Column

‘Nederland doet veel te weinig om haar oorlogsmisdaden recht te zetten’

‘Al zeventig jaar weten we van Nederlandse oorlogsmisdaden in Indonesië, en al zeventig jaar doen we daar vrijwel niets mee’, schrijft Sander Philipse in zijn column.

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee
In 1969 legde veteraan Joop Hueting op televisie de Nederlandse kijker uit wat iedereen allang wist, maar niet openlijk wilde toegeven: dat Nederlandse soldaten in Indonesië op grote schaal massamoorden hadden gepleegd. De natie deed geschokt, de regering stelde een onderzoek in. Het gevolg: de haastig geschreven Excessennota, waarvan de titel exemplarisch was: er werd niet over oorlogsmisdaden doch slechts over ‘uitwassen’ gesproken. De regering sloot de daders van zogenaamde ‘excessen’ (lees: moordpartijen) van vervolging uit, want iets doen met onderzoek is nou ook weer niet de bedoeling.

Sindsdien hebben onderzoekers keer op keer vastgesteld dat er veel oorlogsmisdaden hebben plaatsgevonden. Een jaar na de Excessennota documenteerden J.A.A. van Doorn en W.J. Hendrix al tachtig gevallen op in Ontsporing van geweld. In 1988 legde Loe de Jong in zijn studies over de Tweede Wereldoorlog de verantwoordelijkheid “bij de hoogste politieke leiding”. Stef Scagliola kwam in 2002 met het boek Last van de oorlog. De Nederlandse oorlogsmisdaden in Indonesië en hun verwerking. Wie in kranten- en tijdschriftarchieven zoekt naar de excessennota, komt constante oproepen tot herwaardering en meer onderzoek tegen.

Vier jaar lang niets doen

Al die oproepen en onderzoeken leidden tot weinig actie, maar toen historicus Remy Limpach twee jaar geleden sprak van structurele oorlogsmisdaden, was de maat eindelijk vol. Er moest nu maar eens uitgezocht worden wat er nu precies gebeurd is in de Indonesische dekolonisatieoorlog, vond de regering. Kennelijk volstonden de zevenhonderd pagina’s van Limpach niet.

Het resultaat is het vierjarige onderzoeksprogramma Indonesië 1945-50, gestart in 2017 en grondig door de politiek beïnvloed. Zo stelde de VVD als voorwaarde dat ook de Nederlandse en Indo-Europese slachtoffers bij de studie betrokken moesten worden: ons concentreren op onze eigen wandaden is natuurlijk ongepast. De onderzoeksperiode werd beperkt tot de jaren 1945-50, waardoor het decor van honderden jaren kolonialisme slechts beperkt in beeld kan komen. Gert Oostindie, die de synthese van het onderzoek zal schrijven, benadrukt vooral dat hij niet wil oordelen over het verleden, en zet kritiek op de onderzoeksopzet nu al op karikaturale wijze weg. Beoogd opleverjaar van de studie: 2021. En ondertussen heeft de regering weer vier jaar lang een argument om niets te doen: ‘het onderzoek loopt nog’.

Onderzoek als uitstel

Om zulke stappen te zetten, heb je helemaal geen onderzoek nodig; alleen een morele ruggengraat

Een beetje raar is dat wel, want er is niet echt meer onderzoek nodig om actie te ondernemen. Nederland zou bijvoorbeeld de onafhankelijkheidsverklaring van 17 augustus 1945 kunnen erkennen als het moment waarop Indonesië zelfstandig werd (maar daarmee zou het ook erkennen dat wij een invasieleger naar de Oost stuurden). Nederland zou bijvoorbeeld het strafblad van al diegenen die weigerden deel te nemen aan een koloniale oorlog alsnog schoon kunnen vegen. Of Nederland zou op zoek kunnen gaan naar de nabestaanden van alle oorlogsmisdaden die Remy Limpach heeft geboekstaafd, en hen compensatie kunnen bieden (al zijn zulke compensaties nooit toereikend).

Om zulke stappen te zetten, heb je helemaal geen onderzoek nodig; alleen een morele ruggengraat, plus het besef dat ‘Nederland al eeuwenlang illegaal bezig was door zich in Azië een enorm gebied toe te eigenen en daar heel veel mensen te onderwerpen aan een koloniaal systeem’, zoals Jeffry Pondaag zegt, een activist die al jaren voor bovenstaande punten strijdt. Onze koloniale aanwezigheid in Indonesië en de racistische politiestaat die wij daar hebben opgezet, zijn onrechtvaardig geweest, en onrechtvaardigheden moet je rechtzetten.

Maar dat doen we niet graag, in Nederland. Het kostte Pondaag decennialang activisme en Liesbeth Zegveld jaren van procederen om excuses en beperkte schadevergoedingen los te peuteren voor een bloedbad waarvan we al zeventig jaar de details kennen. Zelfs nu nog probeert het openbaar ministerie nabestaanden van slachtoffers van oorlogsmisdaden af te wimpelen met schaamteloze argumenten als “ja maar nu is het te laat”, en stelt het eisen aan documentatie waaraan veel nabestaanden onmogelijk kunnen voldoen.

Oude kritische perspectieven

De mentaliteitsverandering sinds 1969 stelt niet zo heel veel voor. Ja, we spreken nu van ‘structurele oorlogsmisdaden’ in plaats van ‘excessen’, en ja, er worden wat schadevergoedingen uitbetaald. Maar van een algehele herwaardering van onze koloniale aanwezigheid of onze invasie van Indonesië is geen sprake, en politiek gezien lijkt het nieuwe onderzoek vooral te dienen om de regering een excuus te geven om weer vier jaar lang niets te doen.

Diezelfde langzame verandering die hoofdzakelijk tot meer van hetzelfde leidt, zag ik deze week elders terug. Ik stuitte op een NRC-artikel uit 1990, waarin wetenschappers Chris Mullard, Henri Dors en Philomena Essed uitlegden uit dat racisme een structuur is die voortkomt uit kolonialisme, en zich uit via de verdeling van macht. ‘In werkelijkheid is er een dominante cultuur bepaald door witte mannen van de middenklasse, die aan andere culturen grenzen stelt’, schreef Dors. De antiracistische wetenschappers bezigden zelfs ‘wit’ in plaats van ‘blank’.

Net als met de Indonesische dekolonisatieoorlog blijkt dat al die kritische perspectieven helemaal niet nieuw zijn, maar simpelweg steeds weer worden genegeerd.

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons