Ergens op de binnenpagina van een Indonesische krant staat vandaag helemaal onderaan een foto van de Nederlandse marinecommandant die de Prins Hendrik Medaille uitreikt aan zijn Indonesische collega in de havenstad Surabaya. Het is een voorbeeld van de band die er nog zou zijn tussen Nederland en Indonesië.
“Flauwekul”, noemt de emeritus hoogleraar Jacob Vredenbregt (88) de relatie tussen Nederland en Indonesië. “Wat stelt die nog voor?”
Tijdens de koffie in zijn huis in een buitenwijk van Jakarta windt hij zich steeds verder op. Hij is boos, vooral op de Nederlandse regering. Die kan dan wel met allerlei oorkondes en medailles naar Indonesië komen, maar ondertussen staat de Indonesische kennis in Nederland in de uitverkoop. Hij noemt het voorbeeld van de bibliotheek van het Tropeninstituut in Amsterdam die voor een appel en een ei aan Egypte is overgedaan. Maar het meest aan zijn hart gaan hem de bezuinigingen op zijn oude instituut voor Volkenkunde in Leiden. “Het beetje kennis dat we in Nederland nog over Indonesië hadden, is voorgoed verdwenen. Nu moet je naar Londen of Berlijn als je iets over Indonesië te weten wil komen. Die kennis komt nooit meer terug”, klinkt het spijtig.
Schoenen dragen verboden
Met zijn rijke kunstverzameling kan het huis van de professor in de antropologie gemakkelijk doorgaan voor een museum. De vitrines in zijn huiskamer staan vol antieke beeldjes. Op de Javaanse binnenplaats hangen oude teakhouten panelen. De meeste indruk maakt zijn enorme collectie aan boeken langs de hoge wanden op zolder. Verzameld tijdens zijn vele reizen door Indonesië. Vredenbregt wil graag zijn hart eens even luchten. Volgens hem is er in Nederland nooit echte interesse voor de Indonesische volkenkunde geweest. Het viel de emeritus hoogleraar tijdens zijn studentenperiode, toch al weer zestig jaar geleden, op hoe weinig belangstelling er in Nederland was voor Indonesië. Hij verwijt het de Indische Nederlanders die tijdens de koloniale periode in getto’s leefden. Ze spraken de Indonesische taal nauwelijks. Contacten met de lokale bevolking was er niet. “Als een inlander Nederlands sprak was hij eigenlijk brutaal. Net zoals hij ook niet werd geacht schoenen te dragen.”
Geld voor hoogbejaarde vrouwen
Vredenbregt haalt graag oude herinneringen op. Zijn eerste kennismaking met Indonesië dateert van bijna zeventig jaar geleden. Hij was nog geen twintig toen hij als soldaat in Nederlands-Indië belandde. Waar hij naar eigen zeggen een ‘domme’ oorlog tegen de vrijheidstrijders voerde. Door de perscensuur en het gebrek aan literatuur dachten de Nederlanders dat een aantal ‘herrieschoppers’ verenigd in een ‘veredelde padvindersbeweging’ de boel in Nederlands-Indië op stelten zette. De vrijheidsstrijd van de nationalistische beweging ontging Nederland volkomen. “Toen snapten we al niet wat er zich in de kolonie afspeelde.”
Hoeveel Nederland werkelijk van Indonesië afweet bewijst de Rawagade-affaire. Een rechter gelaste de staat drie jaar geleden een groep weduwen, wier man tijdens een politionele actie in het gelijknamige dorp door Nederlandse soldaten waren geëxecuteerd, een schadevergoeding te betalen. Negen hoogbejaarde vrouwen ontvingen ieder 20.000 euro.
Nederland wist alles beter
Maar de vrouwen hebben nooit van het geld genoten. Volgens Vredenbregt werd het opgeëist door raven en wolven die de vrouwen omsingelden. “Nederland had een antropoloog moeten sturen om uit te zoeken hoe het geld het beste besteed kon worden. Welnee, Nederland wist alles beter, daar ga je weer!" Vanuit Indonesië is er net zo min interesse voor Nederland, moet Vredenbregt eerlijk vaststellen. Jarenlang doceerde hij op diverse Indonesische universiteiten. Jonge studenten gaan liever naar Amerika of naar het buurland Australië. “Voor kennis kunnen Indonesiërs ook maar beter niet meer naar Nederland gaan, want die hebben wij toch niet meer”, zegt hij cynisch.