd door Amerika. De kledingproductie centreert zich vooral in drie verschillende regio's: Tiripu, Bangalore en Gurgaon. Net als in de meeste textielproducerende landen is het grootste deel van de arbeidskrachten vrouw: zo'n 80 procent.

Ongeschoolde vrouwen het slachtoffer
Het is al weer even geleden dat Parakuni voet zette op Nederlandse bodem. Tien jaar om precies te zijn. Hij is hier om te praten met partnerorganisaties over de huidige situatie in het Indiase district Bangalore en om de afgeronde en lopende projecten te evalueren. Zo heeft Cividep met steun van Stichting Onderzoek en Multinationale Ondernemingen (SOMO) de afgelopen jaren een onderzoek gedaan naar onderdrukking en uitbuiting van textielarbeiders. Dit als gevolg op een aantal zelfmoordpogingen van vrouwelijke werknemers. “Zowel mentaal als fysiek zijn sommige er erg slecht aan toe. Door de lange werktijden, slechte werkomstandigheden en lage lonen waardoor ze geen goede voeding binnenkrijgen takelen ze af.  Het is heel triest om te zien en lastig om iets aan te doen.”

Met name ongeschoolde vrouwen zijn volgens Parakuni het slachtoffer. Hij volgde zelf een master ‘Social Work’ met een specialisatie in personeelsmanagement en arbeidswelzijn en was jarenlang actief betrokken bij burgerrechtenorganisaties. Om deze risicogroep te ondersteunen begon hij met het organiseren van bijeenkomsten. “We wilden weten wat er speelde in fabrieken en hen vertellen hoe ze voor zichzelf op moesten komen. Bijvoorbeeld door aangifte te doen van misbruik bij de politie of door zich aan te sluiten bij een vakbond.”

Gopinath Parakuni houdt een toespraak tijdens May Day 2015. Cividep werkt nauw samen met de Garment Labour Union (GLU), een van de grotere vakbonden voor textielarbeiders in India. 

Onder de armoedegrens
Terwijl Parakuni twee zakjes suiker openscheurt en deze een voor een in zijn kopje thee leeggiet, vertelt hij over hoe het ooit allemaal begon. “Begin jaren ’90 werden in Bangalore veel textielfabrieken gevestigd. Het werd toen vooral gezien als een kans om de wijdverspreide armoede in India tegen te gaan.” Maar al snel werd volgens hem duidelijk dat hier maar een kleine groep van profiteerde. “Nog steeds leeft ruim een kwart van de Indiase bevolking onder de armoedegrens. Ongeschoolde vrouwen en migranten worden vaak extra hard getroffen omdat ze geen idee hebben wat hun rechten zijn, ze vaak slachtoffer zijn van misbruik en minder verdienen dan mannen.”   

Burgerrechten
In 2000 begint Parakuni, die zich voorheen via burgerrechtenorganisaties bezighield met de rechten van Dalits, vrouwen, boeren en werknemers in de informele sector, zijn eigen organisatie Cividep. “Ik ben altijd al geïnteresseerd geweest in politiek. Zo heb ik veel bewondering voor Gandhi; hij zette zich volledig in voor de Indiase bevolking en bracht ons naar de onafhankelijkheid." Zelf raakte Parakuni betrokken bij burgerrechtenorganisaties rond 1980. "In India was ‘community development’ toen heel belangrijk. Mensen vanuit verschillende gemeenschappen kwamen samen om collectief actie te ondernemen en op zoek te gaan naar oplossingen voor problemen. Het voelt goed om op te komen voor minderheden  in de samenleving. Vandaar ook mijn inzet voor textielwerknemers. Ik wil ze een veilige plek bieden en laten zien hoe ze voor zichzelf op kunnen komen.”

Persoonlijke begeleiding
Naast de bijeenkomsten die Cividep sinds de oprichting organiseert om werknemers uitleg te geven over hun rechten, is er sinds 2015 ook een ‘Worker Resource Centre’. “De afgelopen jaren zien we een stijging van het aantal arbeidsmigranten die werkzaam zijn in textielfabrieken. De vrouwen komen uit het noorden van India en zoeken werk in Bangalore.” Volgens Parakuni zijn veel van deze vrouwen ongeschoold en arm en kunnen ze de lokale taal niet spreken of verstaan. “Het maakt ze een zeer kwetsbare groep.” Dat laatste bleek wel uit recent onderzoek van de Landelijke India Werkgroep. Hierin werd beschreven dat een deel van deze jonge migrantenwerknemers in Bangalore door hun werkgevers werden ondergebracht in zogenaamde hostels.  Ze konden niet naar buiten wanneer ze dat wilden en als buitenstaander kwam je er niet binnen. Al snel werd ook duidelijk dat de vrouwen niet alleen in de fabrieken werden misbruikt, maar ook binnen hun eigen leefomgeving, in de hostels.

“Toen we dit op het spoor kwamen, zijn we met onze organisatie meteen bij elkaar gekomen om te bedenken hoe we deze vrouwen het best konden ondersteunen. In Peenya, een industriegebied in Bangalore, hebben we nu een centrum geopend die zes dagen per week open is en waar textielarbeiders terecht kunnen met hun problemen. We bieden hen persoonlijke begeleiding, juridisch advies en geven ze scholing op het gebied van financiën en mensenrechten. Zowel migrantenwerknemers als lokale arbeiders zijn hier welkom.”  

Bang en terughoudend 
Hoewel Cividep de afgelopen jaren honderden werknemers heeft bereikt en ondersteund, blijft het voor hen lastig om bepaalde problemen aan te pakken. Zeker als het gaat om (seksueel)misbruik, zegt Parakuni. “De vrouwen praten niet graag over wat ze meemaken in de fabrieken. Ze zijn bang en terughoudend.” En dat terwijl vakbonden in India bij wet wel zijn toegestaan en seksueel misbruik verboden is. “Fabriekseigenaren dreigen de arbeiders te ontslaan als ze openlijk praten over de misstanden of zich aansluiten bij een vakbond. Ook vertelt hij dat er maar weinig kans is dat er iemand wordt gestraft voor het plegen van een misdaad binnen de fabriek. “Het management beschermt de mannen die vrouwen op welke manier dan ook pijn aan doen.”

 

Deze vrouw pleegde in 2010 zelfmoord nadat ze meerdere keren was misbruikt door haar fabrieksmanager 

Van werknemer tot supervisor
“Tussen 2011 en 2013 zijn we betrokken geweest bij de Garment Sector Rountable (GSR). Dit is een initiatief om in samenwerking met internationale merken waaronder H&M en GAP, fabriekseigenaren, de overheid, vakbonden en NGO’s tot een gezamenlijke oplossing te komen voor grote problemen. Een van de projecten die hieruit voort is gekomen is het Women Supervisory Training Programme (WSTP). Hierbij leiden we vrouwelijke textielarbeiders op tot supervisors, om zo seksueel geweld in fabrieken tegen te gaan.” 

Inmiddels zijn zo’n dertig tot veertig vrouwen in fabrieken werkzaam als toezichthouder. Parakuni hoopt dat arbeiders zich op deze manier veiliger gaan voelen in de fabrieken en dat het een gewoonte wordt dat vrouwen hogere posities gaan innemen binnen de textielsector. “De arbeiders moeten het zelf doen. We weten inmiddels dat grote internationale merken wel bereid zijn om mee te denken, maar als puntje bij paaltje komt, haken ze meestal af.” Parakuni stelt dat er in de afgelopen zestien jaar nog veel te weinig is veranderd in textielfabrieken. “Ik weet dat er op een dag een omslagpunt komt. Maar zolang die dag nog niet is gewest, blijf ik pushen.”

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons