Wat we na de verkiezingen zagen was een onontkoombare manifestatie van Nederland; een extreemrechtse partij die de grootste wordt. Ergens onze verdiende loon: als politiek en parlementaire pers, uit angst te worden gezien als principiële bestrijders van ongeremde xenofobe volkswoede, zélf steeds meer beginnen te klinken als fascisten, dan moeten we niet vreemd opkijken als fascisten op enig moment de verkiezingen winnen. Het origineel is altijd sterker dan de kloon.
En nu? Je moet altijd snel arriveren op de plaats delict. Stop niet bij een tankstation voor een kop koffie. Voor je het weet zijn de memo’s, bewijsstukken en ‘actieve herinneringen’ al uitgewist, meegenomen of weggeregend. Dat is precies wat sommige politici willen, want wie van fouten leert, kan een volgende keer niet meer zeggen dat hij niet heeft geweten wat hij deed. Dan ben je de mogelijkheid kwijt om de onschuld te spelen en dat is misschien wel het dierbaarste bezit van degenen die in Nederland de status quo belichamen en beschermen.
Dit essay verschijnt in december in OneWorld Magazine. Johan Fretz schreef het kort na de verkiezingsuitslag op 22 november, toen de nu formerende partijen nog niet met elkaar in gesprek waren.
Als je onder ogen moet komen wat je hebt aangericht, dat er geen sprake is van incidenten maar van een patroon, dan kom je niet meer weg met dooddoeners als: ‘Dit is niet wie wij zijn!’ of ‘Dat dit zomaar kan in Nederland.’ In Nederland kan veel: je kunt met alles wegkomen en met wreedheid richting de meest kwetsbaren nog wel het makkelijkst. Wie zich ertegen verzet, is volgens weglachers en mensen die ‘vooruit willen kijken’, een dominee die andere belangen dient. Het idee dat iemand op wil komen voor het goede, het rechtvaardige, gaat er bij veel Nederlanders niet in.
Maar hoe geloofwaardig is het als je geen rekenschap geeft van wat zich heeft afgespeeld? Het toeslagenschandaal, de gasboringen in Groningen, de wachtlijsten voor suïcidale jongeren in de GGZ, het herhaaldelijk aantoonbare racisme bij het politiekorps en het uitverkopen van de woningmarkt aan speculanten die daar geen belasting over betalen. Wie zulke opsommingen leest of schrijft, betrekt de gecreëerde puinhopen bijna altijd op de machthebbers die er verantwoordelijk voor zijn. Maar daarmee geven we onszelf impliciet een onterecht compliment: wij waren het niet, wij zijn onschuldig. Niets is minder waar.
Thermometer in de samenleving
De schijnheilige ontkenning van de vuige haat, het racisme, de uitsluiting van de eeuwige ‘ander’ onder het mom van ‘onze traditie en waarden’ is in de afgelopen dertien jaar uitgegroeid tot de grootste bron van ergernis van de samenleving. Dat velen al zo lang strijden tegen haat, sadisme en ontmenselijking, doet niks af aan het volgende: wij dragen als gehele bevolking wel degelijk verantwoordelijkheid voor wat er plaatsvindt in de politiek. Bestuurders zetten een tijdgeest om in daden.
Niet voor niets zei ex-minister Henk Kamp (VVD) over het toeslagenschandaal dat zijn ambtenaren hem vertelden dat in feitelijke percentages de fraude extreem laag was, maar dat dat volgens hem ‘niet overeenkwam met wat mensen in het land voelden’. Kortom: zijn onderbuikgevoelens waren niet alleen van hem, hij stak zijn thermometer in de samenleving en concludeerde dat velen de snoeiharde en genadeloze afstraffing van arme mensen niet alleen zouden gedogen, maar actief steunden. Doordat we problemen afschuiven op politieke poppetjes, gaan we voorbij aan onze eigen verantwoordelijkheid.
Dus voordat we vooruit kijken, zullen we eerst een blik in de spiegel moeten werpen. Laat dat nou net een eigenschap zijn die bij veel Nederlanders ontbreekt. Wij zien onszelf als rechtvaardig, direct maar eerlijk, goedhartig, nooit racistisch. Wij deugen, zelfs wanneer we ‘deuger’ als scheldwoord gebruiken om anderen te brandmerken. Dat zelfreflectie in de Nederlandse historie structureel ontbreekt, maakt dat wij telkens dezelfde fouten maken of toestaan, waardoor we nooit werkelijk op een ander spoor terechtkomen.
‘Ook mijn bestaanszekerheid’
Het verkiezingsbuzzwoord ‘bestaanszekerheid’ was daar een toonbeeld van, omdat het in eerste instantie klonk als een gemeenschappelijke waarde, nadat het collectieve welzijn en de publieke sfeer jarenlang is uitgehold. Een woord dat in schwung raakte door Pieter Omtzigt, door Nederland op het schild gehesen als verlosser na het toeslagenschandaal. Maar uit het partijprogramma van Omtzigts nieuwe partij NSC (binnengekomen met 20 zetels) blijkt dat bestaanszekerheid een voortzetting was van de status quo; ‘bestaanszekerheid voor mijzelf’. Het minimumloon mocht vooral niet te snel omhoog en er moest een migrantenquotum komen van 50 duizend, wat liet zien dat bestaanszekerheid er voor sommigen blijkbaar wel mag zijn en voor anderen absoluut niet. De term ‘bestaanszekerheid’ was voornamelijk bedoeld om Omtzigts intrinsiekere pleidooi voor transparant bestuur en een sterke macht en tegenmacht op te leuken.
Er waren vóór NSC al red flags: zo werd het nadrukkelijk etnische profileren in het rapport ‘Ongekend Onrecht’ over het toeslagenschandaal verbloemd en in het debat eromheen voelde je de angst van politici om expliciet te spreken van een racistische klopjacht. Kamerleden Renske Leijten en Pieter Omtzigt werden steevast gesprezen om hun strijd tegen deze onrechtvaardige tragedie, en de enige Nederlander met een migratieachtergrond die een even wezenlijk aandeel had, Farid Azarkan, werd bijna altijd vergeten.
Ondertussen konden kiezers over het hele spectrum zichzelf neerzetten als barmhartigen die bestaanszekerheid belangrijk vonden. Zelfs Wilders, de man die veroordeeld is voor ‘minder, minder, minder’ en die er geen geheim van maakt dat hij het bestaansrecht van velen ondermijnt en tegenwerkt, klonk tijdens de verkiezingen ineens als een zalvende blonde Gandhi, die mensen wilde verbinden en wilde opkomen voor bestaanszekerheid.
Wat niemand hardop zei: na dertien jaar VVD-beleid waren veel mensen misschien wel toe aan wat bestaanszekerheid, een vleugje socialisme, maar dan vooral het soort socialisme dat alleen opkomt voor een zeer exclusief groepje: etnisch of economisch afgekaderd. Nationaalsocialisme heet dat. En als je dat eenmaal inziet, kan het geen raadsel zijn dat de PVV de verkiezingen won: een partij die sociaaleconomisch links kopieert (meer in woord dan in daad trouwens) en op sociaal-cultureel vlak snoeihard rechts, racistisch en autocratieminnend is. Een combinatie die het erg goed doet in Europa (kijk bijvoorbeeld naar Italië), maar uiteindelijk vooral tragisch zal zijn voor Europa.
Lachend manifesteren
Hoe ziet de plaats delict eruit? Dit land. ‘Ons land!’ zoals Wilders steevast zegt, waarmee ‘ons’ vrij scherp is afgekaderd, impliciet maar glashelder. Nederland. Nou, laten we eerlijk zijn: het is geen vuilnisbelt. Op het oog ziet het er allemaal keurig uit. Redelijk goed onderhouden, comfortabel, in elk parkeervak een autootje, precies zoals Den Uyl het de arbeider beloofde in de jaren 70. Maar je moet beter kijken. Dan zie je dat er mensen tussen de struiken liggen, omdat de bankjes in dat aangeharkte park zijn opgedeeld in compartimenten met stalen leuningen, zodat een dakloze persoon er niet op kan slapen.
Op het Centraal Station van Amsterdam klinkt na middernacht de melodie van de Indische Waterlelies en Carnaval Festival, twee attracties uit het themapark van mijn jeugd: de Efteling. Zo vrolijk dat je van auditieve marteling kunt spreken en dat is de bedoeling: de vrolijkheid moet zich aan je opdringen, ogenschijnlijk vriendelijk, maar in de kern diep gewelddadig. Het nestelt zich in je oren, in je hart, in je ziel, in je lijf. Dit is een waanzinnig gaaf land, maar niet voor jou, je dacht misschien dat je vannacht een stille, overdekte plek had om te slapen, maar ook hier jagen we je weg.
De sporen van dertien jaar Rutte zijn nog niet weggeregend. Toch weer even naar die ouwe Den Uyl, hij zei in 1986 al: ‘Wij kijken niet meer om naar degenen die in het donker zijn.’ Tegenwoordig manifesteren we lachend alle ellende het donker in; we vegen op een gestroomlijnde, architectonisch minimalistische en vriendelijke manier al het lijden naar het donker toe, omdat iedereen weet dat daar niemand kijkt. En als het lijden naar het licht kruipt, omdat de ellende zich niet meer laat wegduwen, zoals bij het toeslagenschandaal, willen we zo snel mogelijk de bladzijde omslaan en vooruitkijken. Dan kiezen we een modewoord zoals ‘bestaanszekerheid’ of ‘nieuwe bestuurscultuur’, wassen we onze handen in die vermoorde onschuld en loopt het collectieve zelfbeeld weer volkomen asynchroon met de realiteit. We zeggen: ‘Dit is niet wie wij zijn’, maar dit is wel wie we zijn.
Een plek aan de tafel
In de laatste jaren is een breed gedragen chagrijn zichtbaar geworden over de uitholling van de publieke sfeer en het ondermijnen van het collectieve welzijn. Op de golven van covid groeide dit sentiment over de hele linie van het politieke spectrum. De losse omgang van Rutte met de waarheid: verdwenen memo’s en sms’jes, en een gebrek aan ‘actieve herinneringen’ op sleutelmomenten, droegen bij aan het gevoel dat de samenleving fundamenteel oneerlijk was. Extreemrechts groeide die jaren fors, evenals het groteske en verbeten verzet tegen een nieuwe, veelkleurige generatie die onbevreesd de normen bevraagt.
De emancipatiestrijd van de voorheen stemlozen, die zich niet langer laten paaien met een aai over de bol van linkse white saviours. Een generatie die zich evenmin laat verleiden om als een clowntje door een hoepel te springen, op weg naar schijnacceptatie en ‘een plek aan de tafel’. Zoals kunstenaar Quinsy Gario treffend zei toen ik hem voor mijn podcast sprak over het mediacircus rond de nationale excuses voor de slavernij: ‘Ik hoef helemaal geen plek aan de tafel, ik vind die tafel niet interessant.’ Een nieuwe generatie is begonnen eigen tafels te bouwen. En omdat we juist wegbewogen van de repetitieve en doodvermoeiende cultural wars van de jaren na 9/11 en Nederlanders zagen dat een premier die zoveel liegt niet goed is voor het collectieve welzijn, kon je stiekem gaan dromen van een keerpunt, een omslag.
Maar ik vergat iets. De aversie tegen Ruttes karakter zei niets over de afkeer van zijn beleid. Het tijdperk van de persoonlijkheidscultus was niet ten einde, veel mensen waren slechts verveeld geraakt door het type mens in het Torentje. Wanneer men sprak over bestaanszekerheid of ongelijkheid, dachten velen niet aan een fundamentele koerswijzing, maar aan een sollicitatieprocedure voor een ander type premier. Iemand die net wat minder vaak liegt en niet zo buigzaam is met de principes. Uit die wens sprak de blinde overtuiging dat alle ellende een vergissing was in plaats van moedwillig sadistisch beleid.
Dure plicht
Komend jaar zullen we collectief moeten bouwen aan een brede linkse, progressieve beweging die tegenwicht biedt aan extreemrechts als grootste politieke stroming. We moeten niet langer racisten naar de mond praten in de hoop dat ze ‘milder’ worden. We vullen de bestaanszekerheid niet in als holle frase, maar in de geest van Martin Luther King. We volgen zijn spreuk: ‘Ik kan nooit zijn wat ik zou moeten zijn, totdat jij bent wat je zou moeten zijn’, die gepaard gaat met de dure plicht om de onvrijheid en onderdrukking van elk mens ferm tegen te gaan.
En die term ‘vrijheid’ kapen we terug. Vrijheid is niet een PVV-meeuw die op je kop schijt. Wie wezenlijke bestaanszekerheid nastreeft, kijkt nooit weg wanneer het decennialang onderdrukte Palestijnse volk op een smalle strook wordt platgebombardeerd onder het mom van zelfverdediging, en staat tegelijkertijd luid en duidelijk op tegen oplaaiend antisemitisme. Wie bestaanszekerheid zegt, kan niet tegelijkertijd geniepig uit zijn op het uithollen van transrechten, vrouwenrechten en civil rights. Wie bestaanszekerheid nastreeft, stelt morele ondergrenzen én zoekt bondgenoten, wellicht met een net ander ideologisch kader, maar voor wie de fundamentele bestaanszekerheid van elk mens evengoed niet onderhandelbaar is.
In een samenleving die de spiegel steevast mijdt, moeten we een brede beweging bouwen tegen mensen die het vertikken om af te stappen van het giftige geloof dat je anderen moet vertrappen om zeker te zijn van je eigen bestaan. Eenvoudig zal het niet worden. Het gaat niet om een nieuw poppetje of een volgend modewoord. Het gaat om door de modder ploegen, stap voor stap, elkaar de waarheid vertellen, maar elkaar tegelijkertijd vasthouden, ook de imperfecte vrienden, omdat we alleen dan een vuist kunnen maken tegen de mensen die niet willen leren van de fouten die zijn gemaakt. Wie de duistere sentimenten en daden wil doorbreken, mag nooit vergeten om te kijken naar hen in het donker.
Verder lezen?
Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?
Word abonnee
- Digitaal + magazine — € 8,00 / maand
- Alleen digitaal — € 6,00 / maand