Politici spraken schande van de vreedzame sit-in van pro-Palestina-demonstranten in de ontvangsthal van de Tweede Kamer, afgelopen dinsdag. Kamervoorzitter Bosma (PVV) vond die ‘intens verwerpelijk’, CU-partijleider Mirjam Bikker zei dat het huis van de democratie was ‘gekaapt’. De demonstranten zouden ook ‘antisemitische leuzen’ hebben geroepen (‘From the river…’), ook al denken het OM en de rechter daar anders over.
Vanuit het merendeel van het parlement klonk geen greintje begrip van het demonstratierecht of de bredere Palestijnse zaak. Stephan van Baarle (DENK) wees wel op het feit dat de leuzen niet strafbaar zijn, en Esther Ouwehand (PvdD) waarschuwde ook voor het vals beschuldigen van demonstranten van antisemitisme. De rest van de Kamer was unaniem in de veroordeling. En dat is een direct gevaar voor het demonstratierecht en de vrije meningsuiting.
Demonstraties zijn fundamenteel voor democratie
De demonstratie is het politieke middel bij uitstek voor mensen en groepen die hun stem niet op een andere manier kunnen laten horen. Werkgeversorganisaties hebben hun lobbyisten, bedrijven als Shell plaatsen paginagrote, misleidende greenwashing-advertenties in landelijke kranten, en ondernemers mogen bij Op1 de stijging van het minimumloon afschilderen als een groot kwaad. Demonstraties zijn daarentegen het middel voor mensen die weinig anders hebben naast hun lichaam en stem om een punt te maken.
Juist de bescherming van dit grondrecht is voor een functionerende democratie van fundamenteel belang, als tegenhanger van de belangen die zich wél institutioneel laten vertegenwoordigen. Zeker bij ‘institutionele consensus’, waarbij de meeste invloedrijke organen het met elkaar eens zijn, moet er ruimte zijn voor tegenwicht door demonstrerende burgers. Een voorbeeld is de roep om strenger klimaatbeleid: Shell-bestuurders hoeven niet bang te zijn dat hun belangen niet worden gehoord, dus als klimaatdemonstranten worden aangepakt, blijft alleen de boodschap van Shell over.
Daarom is het demonstratierecht zo sterk verankerd in zowel de Grondwet als in internationaal recht, dat duidelijke kaders biedt voor demonstratierecht en de vrijheid van meningsuiting. Zo heeft het Europees hof voor de rechten van de mens bepaald dat júist meningsuitingen die choqueren, aanstoot geven en verontrusten, beschermd worden onder internationaal recht.
De Nederlandse Wet openbare manifestaties (WOM) is in dit geval helder: burgemeesters mogen demonstraties beperken, maar alleen voor de bescherming van de volksgezondheid, het verkeer, of ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden. Bovendien moet die beperking noodzakelijk zijn om dat legitieme doel te behalen (noodzakelijkheid), moet die in verhouding staan met het doel (proportionaliteit) en moet voor het minst ingrijpend middel worden gekozen (subsidiariteit).
Rechters kunnen achteraf toetsen of burgemeesters bij het opbreken van een demonstratie goed hebben gehandeld. Zo bepaalde het Europees hof voor de rechten van de mens recent dat een groot politieoptreden in 2011 tegen een krakersdemonstratie mensenrechten had geschonden, ook al had de burgemeester de demonstratie wettelijk verboden. De burgemeester had simpelweg niet de goede afweging gemaakt, vond het hof.
Juist in de Statenpassage
Over deze juridische basis van het demonstratierecht hadden de politici, die dinsdag schande spraken van de sit-in, nauwelijks. Was er echt sprake van wanordelijkheid, door nog geen 25 demonstranten die niets blokkeerden? Was de inperking van het demonstratierecht proportioneel met het voorkomen van wanordelijkheid? Waren er geen minder ingrijpende oplossingen denkbaar dan verwijdering, aangifte en een pandverbod?
Een veelgehoord tegenargument is dat demonstreren in de Statenpassage van de Tweede Kamer simpelweg verboden is, maar dat is een hardnekkige mythe. Omdat het om een grondrecht gaat, zou zo’n verbod bij wet bepaald moeten zijn, maar voor de Statenpassage en het gebouw van de Tweede Kamer bestaan geen bijzondere wettelijke bepalingen, zoals die bijvoorbeeld wel bestaan voor ambassades en het Internationaal Gerechtshof.
Natuurlijk is het feit dat het om een parlementsgebouw gaat relevant, maar het is slechts één gezichtspunt in het juridisch kader. Daarbij is ook belangrijk dat juist overheidsgebouwen het doelwit moeten kunnen zijn van demonstraties. Daar heeft demonstreren immers effect. Die juridische complexiteit bleef echter geheel onbenoemd in de parlementaire klaagsessie.
Andere pro-Palestijnse demonstraties
Hetzelfde geldt voor de demonstraties en sit-ins op stations die nu met regelmaat door het hele land worden georganiseerd. Juridisch is zo’n sit-in een vrij eenvoudige zaak: stations zijn publieke ruimtes, en daarom kan er in stations een demonstratie worden georganiseerd. Zolang de demonstranten niets blokkeren en geen ongepaste leuzen gebruiken, is er niet snel sprake van wanordelijkheid. Toch konden meerdere politici, zoals SGP-leider Chris Stoffer en VVD-gemeenteraadslid in Amsterdam Claire Martens, het de afgelopen maanden niet laten om zich ook tegen déze demonstraties te verzetten, opdat reizigers niet met pro-Palestijnse geluiden geconfronteerd zouden worden.Terwijl voorbijgangers confronteren juist het doel van veel demonstraties is.
De reacties van politici op demonstraties tegen de dreigende genocide in Gaza zijn schoolvoorbeelden van hoe de positie van het demonstratierecht aan de institutionele consensus kan knagen. De consensus onder partijen die de afgelopen jaren regeerden is namelijk dat Israël koste wat het kost gesteund moet worden. Dit verhoudt zich steeds slechter met de werkelijkheid dat tienduizenden Palestijnen in hoog tempo slachtoffer worden van Israëlische oorlogsmisdaden, nu ook erkend door de VN en zowel nationale als internationale rechtspraak. Zelfs nu er al maanden elke week wordt gedemonstreerd, en zelfs nu de rechter de Staat verboden heeft F-35-onderdelen te exporteren, blijft de politieke consensus onveranderd: Israël zal gesteund worden.
Het demonstratierecht is bedoeld om burgers de kans te geven dit soort misstanden aan te kaarten, maar juist de institutionele consensus toont hoe zwak dat recht is. Dat blijkt wel uit het gemak waarmee de parlementaire meerderheid de ogen sluit voor het fundamentele belang van grondrechten. Zelfs een partij als GL-PvdA is doodsbang de rechten van Palestijnen te verdedigen: partijleider Timmermans stelde dinsdag dat ‘demonstraties zijn toegestaan, maar buiten’. Voor hem is dit strategisch wegkijken: hij kan zo meespelen met de andere partijen, en zorgt ook dat hij minder bekritiseerd wordt voor de pro-Israëlische standpunten van zijn partij.
Ontmenselijking
Deze consensus van het grootste deel van de Nederlandse politiek, versterkt door het strategisch zwijgen van politici als Timmermans, maakt het debat surrealistisch giftig. Na de sit-in op 5 maart sprak Sophie Hermans van ‘pure jodenhaat’. Pro-Palestinademonstranten worden, mede door Israël, al langer gelijkgesteld met Hamas, en Geert Wilders sprak over ‘leftish antisemitic scum’. Zo kan het gebeuren dat demonstranten tegen een daadwerkelijke etnische zuivering worden weggezet als genocidaal, vanwege een puur denkbeeldige zuivering die alleen bestaat in de hoofden van politici. Geloven ze het echt? Het komt ze in ieder geval heel goed uit om het gezamenlijk zo te framen.
Door pro-Palestina-demonstraties, en demonstraties in het algemeen, als inherent gevaarlijk neer te zetten en zelfs af te schilderen als ondemocratisch, kleden politici het demonstratierecht uit. Dat leidt weer tot meer vijandigheid van gemeenten en politie, zoals op 1 februari, toen agenten een sit-in op Den Haag Centraal met geweld uiteensloegen (wat niet tot politieke ophef leidde). Als demonstranten hun boodschap steeds minder kunnen verspreiden, kunnen mythes meer wortelen, zoals het idee dat pro-Palestijnse demonstranten antisemitisch zouden zijn. Het hardhandig aanpakken van vreedzame demonstranten schept ten slotte een precedent, dat het makkelijker maakt om ze in de toekomst nog harder aan te pakken.
Dit proces is het gevolg van jarenlange ontmenselijken van moslims, die weggezet worden als terroristen, van demoniseren van vluchtelingen, en van anti-Arabisch racisme dat het makkelijk maakt de kant van de westerse bondgenoot Israël te kiezen, zelfs als Israël wordt beschuldigd van oorlogsmisdaden en etnische zuivering. Met andere woorden: juist de mensen die al jaren institutioneel zijn uitgeknepen (moslims, vluchtelingen), verliezen langzaam het laatste middel waarmee ze zich kunnen uiten, en dat geldt ook voor anderen die voor hen opkomen. En als die mensen hun stem niet eens meer kunnen laten horen, zal het alleen maar makkelijker worden hen verder uit te knijpen.
Verder lezen?
Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?
Word abonnee
- Digitaal + magazine — € 8,00 / maand
- Alleen digitaal — € 6,00 / maand