Moe Moe, is niet de enige die, dag in dag uit, in een textielfabriek werkt. De kledingindustrie is een van de risicosectoren als het aankomt op kinderarbeid. Om hoeveel kinderen het precies gaat, is niet bekend. Cijfers ontbreken, maar schattingen lopen in de miljoenen.
Het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind bepaalt dat al het werk dat door kinderen jonger dan 15 jaar wordt gedaan – en alle gevaarlijk werk van kinderen onder de 18 jaar – illegaal is.
Geen toezicht
In de grote fabrieken die rechtstreeks leveren aan internationale kledingbedrijven, komt kinderarbeid nog maar zelden voor. Op dat vlak is er veel verbeterd, stelt Stop Kinderarbeid, een organisatie die zich inzet om kinderarbeid tegen te gaan. Het risico zit hem vooral in de situatie waarin fabrikanten orders uitbesteden naar kleinere fabrieken en werkplaatsen, waar weinig tot geen controles plaatsvinden.
“In India neemt het risico op kinderarbeid in dit deel van de keten juist toe
ID-vervalsing
Margreet Vrieling van Fair Wear Foundation (FWF) herkent dit probleem. Sinds 2016 zijn zij als organisatie actief in Myanmar, waar ze lokaal een team hebben opgebouwd om onder meer inspecties uit te voeren en trainingen te geven. Tijdens een van die inspecties stuitte het auditteam van FWF op Moe Moe. Vrieling: “De minderjarigen was verteld dat ze zich moesten verstoppen voordat de inspecteurs binnenkwamen.” Tijdens interviews met de managers kreeg het team echter aanwijzingen dat er iets niet pluis was. “In een ruimte achter een deur bleken een aantal kinderen te zitten, onder wie Moe Moe.”
“In een ruimte achter een deur bleken een aantal kinderen te zitten, onder wie Moe Moe
“Onze eerste zorg is altijd dat de kinderen er uiteindelijk beter vanaf moeten komen. We moeten voorkomen dat ze een dag na zo’n inspectie ineens weg zijn. Dan komen ze misschien ergens terecht waar de situatie nog slechter is”, vertelt Vrieling. Volgens haar is het cruciaal om draagvlak te creëren vanuit het gezin zelf. “Door uit te leggen dat ze inkomenscompensatie krijgen van ons, en gratis onderwijs of een opleiding totdat ze oud genoeg zijn.”
Wat nog weleens voorkomt, is dat kledingmerken van schrik hun orders direct opzeggen als ze het idee krijgen dat er sprake is van kinderarbeid. Vrieling: “Het is logisch dat bedrijven bang zijn om imagoschade op te lopen, maar dit is niet de oplossing. Je moet met een fabrikant in gesprek, en zorgen dat de minderjarigen worden opgevangen.”
Syrische vluchtelingen in de fabriek
Wat de situatie zo lastig maakt, is de kwetsbaarheid van deze groep en de opstelling van de Turkse regering, vertelde Phil Bloomer, uitvoerend directeur van het BHRRC, destijds tegen OneWorld. Zo verstrekt Turkije mondjesmaat werkvergunningen, waardoor velen in de illegaliteit belanden. ‘De Syriërs zijn wanhopig op zoek naar werk: geen inkomen betekent geen eten’, aldus Bloomer.
Datzelfde probleem speelt zich ook af in Oezbekistan, waar zelfs sprake is van gedwongen arbeid door de overheid. Twee maanden in het jaar, wanneer de katoen geoogst moet worden, dwingt zij 1,5 tot 2 miljoen schoolkinderen van nog geen 9 jaar katoenbollen te plukken in plaats van naar school te gaan. Veel modemerken zeggen daarom geen katoen uit Oezbekistan te gebruiken voor het maken van hun kleren, maar garantie dat het niet gebeurt is er niet.
Katoenzaden
Door inzet van lokale en internationale organisaties zoals de ILO en Unicef, de Indiase overheid en bedrijven, werd het aantal kinderen dat werkzaam was in de zadenteelt iets teruggedrongen. In 2010 werkten er zo’n 381.500 – nog steeds een fors aantal.
Maar ook aan die vooruitgang is inmiddels een eind gekomen. In 2015 deed de Indiase onderzoeker Davuluri Venkateswarlu een schokkende conclusie: bijna een half miljoen kinderen, waarvan 200.000 jonger dan 14 jaar, bleken werkzaam te zijn in de landelijke katoenzaadteelt. Daarmee was het aantal met 100.000 toegenomen sinds het vorige onderzoek in 2010. De zaden werden onder meer geleverd aan Monsanto en Bayer.
Het taboe moet eraf
Hoe gaat het nu met Moe Moe? Zij heeft een computercursus van negen maanden gevolgd bij een trainingscentrum, waar ze onder meer Microsoft Office-vaardigheden kreeg geleerd. Het liefst zou ze een computer-gerelateerde baan binden, maar die zijn er niet bij haar in de buurt. Toen ze in mei 2017 16 jaar werd is ze daarom weer teruggegaan naar de kledingfabriek waar ze daarvoor werkte. Ze krijgt nu zo’n 140 dollar per maand. Maar of ze er lang blijft werken, betwijfelt ze. ‘Ik denk niet dat ik dit fabriekswerk nog vele jaren ga doen, omdat ik voel dat ik van’ s morgens vroeg tot ’s avonds laat in een kamer opgesloten zit.’
*Het verhaal van Moe Moe komt uit een rapport van Fair Wear Foundation. De organisatie sprak met verschillende kinderen die werkzaam zijn in de kledingindustrie. Het rapport met de interviews wordt binnenkort gepubliceerd.
Verder lezen?
Rechtvaardige journalistiek verdient een rechtvaardige prijs.
Maak jij OneWorld mogelijk?
Word abonnee
- Digitaal + magazine — € 8,00 / maand
- Alleen digitaal — € 6,00 / maand