Kinderarbeid in de kledingindustrie: hoe vaak komt het voor?

Van de katoenvelden in Oezbekistan tot de kledingfabrieken in India. Hoe groot is de kans dat jouw kleding is gemaakt door kinderhanden?  

Dit artikel krijg je cadeau van OneWorld. Word abonnee
Moe Moe is 12 jaar als ze begint te werken in een kledingfabriek. Twaalf uur per dag, zes dagen in de week, voor nog geen 40 dollar per maand. Ze heeft vier broers en zussen; een van hen werkt ook in een kledingfabriek. Samen met het inkomen van hun vader verdienen ze genoeg om rond te komen. Moe Moe’s droom is om profvoetballer te worden.*

Moe Moe, is niet de enige die, dag in dag uit, in een textielfabriek werkt. De kledingindustrie is een van de risicosectoren als het aankomt op kinderarbeid. Om hoeveel kinderen het precies gaat, is niet bekend. Cijfers ontbreken, maar schattingen lopen in de miljoenen.

Definitie van kinderarbeid

Het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind bepaalt dat al het werk dat door kinderen jonger dan 15 jaar wordt gedaan – en alle gevaarlijk werk van kinderen onder de 18 jaar – illegaal is.  

Geen toezicht

Hoe groot de kans op kinderarbeid is, verschilt per land en per schakel in de productieketen. Zo zijn India, China, Oezbekistan, Bangladesh, Egypte, Thailand en Pakistan berucht. Ook geldt: hoe dieper je de keten ingaat, hoe groter de kans dat je er minderjarige meiden en jongens aantreft. 

In de grote fabrieken die rechtstreeks leveren aan internationale kledingbedrijven, komt kinderarbeid nog maar zelden voor. Op dat vlak is er veel verbeterd, stelt Stop Kinderarbeid, een organisatie die zich inzet om kinderarbeid tegen te gaan.  Het risico zit hem vooral in de situatie waarin fabrikanten orders uitbesteden naar kleinere fabrieken en werkplaatsen, waar weinig tot geen controles plaatsvinden.

India is een van de grootste risicolanden, weet Diewertje Heyl van de Landelijke India Werkgroep (LIW), een organisatie die al jaren onderzoek doet naar kinderarbeid in het land. In 2012 bracht de Werkgroep samen met SOMO (Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen) een omvangrijk rapport naar buiten over fabrieken in India waar grote ketens als C&A en H&M hun kleren lieten maken: de overgrote meerderheid van de werknemers die daar achter de naaimachines zaten, bleek jonger dan 18 jaar te zijn. 

Het verhaal van jonge meiden in de Indiase kledingindustrie

Meer recent, in 2016, bracht de LIW een onderzoek naar buiten gericht op Zuid-Indiase spinnerijen. Het grootste deel van de meisjes dat in een van de 743 onderzochte spinnerijen in de deelstaat Tamil Nadu werkte, bleek tussen de 14 en 18 jaar oud. Tien tot twintig procent was zelfs jonger dan 14 jaar. Het kan goed zijn dat van deze garens kleding is gemaakt, die later bij ons in de winkels zijn verkocht. De spinnerijen leverden namelijk garens aan Indiase, Bengaalse en Chinese kledingfabrieken die produceren voor de westerse markt.

In India neemt het risico op kinderarbeid in dit deel van de keten juist toe

En hoewel kinderarbeid in de eerste schakel van de keten – de kledingfabrieken – in het algemeen steeds minder voorkomt, is in India een andere tendens te zien. Daar neemt het risico op kinderarbeid in dit deel van de keten juist toe. “De laatste jaren migreren steeds meer jonge vrouwen vanuit het armere noord-westen naar het meer welvarende zuiden van het land, Bangalore en Tamil Nadu, om daar in kledingfabrieken en spinnerijen te gaan werken”, vertelt Heyl. “Ze worden door fabrieken zelf gerekruteerd in het noorden, omdat er een tekort is aan arbeidskrachten in het zuiden, ze vaak ook bereid zijn om voor lagere lonen en in minder goede omstandigheden te werken. Ze weten minder vaak wat hun rechten zijn. En mensen uit Bangalore weten hoe vreselijk de omstandigheden kunnen zijn in de industrie, dus die willen daar zelf niet meer werken.”

ID-vervalsing

Groeiende bezorgdheid is er ook rondom Myanmar, dat nu in opkomst is als kledingproducerend land. Begin 2017 presenteerde SOMO een rapport waarin zij onder meer constateerde dat ‘kinderarbeid geen uitzondering was’.  Bij alle twaalf de bezochte fabrieken in Myanmar werden arbeiders geïnterviewd die jonger dan 18 waren toen ze begonnen met werken. De onderzoekers kregen sterk de indruk dat er meisjes bij zaten die jonger waren dan 13. Bewijs hiervoor is lastig, aangezien identiteitsbewijzen worden vervalst en veel arbeiders niet eens identiteitsdocumenten hebben.  

Margreet Vrieling van Fair Wear Foundation (FWF) herkent dit probleem. Sinds 2016 zijn zij als organisatie actief in Myanmar, waar ze lokaal een team hebben opgebouwd om onder meer inspecties uit te voeren en trainingen te geven. Tijdens een van die inspecties stuitte het auditteam van FWF op Moe Moe. Vrieling: “De minderjarigen was verteld dat ze zich moesten verstoppen voordat de inspecteurs binnenkwamen.” Tijdens interviews met de managers kreeg het team echter aanwijzingen dat er iets niet pluis was. “In een ruimte achter een deur bleken een aantal kinderen te zitten, onder wie Moe Moe.” 

In een ruimte achter een deur bleken een aantal kinderen te zitten, onder wie Moe Moe

Toen FWF haar ontdekte was ze in eerste instantie angstig. Maar toen ze haar uitlegden dat ze een beroepsopleiding zou krijgen en een vergoeding tot ze 16 jaar was, de leeftijd waarop het toegestaan is om te werken, was ze opgelucht.

“Onze eerste zorg is altijd dat de kinderen er uiteindelijk beter vanaf moeten komen. We moeten voorkomen dat ze een dag na zo’n inspectie ineens weg zijn. Dan komen ze misschien ergens terecht waar de situatie nog slechter is”, vertelt Vrieling. Volgens haar is het cruciaal om draagvlak te creëren vanuit het gezin zelf. “Door uit te leggen dat ze inkomenscompensatie krijgen van ons, en gratis onderwijs of een opleiding totdat ze oud genoeg zijn.” 

Wat nog weleens voorkomt, is dat kledingmerken van schrik hun orders direct opzeggen als ze het idee krijgen dat er sprake is van kinderarbeid. Vrieling: “Het is logisch dat bedrijven bang zijn om imagoschade op te lopen, maar dit is niet de oplossing. Je moet met een fabrikant in gesprek, en zorgen dat de minderjarigen worden opgevangen.” 

Syrische vluchtelingen in de fabriek

Dan Turkije. Nog een land waar de kans op kinderarbeid in kledingfabrieken is toegenomen. Sinds het begin van de burgeroorlog in Syrië, en met name door de EU-Turkije-deal, zitten naar schatting zo’n drie miljoen Syrische vluchtelingen vast in het land. Een deel van hen – de schattingen lopen uiteen van 250.000 tot 400.000 – is werkzaam in Turkse kledingfabrieken. Het BBC-onderzoeksprogramma Panorama toonde in 2016 aan dat ook kinderen van Syrische vluchtelingen kleding in elkaar naaiden voor grote internationale bedrijven. 

Wat de situatie zo lastig maakt, is de kwetsbaarheid van deze groep en de opstelling van de Turkse regering, vertelde Phil Bloomer, uitvoerend directeur van het BHRRC, destijds tegen OneWorld. Zo verstrekt Turkije mondjesmaat werkvergunningen, waardoor velen in de illegaliteit belanden. ‘De Syriërs zijn wanhopig op zoek naar werk: geen inkomen betekent geen eten’, aldus Bloomer. 

“De uitbuiting zit in ieders kledingkast”

Recent onderzoek van de Fair Labour Association (FLA) en de Development Workshop Cooperative, wijst uit dat op de katoenplantages in de provincie Şanlıurfa, in het zuidoosten van Turkije, ook Syrische vluchtelingenkinderen en Turkse kinderen werkzaam zijn. Sommigen van deze aangetroffen kinderen waren nog geen 8 (!) jaar oud. Het onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van het Nederlands kledingconvenant, waarbij specifiek werd gekeken of er sprake was van kinderarbeid in de keten van Nederlandse bedrijven. De onderzoekers concludeerden echter dat het niet te achterhalen was. Oftewel: garantie dat de kleding die je hier in de winkels koopt níet door kinderen is gemaakt, is er niet.

Datzelfde probleem speelt zich ook af in Oezbekistan, waar zelfs sprake is van gedwongen arbeid door de overheid. Twee maanden in het jaar, wanneer de katoen geoogst moet worden, dwingt zij 1,5 tot 2 miljoen schoolkinderen van nog geen 9 jaar katoenbollen te plukken in plaats van naar school te gaan. Veel modemerken zeggen daarom geen katoen uit Oezbekistan te gebruiken voor het maken van hun kleren, maar garantie dat het niet gebeurt is er niet. 

Katoenzaden

En als we nog dieper de keten ingaan, naar de katoenzadenteelt, dan komen we alleen maar meer kinderen tegen. In 2007 bleek dat meer dan 400.000 kinderen onder de 18 jaar op katoenzadenboerderijen werkten in vier staten in India. Meer dan de helft van hen was nog eens jonger dan 14. En de boerderijen bij elkaar waren goed voor 90 procent van de totale katoenzaadproductie in India. 

Door inzet van lokale en internationale organisaties zoals de ILO en Unicef, de Indiase overheid en bedrijven, werd het aantal kinderen dat werkzaam was in de zadenteelt iets teruggedrongen. In 2010 werkten er zo’n 381.500 – nog steeds een fors aantal. 

Maar ook aan die vooruitgang is inmiddels een eind gekomen. In 2015 deed de Indiase onderzoeker Davuluri Venkateswarlu een schokkende conclusie: bijna een half miljoen kinderen, waarvan 200.000 jonger dan 14 jaar, bleken werkzaam te zijn in de landelijke katoenzaadteelt. Daarmee was het aantal met 100.000 toegenomen sinds het vorige onderzoek in 2010. De zaden werden onder meer geleverd aan Monsanto en Bayer. 

Het taboe moet eraf

De strijd tegen kinderarbeid is dus nog lang niet gestreden. Volgens Vrieling is het dan ook heel belangrijk dat het gesprek hierover wordt aangegaan. “Er heerst een enorm taboe op het onderwerp, maar dat het voorkomt is duidelijk. Het wordt tijd dat merken dat gaan erkennen, en de vraag stellen: hoe gaan we dit aanpakken?” 

Hoe gaat het nu met Moe Moe? Zij heeft een computercursus van negen maanden gevolgd bij een trainingscentrum, waar ze onder meer Microsoft Office-vaardigheden kreeg geleerd. Het liefst zou ze een computer-gerelateerde baan binden, maar die zijn er niet bij haar in de buurt. Toen ze in mei 2017 16 jaar werd is ze daarom weer teruggegaan naar de kledingfabriek waar ze daarvoor werkte. Ze krijgt nu zo’n 140 dollar per maand. Maar of ze er lang blijft werken, betwijfelt ze. ‘Ik denk niet dat ik dit fabriekswerk nog vele jaren ga doen, omdat ik voel dat ik van’ s morgens vroeg tot ’s avonds laat in een kamer opgesloten zit.’ 

*Het verhaal van Moe Moe komt uit een rapport van Fair Wear Foundation. De organisatie sprak met verschillende kinderen die werkzaam zijn in de kledingindustrie. Het rapport met de interviews wordt binnenkort gepubliceerd. 

Ik wil dat OneWorld blijft bestaan

AbonneerDoneer

Verder lezen?

Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?

Word abonnee

  • Digitaal + magazine  —   8,00 / maand
  • Alleen digitaal  —   6,00 / maand
Heb je een waardebon? Klik hier om je code in te vullen

Factuurgegevens

Je bestelling

Product
Aantal
Totaal
Subtotaal in winkelwagen  0,00
Besteltotaal  0,00
  •  0,00 iDit is het bedrag dat automatisch van je rekening wordt afgeschreven.

Lees je bewust met OneWorld en draag bij aan een rechtvaardige wereld.

Dat kan al vanaf 6 euro per maand

Ontvang onze beste verhalen in je mailbox

Volg ons